No. 46
VRIJDAG 31 JANUARI 1930
Natuurlijk....! Ik ben te onbeteekenend voor
heinik, de dochter van een kleinsteedschen
notaris.... Nooit heb ik verlangd iets anders te
willen zijn.... maar nu, nu zou ik een titel voor
mijn naam willen dragen als gravin of prinses.
Ik zou me kleeden in een droomgewaad, dat hij
moest zienUit louter woede dat het niet
zoo is, heb ik mijn lievelingsjapon verscheurd..
wat zou hij die japon haten.... dat blauw met
die bloemetjes aan den randzoo'n edele,
nobele denkeren zoo'n kinderachtige japon
O, wat haat ik het leven.... Ik wou dat ik
dood was
Donderdag. Den geheelen dag heb ik achter het
venster gezeten en uitgekeken naar hem.Soms
twijfelde ik en drukte mijn gezicht stijf tegen de
ruiten om me te overtuigen.... Het scheen van
buiten af een gek gezicht te zijn, want zij, die voor
bijkwamen, lachtenmaar dat kon me niet
schelen, voor hem zou ik me laten trappen en
slaan.... Maar niemand, niemand gezien....
geen enkele had die fluweelige, diepe denkers-
oogen.alle oogen, die ik zag, waren leeg en hol
als een uitgegeten sardineblikje....
Vrijdag. Zou ik hem dan nooit weer zien?....
Den geheelen dag ben ik naar A. op en neer ge
reisd en doodmoe.... maar als ik wist, dat hij
komen moest, ging ik direct naar hem toe.. of
nee, dat mag niet, hij zou denken, dat ik geen
dame was.... Och, wat is het leven toch moei-1
lijk.... Ik ben wanhopig en niemand kan mij
helpen.... zelfs mijn moeder niet, al is ze ook
goed.. indien ik het haar zou vertellen, zou ze
me een zóttin noemen en me uitlachen.... maar
ze weet ook niets en heeft hem nooit gezien
Het hamert en klopt in mijn hoofd als in een sme
derij Ik voel me ellendig en zal het wel
kiest.natuurlijk is ze hem onwaardig, waarom,
waarom kan ik de uitverkorene niet wezen?....
.E
De riomfboog van Constantijn, een der schoonste tnwrbeelden van Homeinsche bouwkunst, welke Home o/i het oogenblik
nog rijk is.
niet lang meer ma
ken
Zaterdag. Giste
ren was er een vroo-
lijke avond bij ons
en er waren veel
jongelui.... maar
ik kon ze niet uit
staan Wat maak
ten zij een hopeloos
figuur als ik hen bij
mijn denker verge
leek. Hij, die door
zijn blik alleen reeds
boven het leven
staat.die de ver
borgenheden van
'smenschen bestaan
met zijn grooten
geest doorvorscht
en alle kleinzielig
heden en béte ge
doe van zijn mede-
menschen met de
voeten treedt
Hij, de eenvoudige,
die,indien hijslechts
wilde, het geheele
menschdom in zijn
hand kon houden
en hijhij weet
niet eens, dat ik
bestao, kon ik
hem toch maar zeg
gen dat mijn
eerste groote liefde
geheel en al, enkel
en alleen aan hem
is toegewijdIk
zou zijn keuken
meid willen zijn om
toch maar dagelijks
in zijn nabijheid te
wezen.... om zijn
schoenen te poetsen
en te kunnen kus
sen. O, wat moet
zij gelukkig zijn,
die hij tot vrouw
Zondag. Het is weer Zondag.... zou hij thans
voorbij komen?.... kom.... o.... kom toch,
mijn held.laat even, heel even, ie blik op mij
rusten en ik zal de gelukkigste aller vrouwen zijn
zou ik hem laten opsporen door een detective.
Neeneedat kan nietO, wat zit onze
maatschappij toch beroerd in elkaar.... als hij
niet gauw komt, zal ik ziek zijn.... nee, dat wil
ik niet, ik wil niet ziek zijn.... ik wil leven en
gezond zijn voor hem, voor hem alleen.... zou
hij misschien een auto gekocht hebben en daarom
niet meer langs komen.... Ik wou, dat er nooit
auto's waren uitgevonden.... maar nee, hij
rijdt geen auto, dat voel ik.... het geschok
en geraas zou zijn denken verstoren, maar dan.
o, ik kan niet meer denken....
Maandag. Mijn dagboek, jij bent de eenige,
wien ik deze woorden zal toevertrouwenwant
ik stierf liever op staanden voet, dan dat de men-
schen ze zouden hooren.... Jij kent de smarten
en martelingen, die ik de. laatste week geleden en
verduurd heb.en daarom ben jij ook de eenige,
die weten mag, waarom en hoe ik mijn rust heb
teruggekregen Blank papier, bloos van schaam
te, als ik je mijn schande verteld heb.. Ik heb
hem weergezien en was als krankzinnig van blijd
schap. Ik zag hem aankomen en voor ons huis
halt houdenIk zag hem zijn hand uitstrekken
naar de bel en ik vroeg mij af, of hij soms mijn
gedachten geraden had.... Nog voor het geluid
van de schel weerklonk, opende ik de deur, sidde
rend en bevend van het hoofd tot de voeten, en
stond van aangezicht tot aangezicht voor hem.
ik werd beurtelings rood en bleek en kon geen
woord uitbrengen.... Toen opende hij zijn mond
en begon te spreken. En zijn woorden verscheurden
mijn ziel en ik ben weggerend naar boven.naar
mijn kamer en heb de deur achter me gesloten.
Maar zijn woorden bonsden en suisden me ook daar
nog in mijn ooren en, alsof hij nog voor me stond,
hoorde ik onophoudelijk
„J. .Juffrouwik., ik.... ik.... ben de
bediende vvan den kkkleermaker J
JJa.ansen en kom den pantalon v.v
v.... van uw vader halen voor een nieuw....
Z....Z....Z.... zitvlak.
In het l'ruter te Weenen.