No. 44 VRIJDAG 17 JANUARI 1930 873 Een der lommerrijke verkeerswegen, waaraan Calcutta rijk is. De rickshaws (tweewielige voertuigjes door koelies getrokken zie links op de foto) hebben evenals bij ons de taxi's, hun vaste standplaatsen. In den laatsten tijd begint de huurauto een ernstige concurrent te worden van deze lichte rijtuigjes Amcrikaansclic films vallen ook bij de Hindoes zeer in den smaak. Schuttingen, muren en zelfs tentdoeken worden te Madras met de bontgekleurde affiches volgeplakt. laten, dan zette zich de lach uit tot zulke homerische afmetingen, dat al 't andere in huis erin verdronk en aan den donder, het gejuich, den wilden stroom van den bandelloozen lach de heele atmosfeer over liet. Ik kon mij niet uit dien ijzeren gordel van vroolijkheid bevrijden. En toch moest ik dat. Want ik was in hetzelfde huis als zijIk moest haar toch zien ik kon het, en de diepe vreugde dier gedachte verjoeg de ergernis over het lange wachten in de kou, en over dit nieuwe uitstel van het wederzien ik lachte mee en drong door de menigte en zocht haar, die ik nog altijd niet opge merkt had. En even plotseling verloor ik den lach lust en, bijna smachtend naar haar, voelde ik me vèr van al deze lachende vroolijkheid. Ik zocht haar door alle kamers, gevolgd door het gejoel. eindelijk Daar stond ze Alsof ik plotseling in een wonderbaren lichtstroom getreden was, stond ik stil. Al het verlangen van dien dag, in den dollen streek v/in dit balbezoek even verdrongen, wrong zich bij haar aanblik met kracht in mij op. Daar stond zij, die me geheel met zichzelf ver vulde, in haar stille gouden rust, met haar blauwe oogen onder zwarte wenkbrauwen en de kroon van vertwijfeling drukte me neerZij kon haar lach des te minder bedwingen, en keek naar de dansers, om mij niet te zien. Ik sprak door ,,Lach nu zoo niet Zie je dan niet onder het dwaze masker mijn lijdend gezicht Alleen om jou te zien en je stem te hooren heb ik me in die malle vodden gestoken. Je hebt mij het gelukbijna beloofd, en nu neem je 't zoo wreed weer weg Geef me antwoord waarom ben je niet gekomen?' Ze scheen wat kalmer te worden, en fluisterend sprak ik van mijn liefde. Ik heb nog nooit zoo mooi, zoo warm en overtuigd gesproken, want nooit heb ik de liefde zoo diep gevoelden ik zag, hoe dalend haar lange wimpers teere schaduwen wier pen op de iets verbleekte wangen. Ik zag, hoe een heimelijk ontwakende gloed rozigen weerschijn wierp op de zachte, goud-donzige huidhoe haar soepele gestalte zich, alleen voor mij merkbaar, naar mij toe neigde. Ze had het costuum gekozen van de koningin des nachts en ze was één zoet raadsel, gehuld in zwarte kant als in schemering, met de diamanten glinstering der sterren, zoo mooi, zoo lief als een lang vergeten kinderdroomIk sprak, en tranen kwamen in mijn oogen en in helle vreugde sloeg mijn hart. En ik zag het einde lijk dagen op haar lippen, het hemelsche, bevallig vertrouwend glimlachen van ontwakende vrou wenliefde..Ik zag, hoe de wimpers zich met een teedere trilling verhieven, hoe het mooie, vreedzaam blonde kopje zich langzaam schuchter tot mij keerde ik vermoedde al het onvergelijkelijk zachte, diepe lichten van die zonderling boeiende oogen.... Neen, zóó heb ik niemand ooit hooren lachen ,,Nee, nee.... ik kan niet....!" steunde ze in den schater, en met het hoofd achteruit liet ze den klinkenden val van onbedwongen lachlust vrij. O, één oogenblik maar een menschelijk gezicht Ik beet mij in de lippen, de tranen liepen mij over het verhitte gezicht, mijn heele wezen trilde van opwinding en leed en dót, het idiotenmasker, waarin alles regelmatig en op zijn plaats was, de neus en de oogen en de mond, dat keek onderwijl voor mij en in mijn naam met onwrikbare, in zijn onnoozelheid ontzettende gelijkmoedigheid naar buiten... En toen ik mij, op mijn bloote voeten, wankelend verwijderde, kwam me nog haar klin kende, rollende lach achterna.... Verstrooid door de leege, slaperige straat, de nachtelijke stilte verstorend met opgewonden- vroolijke praat, trokken we troepsgewijze naar huis. En er zei er een tot mij „Jij hebt zoo'n kolossaal succes gehad Ik heb nog nooit zoo hooren lachenWat doe je nou Waarom verscheur je je masker LuiDie is gek geworden Hij verscheurt z'n costuum.... hij huilt!" daan, weldra door hen begeleid met een nieuwe uitbarsting en eerst, toen we allemaal uitgeput waren, konden we gaan. „Wc doen in géén geval de maskers af," stelde er een voor. „Eerewoord?" „Eerewoord Eerewoord Inderdaad, het was het origineelste costuum. Ze liepen me. in drommen achterna, ze keken lachend om, ze stieten en knepen me, en als ik me ergerde, onder het masker een nijdig gezicht trok en de lachers vermaande, me met rust te haar blonde, heerlijke haar, die alles om haar heen bestraalden met een stillen schemer van gesloten rust, en haar gestalte, door die blonde rust be- glansd, trok mij overmatig aan en vervulde mij met een bevend geluk. Ik maakte gebruik van een toe vallige pauze en trad snel op haar toe. „Ik ben het," zei ik zacht, alleen aan het geluk denkend, haar voor mij te zien. De rustige korenbloemenoogen hieven den blik tot mij, en alles, wat ik haar in dat oogenblik van allerdiepst gevoel zoo graag gezegd had, legde ik in den blik, waarmee ik haar ontving.... Zij zweeg, 't Was me, als zag ik in haar oogen een on gewoon vonken, als van gouden flitsjes in blauwen hemel. Dan zag ik, hoe haar volle goede mond met moeite een zenuwachtig trekken bedwong. „Ja, ik ben het," herhaalde ik blij. „Waarom ben je vanavond niet ge komen En zij ze lachte..! Ik had nooit gedacht, dat ze zoo lachen kon. „Je hebt me half dood gepijnigd, jij wreede, lieve.." Maar zij lachte. De rustige glans van haar oogen was weg.de duizend- plooiige straling van onbedwongen schater kwam van het lieve gezicht, óók zon, maar een brandende, onmee- doogende, wreed schroeiende zon. „Dus jij bent 't," zei ze eindelijk, moeielijk tusschen het lachen door, „nee maar, wat ben je komiek Nu eerst begreep ik 't masker Mijn hoofd boog op de borst, het was of ik in elkaar zakte,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 13