No. 45
VRIJDAG 24 JANUARI 1930
889
Fraaie opname van 'n
regenstemmiiigop den
Kleiweg te Gouda.
Nog een uitmuntend ge
slaagde foto van 'n Goudsch
regenstcmminkje.'n Kijkje
naar de Markt.Massaal spie
gelt het stadsbeeld tegen
de glimmende straat, die te
drijven ligt onder de zilve-
rig-glanzende regenluchten
je begint te schateren. De rechtop
staande, verweerde muurkaden langs
het smalle water, waar de sluisjes het
water dikwijls dartelen en schuimen
doen in vallenden cadans, de oude
sierijzeren brugleuningen, die hier
langs al die bruggen staan, de oude
achtergevels die hoog uit het water
oprijzen het Goudsche vrouwke dat
daar beneden je 'n emmer water over het „halve"
keukendeurtje kiepert, de gracht in, de fraaie
patriciërs-huizen, bankgebouwen, schepen en de
oude boomen langs de gracht och, het alles is van
een bekoring om heimwee te krijgen naar den tijd,
waarin dit alles als vanzelf opbloeide in de klare
hersens van eenvoudige werkers, die kunstenaar
waren zonder zulks zelf te weten
Naar den tijd dat het vak werd uitgeoefend in
volle liefde voor den arbeid, welke liefde spreekt
uit de eenvoudigste versiering zoowel als uit het
samengevatte geheel, dat daarvan rustig en blij
getuigt in oud stedenschoon voor vele eeuwen.
daan wezen dat veel
meer mist nog dan ie
in z'n ontevredenheid
vaak onder woorden
weet te brengen
En als je dan via
Kleiweg en Markt on
der de kerken door ge
dwaald komt op het
bruggeconiplex daar
aan 't begin der West
haven, dan ligt hier 'n
brokje oud-Amster
dam op je te wachten,
dat het daar binnen in
Zoo peins je als tenminste nog 'n klein beetje
ontroering bij den modernen mensch verwacht mag
worden bij wat anders dan 'n rijksdaalder als
je wandelt door de oude pracht van dit nederige
stedeke, welks hart klopt in het paleisje op de
Markt, het stadhuis, dat daar reeds vijf eeuwen
den tijd trotseert en hautain neerkijkt op wat de
mensch tegenwoordig in z'n nuttigheids-ziekte
maakt.
Maar of er over vijf eeuwen menschen zullen
wandelen met heimlijke ontroering en genietende
van onze scheppingen
Ze zullen er dan.en gelukkig maarzelfs
niet eens meer zijn. Ocharme
Gouda. 15 Januari 1930, A. A. L. GRAUMANS.
verkleind naar de on
middellijke werkelijk
heid, dan heb je 'n
schilderijtje gevangen
van 'n pracht, die hart
en oog ontroert. Zóó
is 't in Gouda op vele
plekken. Het is er
schoon.
Oude dwarsstraatjes
op den Kleiweg,graent-
jes en poortjes wel
licht bieden ze niet
het comfort van de
moderne „lineaalstra-
ten," waar een com
plex huizen aan één
groote kazerne doet
den ken, waar gestreefd
is naar louter nul
maar ontegenzeglijk is
de poëzie, die er straalt
uit die oude straten,
levenwekkender dan
dat grauwe, koude
modernisme, dat den
mensch afstompt tot
een egoïstisch, onvol-
sluizen, prachtige geveltjes, schilderachtige aspec
ten, fraaie Markt, en nog zooveel.
Een trieste Januari-dag met regenluchten die
als voilen sluiers over Gouda hingen met wind
vlagen die de oude boomen langs den wallekant
deden zwiepen zóó was het, toen we belandden
in dit levende stukje middeleeuwen. Striemende
wind kwam over de weilanden gestormd het hou
ten perronnetje op. Zwart glansden de massieve
spoorwagens van den „spuitenden" regen die er
langs droop en laag sloeg de warme stoom uit de
hijgende machines, en bleef tegen het natte spoor-
gebouw kleven. Stil lag daar het provinciale sta
tionspleintje, waar enkele groote vloekend-mo-
derne, vuurroode autobussen stonden te glimmeren
in de vochtige sfeer die over Gouda dreef. Gedempt
klonken onze, eenige, voetstappen langs den ver
laten weg, waar kleinsteedsche rust den groot-ste
deling verkwikte. Als een scheur door de stilte, zoo
klonk de roep van een eend onder het rustieke
boogbruggetje dat daar de oevers verbindt van
een vijvertje, gelegen tusschen het nog zoo frissche
groene gras van den parkaanleg. Statig dreven
enkele zwanen door dit parkwater, ons geen blik
waardig keurend toen de fotograaf het leuke, in
tieme gevalletje poogde vast te leggen voor dit
artikel.
De mooie hoekjes liggen er voor het „grijpen."
Zelfs de regenstemming, die er door het stadje
streek, verleende 'n bijzondere bekoring aan de
Goudsche beelden; aan het Goudsche stedenschoon.
Troebel leken de grachtjes onder den slagregen,
waarin vaag 'n molentje, 'n to
rentje, 'n brugje spiegelden. Waar
bootjes te deinen lagen en dof
tegen de kaden botsten.
Machtig mooi, zoo'n oud-Hol-
landsch stadsgezicht onder den
glans van zilverige luchten in
regenweer. Als geëtst zoo staan de
silhouetten van kale boomtakken
en stadsbeelden tegen het witte-
grijs der lucht gegrift. Typisch
teekent zich de vroolijk-kartelende
lijn der oude geveltjes tegen den
hemel af.
En als je 't beeldje in de camera
bekijkt, waar het in kleuren staat
Afgelegen hoekjes zijn
er, zóó neergestrooid in
het midden der stad, waar
ge te droomen begint.