Plicht en Va Door REINHOLD ORTMANN 874 VRIJDAG 17 JANUARI 1930 No. 44 In zijn groot en luchtig bureau zat de hoofd commissaris van politie Harmening voor zijn met akten en geschreven stukken van aller lei aard bedekte schrijftafel het zooeven in gekomen rapport te lezen. Met zijn deftige gestalte en fijne kleeding geleek de commissaris met zijn verstandig gezicht meer op een diplomaat of geleerde dan op een gevreesd politieambtenaar. Er lag een trek van wellevend heid en goedhartigheid op zijn edel gezicht en slechts de doordringende blik zijner oogen kon misschien als een kenteeken van zijn beroep worden beschouwd. Het bericht, dat hij daar las, scheen hem zeer te interesseeren en er was een trek van voldoening op zijn gezicht, toen hij het stuk neerlegde om op den ivoren knop van de electrische schel te drukken. „Kijk eens, of de politieagent Bertholts er is," beval hij den binnenkomenden ambtenaar. Hij was zeer groot en mager, een man van misschien zes-en-veertig jaar met een mager gezicht, een snor en diepliggende, eenigszins vermoeid kijkende oogen. De diepe rimpels, die slechts door lichamelijk lijden of ernstige, langdurige zorgen in zijn voor hoofd gegrift konden zijn, gaven een sombere uit drukking aan zijn gezicht. „U hebt mij laten roepen mijnheer?" Vriendelijk wendde Harmening zich tot den binnenkomende. „Ja, je hebt gisterenavond je werk er kranig afgebracht, beste BertholtsDe manier, waarop je volgens het rapport den fles- schentrekker en valschspeler Nordhof gevangen hebt genomen, is een mooi bewijs van je voorzich tigheid en energie. Die fijne meneer heeft dus zijn toch al zeer groot zondenregister ook nog vermeer derd met een poging tot omkooping „Ja, hoofdcommissaris!" „Vertel mij eens uitvoerig, boe het daarmee gegaan is." „Ik had Nordhof op het station gevangen ge nomen, toen hij juist een spoorkaartje naar Keulen had genomen. Mijn instructie luidde, dat ik hem eerst moest bespieden en slechts in ge val van een ernstige poging om te vluch ten tot zijn gevangenneming moest overgaan." „Zeer juist. Nu verder! Je nam opzijn verzoek een rijtuig en nu verzocht hij je, vóór den tocht naar het politiebureau nog een oogenblik naar zijn woning temogen gaan. Deed hij je bij die gelegenheid al eenige beloften „Slechts in het algemeen. Hij sprak erover, dat het voor mij geen schade zou zijn, want de eene dienst was den ande ren waard." „Was het je bekend, dat Nordhof over ruime geldmiddelen kon beschik ken en waarschijnlijk een groote som bij zich had „Ja zeker, hoofdcommissaris Ik wist, dat hij naar Keulen wilde sporen, om daar met officieren en andere heeren te dobbelen en kaart te spelen. En als zij zooiets willen gaan doen, hebben die heeren gewoonlijk veel geld bij zich." Harmening knikte. „Je sloeg dus zijn verzoek rondweg af. En deed hij toen een poging, om zich onopgemerkt van het pakje met de gemerkte kaarten te ontdoen „Ja, toen wij langs den oever reden, waar het tamelijk donker was. Maar ik heb hem natuurlijk niet uit het oog ver loren en spoedig bemerkt, dat hij telkens weer op een verdachte manier naar den borstzak van zijn pelsjas tastte. In het oogenblik, toen hij daarna achter mijn rug het pakje onder de rijtuigkussens trachtte te schuiven, tastte ik toe." „Flink zoo! En toen bood hij je drieduizend mark aan, als je hem wilde toestaan het kleine pakje kaarten in de rivier te gooien „Ja mijnheer." „Zei hij ook, dat hij het geld onmid- dellijk wilde geven „Ja zeker en hij zin speelde erop, dat het desnoods ook nog meer mocht kosten." „En heb je hem daarop het gewenschte ant woord gegeven en den commissaris Presber inge licht omtrent zijn poging tot omkooping?" „Zeer zekerEigenlijk had ik medelijden met den man, want toen de geschiedenis met de kaarten hem mislukt was, gedroeg hij zich bepaald wanho pig. Daarom heb ik den commissaris eerst afzon derlijk gevraagd, of ik dat van het omkoopen be slist moest aangeven." „En hij zei tegen je, dat het je plicht was. Natuurlijk kon en mocht hij je geen ander ant woord geven. Ook zou een overdreven medelijden nergens slechter betoond kunnen worden dan juist in dit geval. Nu, kom eens een beetje dichterbije Bertholts Wat je mij daar hebt verteld, wist ik immers al uit je rapport en officieel is de zaak daar mee afgehandeld. Officieel mag ik je ook niet er voor prijzen, dat je die omkooping hebt afgewezen, want je deed daarmee slechts je plicht. Maar als mensch, niet als meerdere, wil ik je toch graag zeggen, dat ik zeer verheugd ben geweest over je gedrag. Want ik ken immers je huiselijke omstan digheden en weet, wat drieduizend mark voor je zouden zijn. Dat je in het oogenblik van bekoring een trouw beambte en een rechtschapen man bent gebleven, zal ik nooit vergeten. Ik zal mijn best doen, dat je een gratificatie wordt toegekend. Die zul je heel goed kunnen gebruiken." Het sombere gezicht van den politieagent, die nu vlak vóór zijn meerdere stond, trilde pijnlijk. „God weet het, hoofdcommissaris Als men een zieke vrouw en zes kinderen heeft." „Ja, ja, het is 'n zware taak Maar je zult je er wel doorheenslaan, Bertholts Zorg er maar voor, dat je handen ten allen tijde zoo onbesmet blijven als tot heden. Dat is voor een politiebeambte de STRF.EFKF.RK De Ned. Hervormde Kerk met haar sierlijken toren, zooals men ze zien kan vanaf de I.ek. hoogste wet en de heiligste plicht. X| i Tn het bewustzijn van rechtscha- iN O. 1 penheid kan men ten slotte het ergste verdragen. Zoo en neem dat nu aan voor je kinderen Het komt niet van den hoofdcommis saris, maar van je vroegeren kapitein, die altijd een kameraadschappelijke belangstelling voor je zal houden, zoolang je het verdient." Vriendelijk had Harmening's blanke, goedver zorgde hand het goudstuk, dat hij onopgemerkt uit zijn vestzak had gehaald, in de rechterhand van den politieagent laten glijden. Onmiddellijk daarop knikte hij hem ten afscheid toe. „Hartelijk dank, mijnheer, mijn besten dank! Zonder uw bijstand had ik immers al lang..,." „Het is goed, Bertholts, het is al goed Je kunt nu vertrekken." De hoofdcommissaris was weer alleen en er speelde een flauwe glimlach om zijn lippen. Mis schien deed hij zichzelf humoristische verwijten over zijn lichtzinnigheid om ambtelijke verdiensten uit zijn niet bepaald overvloedig gevulde eigen beurs te beloonen. Maar hij had zich reeds te vaak schuldig gemaakt aan zoo'n strafbare lichtzinnig heid, dat hij de hoop op beterschap reeds had opgegeven. Nauwelijks een kwartier had hij sindsdien aan zijn schrijftafel zitten werken, toen een klerk ander maal de deur van zijn bureau opende. „De juffrouw, hoofdcommissaris Verbaasd keek Harmening op. „Alice jij En zoo opgewonden Mijn hemel, er is toch niets gebeurd -— Paul zag er in de laatste dagen zoo slecht uit is hij ziek Gejaagd, met een blijkbaar steeds toenemenden angst had hij deze vragen aan het jongemeisje ge daan, dat met levendig gekleurde wangen hijgend naar hem toegesneld was. Zij schudde haar mooi, donker hoofd en ant woordde afgebroken en stootend: „Ach, die trap pen ik heb zoo zoo hard geloopen. Voel maar, hoe mijn mijn pols klopt, papa Ik moet eerst een oogenblikje plaats nemen. Zoo nu is het al beter. Ja, het is over Paul, dat ik bij u kom. Maar ik geloof niet, dat hij ziek is ik geloof, dat het „Ja, wat dan, kind? Ik vermoed waarlijk niet „Ik geloof, dat het iets nog veel ergers is, papa Het gezicht van den hoofdcommis saris werd beurtelings rood en bleek. „Iets ergers dan ziekte? Je wilt daar mee toch niet zeggen, dat hij „Och neen, neen Vergeef mij, papa, als ik u heb laten schrikken. Het is immers misschien allemaal slechts in beelding van mij en dan moet u mij gerustbeknorren. Maar het was zoo angstwek kend om te zien en liet mij niet tot rust komen. Ik moest beslist hier naar toe gaan om u te halen." Hij was naast haar op dekanapee gaan zitten en nam haar kleine bevende han den in de zijne, alsof hij haar daarmee tot kalmte wilde dwingen. „Wat was zoo angstwekkend, Alice? Je onbegrijpelijke zinspelingen maken mij zeer bezorgd." „Paul is weer thuisgekomen, nauwe lijks een uur nadat hij weggegaan was. Mina heeft hen» open gedaan en zij kwam geheel ontsteld bij mij in de keu ken, zoo erg was zij van hem geschrok ken." „Dus toch viel de hoofdcommis saris in en er was een groote droefheid op zijn gezicht te lezen. „Ik vermoedde al in de laatste dagen, dat zijn toestand zou verergeren." „Maar dat is het niet, papa hij wilde tenminste volstrekt niet ziek zijn toen ik na Mina's bericht naar de huiskamer ging, om hem er naar te vragen. Hij liep ook heel recht en veerkrachtig rond

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 14