Fanny Flapuit zegt: 846 VRIJDAG 10 JANUARI 1930 No. 43 „U wilt u dus niet ziek melden?" „Ik dank u neen, directeur!" „Goed Moet op den brief van mevrouw Deloria een antwoord worden gestuurd „Dat verzoek ik u." „Dicteer dus In het schrijven, dat hij den klerk dicteerde, verzocht de gevangene aan den beheerder van zijn vermogen, nogmaals door de Rijksbank aan Elze Lobener een som te doen uitbetalen, maar onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat deze som uitslui tend ter beschikking van de ontvangster zou blijven en daarvan geen betalingen aan den bewusten schuldeischer gedaan mochten worden. Alle even- tueele eischen van hem moesten onvoorwaardelijk geweigerd worden en mevrouw Deloria kon het gerust op een aanklacht laten aankomen. De brief werd den gevangene nog eens voorgele zen en terwijl hij zijn arm door de spijlen stak, zei te hij met flinke letters den naam Malinowski daar onder. „Nu hebben wij hier een tweede zaak," ging de directeur voort. „Een zekere Frans Krauze, graan handelaar in Brcslau, eischt in een aan den advo caat Herms gericht schrijven van u vergoeding voor de schade, die hij door gemeenschappelijk gedane grondspeculaties beweert te hebben geleden. Het gaat daarbij over een sotn van vijfenzeventigdui zend Mark. Ik zal u het schrijven van Krauze voorlezen." Gedurende deze voorlezing geraakte de gevange ne hoe langer hoe meer in een hevige opwinding. Zijn vale wangen werden met een gloeienden blos overgoten en hij beefde over zijn geheele lichaam. Toen de directeur vroeg „Wat hebt u hierop te zeggen vergat hij zich zoo ver, dat hij op een heftigen toon, die hier streng verboden was, antwoordde„Neen, ik erken dezen eisch niet nooit en nimmerHet is een onbeschaamdheid een schurkenstreek." Maar met een luide stem viel de ambtenaar hem in de rede „Bedwing u, en vergeet niet, waar u zich bevindt. U moet hier kalm en bescheiden optreden, als u voor ernstige straffen gespaard wilt blijven. U wilt dus het rechtmatige van den zooeven aange- voerden eisch bestrijden „Ja, directeur, ik bestrijd dat onder alle omstan digheden. Ik kan mij toch niet schaamteloos laten uitplunderen, alleen omdat ik het ongeluk heb, in het tuchthuis te zitten." „Daarvan is geen sprake. De rechtbank heeft u immers een beheerder over uw vermogen terug gegeven, om u daartegen te beschermen. Is het dan waar, dat u met dien Krauze zulke zaken hebt gedaan De gevangene aarzelde even met zijn antwoord toen hij zeide„Ja, het is waar. Maar hij heeft desondanks niets van mij te vorderen. Men moet hem schrijven, dat hij niets meer van mij zal ont vangen niets „U laat het dus aan hem over, om die beweerde aanspraken in een proces te doen gelden „Ja, directeur!" „Zeer goed Schrijf dat op, mijnheer Gesner! Maar is deze graanhandelaar Krauze misschien dezelfde, die u onlangs heeft bezocht „Het is dezelfde, directeur! Mag ik nog iets zeggen „Spreek maarl" „Ik verzoek u zeer dringend, mij niet meer in de spreekkamer te laten brengen, maar de inenschen, die mij willen zien, zonder onderscheid weg te sturen." „Welke redenen hebt u voor zoo'n verzoek „Het strenge vonnis, dat ik moet ondergaan, drukt mij geestelijk zoozeer terneer, dat het mij vreeselijke kwellingen bezorgt, tegen mijn zin menschen te moeten aantreffen, wier bezoek slechts uit nieuwsgierigheid of uit lage beweegredenen voortkomt. En uit ware belangstelling komt er niemand ik verzoek u, directeur, dat te gcloo- ven niemandIk heb noch bloedverwanten noch vrienden in de wereld achtergelaten, bij wie ik zulke belangstelling zou kunnen vermoeden." „Dat wil ik wel gelooven, en omdat u er waarlijk slecht uitziet, zal aan uw verzoek zooveel mogelijk voldaan worden. Maar als iemand zich ambtshalve aanmeldt, dan moet ik u natuurlijk laten voorge leiden, onverschillig, of het u aangenaam is of niet, om den betreffenden persoon te zien. Hebt u den brief aan den advocaat geschreven, mijnheer Gesner De klerk gaf een bevestigend antwoord, en voor lezing zoowel als onderteekening volgden op een zelfde wijze als bij het eerste schrijven. Zoowel de directeur als de klerk zetten toen als bevestiging van Malinowski's onderteekening eveneens hun namen daarnaast, en de eerste drukte op den knop van de bel, om den binnenkomenden bewaker te bevelen „Nummer 19 terug naar de cel." Tusschen de twee opzichters liep Malinowski weer de trap op naar de tweede verdieping. Hij was slechts gedurende de eerste weken van zijn gevangenschap in een der gemeenschappelijke slaapzalen ondergebracht. Toen had men hem op zijn verzoek een afzonderlijke cel aangewezen. Terwijl hij zich met beide handen aan den muur vasthield, bleef de gevangene plotseling staan, omdat een nieuwe, vreeselijke hoestbui zijn ziek lichaam schokte. Een golf bloed stroomde uit zijn mond en de ongelukkige viel neer. Medelijdend brachten de bewakers hem naar de ziekenzaal. Hei inkomen nan 'n man pius mal hij aan schul den heeft is mal de kleeren nan /.ijn oroum kosten. XX Kent u dit medaljon, mijnheer Krauze?" De graanhandelaar, die op 'n zeer dringend verzoek van den hoofdcommissaris op het politie bureau was gekomen, naderde de schrijftafel van den heer Untwist, en er kwam een kreet van ver bazing over zijn lippen. „Als ik mij niet heel erg vergis, hoofdcommissa ris, dan ken ik het zeer zeker. Wilt u mij toestaan, het nader te bekijken Bij den hemel, daar is nauwelijks eenige twijfel mogelijk. Ik heb het immers pas enkele weken geleden in mijn handen gehad. Het is hetzelfde medaljon, dat mijn schoon zuster, uit haar bijouteriekistje nam, oin mij het daarin zijnde portret van mijn overleden vrouw te laten zien." „Wilt u zoo goed zijn, het te openen „Juist, daar is de barst in het glas. Het brak, toen ik het portret er uit wilde halen." „Men heeft, zooals u ziet, getracht het portret weg te nemen. Het is daarbij bedorven en een stukje is in het medaljon achtergebleven. Meent u in dit fragment de gelaatstrekken van uw echt- genootc te herkennen „Met alle zekerheidledereen, die haar heeft gekend, zal dit kunnen bevestigen." „U herkent het medaljon dus met alle zekerheid als het eigendom van uw vermoorde schoonzuster, mevrouw Abt En u is overtuigd, dat zij het niet al bij haar leven weggegeven heeft, maar dat het tot aan haar dood in haar bijouteriekistje heeft ge legen „Zoowel op de eene als op de andere vraag ant woord ik met een onvoorwaardelijk ja. Zij had beloofd, het mij na te laten, en hoe eigenaardig zij ook in menig opzicht was, haar beloften hield zij altijd trouw." „En nu zou u natuurlijk graag weten, hoe ik in het bezit van dit veelbeteekenend voorwerp ben gekomen niet waar „Ik moet bekennen, dat ik zeer verlangend ben, om dit te vernemen." „Nu, kijk dan eens nauwkeurig naar dit papier, maar onder het zegel van een strikte geheimhou ding want eigenlijk mag ik het u niet laten zien." Het papier, dat Krauze met de grootste nieuwsgie righeid in ontvangst nam, had het formaat van een gewonen brief, en een brief moest het ook wel voorstellen, maar het was in ieder geval een brief van een heel bijzonder soort, niet met de hand geschreven, maar samengesteld uit afzonderlijke gedrukte letters en woorden, die keurig naast elkaar waren geplakt en samen het volgende ver telden „Dit medaljon kreeg ik een paar dagen geleden op een bruiloft ten geschenke van den heer Emiel Kettner, maar omdat mijn moeder zegt, dat het misschien gestolen is, wil ik met zooiets niets te doen hebben, want ik ben een fatsoenlijk meisje en stuur het liever naar de politie. U kunt het voor mijn part aan mijnheer Kettner teruggeven. Het is mij ook te ouderwetsch ik wil me niet laten uit lachen." „Wat 'n wonderbare beschikking!" zei Krauze met een goedgespeelde ontroering, nadat hij het papier gelezen had. „En gelooft u nu, dat deze Kettner „Of de moordenaar is of met de moordenaars in verbinding staat ja, dat gelooven wij zeer zeker." „En zult u nu dezen man gevangen laten ne men „Een kwartier, nadat het medaljon hier bezorgd was, bevond hij zich al in onze macht." „En heeft hij nog niets bekend?" „Neen. Maar u zult dadelijk kennis met hem maken." Hij schelde. „Is de gevangene Kettner nog in de arrestanten- kamer?" vroeg hij aan den binnenkomenden be ambte en op een bevestigend antwoord beval hij „Breng hem hier binnen De man, die van zoo'n vreeselijke misdaad werd verdacht, was meer iemand van een innemend dan een afstootend uiterlijk. Zijn rond, nog jong gezicht toonde de frissche kleuren der gezondheid; zijn krullend haar, evenals zijn zware zwarte baard waren goed verzorgd, en zijn oogopslag had vol strekt niets van de schuwe, onzekere uitdrukking, die men gewoonlijk bij moordenaars vermoedt. „Nu, Kettner," zei de hoofdcommissaris op een ernstigen en dringenden, maar volstrekt niet barschen toon, „u hebt intusschen tijd genoeg gehad, om over de zaak na te denken. Wilt u des ondanks de bewering nog volhouden, dat het me daljon u onbekend is De gevraagde wierp een viuchtigen blik op het sieraad en haalde zijn schouders op. „Ik kan toch niets anders zeggen, dan wat waar is. Ik zie dat ding hier voor den eersten keer van mijn leven." „Hebt u hier in de laatste dagen een bruilofts feest bijgewoond „Ja, en dat is toch zeker geen misdaad. Ik ben er heen gegaan voor mijn plezier, zonder iets ver keerds te willen doen." „Kunt u de namen van de meisjes noemen, met wie u gedanst hebt Kettner schudde zijn hoofd. „Neen, ik heb in dat opzicht een slecht geheugen." „Acht u het mogelijk, dat een van die personen het medaljon aan de politie heeft gestuurd en u als den gever heeft genoemd, slechts om daardoor aan een gevoel van wraak te voldoen „Ja, wie kan dat weten Mogelijk is het natuur lijk." „Maar kunt u geen verdenking tegen een be paalden persoon uitspreken De gevraagde glimlachte minachtend. „Neen, dat zou ik niet kunnen." „Hoor eens, Kettner," zei de hoofdcommissaris met nog meer nadruk, „mij dunkt, dat u de heele aangelegenheid te lichtvaardig beschouwt. Het is een zeer ernstige verdenking, die op u gevestigd werd, en het is voor u van het grootste belang, behulpzaam te zijn bij het achterhalen van den persoon, die het medaljon heeft verbonden. Want

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 8