Plicht en Vaderliefde Door REINHOLD ORTMANN 914 VRIJDAG 31 JANUARI 1930 No. 46 Waar zou ik, nu ik geen voldoende zeker heid kan geven, den moed vandaan halen, om mij met zoo'n verzoek tot iemand te wenden Onder zulke omstandigheden zou er zeker nau welijks nog een mogelijkheid bestaan om het ergste voor uw zoon te verhinderen. Het ontbrekende bedrag moet onmiddellijk vergoed worden letterlijk genomen onmiddellijk want reeds vanavond bij het afsluiten van de kas zou de fout zeer zeker ontdekt worden." De hoofdcommissaris kon niets antwoorden. Hij zag alles voor zich ineenstorten maar deson danks had hij geen moed voor het besluit, om over Liebenow's vermogen te beschikken. Er was wel een minuut voorbijgegaan, terwijl Delmonte zwijgend zijn vingertoppen bekeek toen stond Harmening langzaam van zijn stoei op. „Het is in dezen stand van zaken geheel doelloos, dat ik uw tijd nog langer in beslag neem, mijnheer Delmonte Ik was gekomen om uw toegevendheid te verzoeken. Maar ik zie in, dat het uw macht te boven gaat mij te helpen. Ik moet nu dragen, wat niet te veranderen is." De bankier bestudeerde nog steeds zijn vinger toppen. Pas toen hij niet meer kon twijfelen, dat de andere werkelijk besloten was te vertrekken, zei hij aarzelend, zooals iemand, die 't nog niet geheel met zichzelf eens is: ..Blijf nog even! Ik gevoel waarlijk de hartelijkste belangstelling voor uw lot. En als er inderdaad onder de personen van uw kring niemand is, dien u genegen acht om u te helpen, dan nu, dan zou ik er misschien toe bereid z'in-" „U, mijnheer Delmonte? Wilt u zelf „Het is voor mij ook geen kleinigheid.En wat u mij zooeven over uw geldelijke omstandigheden vertelde, moest mij eigenlijk terughouden. Maar ik kan het niet van mij verkrijgen, een man, dien ik opretht heb leeren hoogschatten, in zekeren zin als een wanhopige van mij vandaan te laten gaan. Als u op mijn voorwaarden ingaat, zal ik het tekort uit mijn eigen kas dekken en zal ik zwijgen." „En hoe zouden uw voorwaarden luiden?" „O, u behoeft niet te vreezen, dat ik u een of andere onaangenaamheid zal bezorgen. Ik zou er slechts zeker van willen zijn, dat er uit dezen dienst geen latere onaangenaamheden voor mij zullen ontstaan. Men mag nooit vernemen, wat ik voor u heb gedaan, en u moet mij daarom op uw eerewoord verzekeren, het tegen iedereen als een onverbreekbaar geheim te bewaren. Ook tegen uw zoon zult u niet zeggen, op welke manier wij een overeenkomst hebben aan gegaan. Hij heeft immers ten slotte geen recht, om in dit opzicht eenige ophelderingen van u te verlangen. Het moet voor hem genoeg zijn, dat zijn tekortkomingen met den mantel der christelijke liefde bedekt worden en dat hij ook voortaan nog op het kantoor kan werken, alsof er niets gebeurd was." „Hoe? Wilt u in uw edelmoedigheid zoo ver gaan? Zal hij in zijn betrekking blijven Neen, dat is te veel. Ook terwille van hemzelf acht ik het noodig, dat hij hier nooit meer zal terugkeeren." „Neem mij niet kwalijk maar dit is ook een van mijn voorwaarden. Het staat u immers vrij die te weigeren maar daardoor zou ook mijn aanbod vervallen. Ik zei immers al tegen u, dat nooit iemand iets van het voorgevallene mag vermoeden. Een plotseling ontslag van den jongen man zou echter, zelfs als het onder het voorwendsel van ziekte werd ge geven, met het oog op de door hem gedurende de laatste maanden uitgeoefende functies alle mogelijke vermoedens doen ontstaan. Natuurlijk zou het lichtzinnigheid zijn, hem nog langer de kas toe te vertrouwen. Doordat ik hem bevorder tot een beter betaalden en daarbij ge heel ongevaarlijken post, is echter, zooals ik hoop, alle reden voor bezwarende gevolg trekkingen opgeheven." De hoofdcommissaris wreef over zijn voor hoofd. „Wat ik daar hoor, komt mij nog HET VERHAAL TOT NU TOE. De hoofdcommissaris Harmening, man van groote plichts betrachting, komt tot de ontdekking, dat zijn zoon groote bedragen van zijn patroon Delmonte verduisterd heeft, om zijn speelschulden te kunnen betalen. Commissaris van Lie- benow, die verliefd is op de dochter van den hoofdcommis saris, wil zijn heele vermogen offeren 0111 Ie helpen, maar de hoofdcommissaris weigert dat aanbod aan te nemen. Delmonte heeft te kennen gegeven, alvorens verdere stappen te doen, eerst een onderhond te willen hebben met Harmening, waarom deze hem bezoekt, om van hem te hooren, dat hij het ge beurde geheim wil houden, mits het ontvreemde bedrag wordt vergoed, wat Harmening echter niet kan. steeds als een droom voor. Dat zou immers een belooning zijn inplaats van een straf." „Wij zullen er dus een beetje voor moeten zor gen, dat de jongeman het niet zoo opneemt. Hij moét een schriftelijke schuldbekentenis voor mij opstellen, waarvan ik natuurlijk slechts dan gebruik zal maken, als hij zich opnieuw mijn vertrouwen onwaardig zou betoonen. En hij zal zich ertoe verplichten, maandelijks een gedeelte van zijn tractement ter afdoening van zijn schuld aan mij te betalen. Ik heb er natuurlijk niets tegen, dat u van uw kant een dergelijke verplichting op u neemt. Maar ik laat het vaststellen der termijnen van betaling en de hoogte der afzonderlijke be dragen geheel aan uw beoordeeling over. Men zou immers kunnen zeggen, dat u van den regen in den drop was gekomen, als ik u verplichtingen wilde opleggen, die uw krachten te boven gaan." „En zou dat alles zijn, wat u van mij eischt „Ja, lieve hemel, wat zou ik dan anders nog van u verlangen Wij menschen zijn nu eenpiaal van elkaar afhankelijk en het is onze plicht elkaar wederkeerig bij te staan, zoo goed als wij dit kun nen. Het bewustzijn een achtenswaardig man uit de verlegenheid te hebben geholpen, is ten slotte ook iets waard. Ik heb dus uw woord, dat 11 zult VI AARDINQFN Een kiikje van het Delftsche veer op üe Hoog straat met <lc R.K. Kerk, een schilderachtig stukje oud stedeschoon zwijgen, onvoorwaardelijk en tegen iedereen, ook tegen uw naaste IN O. J familieleden „Ik beloof het u, mijnheer Delmonte God geve, dat ik lang genoeg mag leven, om u mijn schuld te betalen." „Nu, er is geen haast bij, want ik ben een rijk man en heb al vaak bij een mislukte speculatie grootere sommen verloren dan deze, zonder daar door mijn goed humeur te verliezen. Bovendien is tl in het beste van uw leven. In de eerste tien jaar zult u toch zeker niet aan pensionneering denken." „Toen ik hierheen liep, was ik natuurlijk vast besloten nog vandaag mijn ontslag aan te vragen, maar in deze veranderde omstandigheden." „Hebt u van dat plan afgezien dat is heel natuurlijk. Ik stel het zelfs uitdrukkelijk tot voor waarde. Mijn tusschenkomst zou immers volstrekt geen doel hebben, als u desondanks u zelve wilde opofferen. Want, laten we elkaar goed begrijpen, hoofdcommissaris: wat ik nu doe, doe ik niet voor uw zoon, wiens onverantwoordelijke lichtzinnig heid wel een strenge straf verdiend zou hebben, maar voor u, dien men altijd tegen mij als een wel willend en menschlievend man heeft geprezen. U zou uw evenmensch ook niet in den steek laten, als u hem kon helpen niet waar „Als ik hem kon helpen neen, zeker niet „Nu dan Dus zullen wij niet langer over de zaak spreken. Ik verzoek u, om vijf uur ander maal hier te komen, opdat ik u de schuldbekentenis ter onderteekening kan voorleggen. En stuur morgenochtend op den gewonen tijd uw zoon. Ik zal hem een stuk dicteeren, dat hij maar heeft te teekenen, en dan moet er tusschen hem en mij geen sprake meer zijn van deze ellendige geschie denis." Met een handdruk nam de hoofdcommissaris afscheid van mijnheer Delmonte. Hij wist nauwe lijks, hoe hij op straat en in zijn woning was gekomen. Maar toen zijn dochter hem te gemoet snelde, nog bleek van opwinding en met behuilde oogen, toen werd hij plotseling van vreugde en blijdschap vervuld. Hij sloot haar in zijn armen en kuste haar, terwijl hij haar de teederste woorden toe sprak. „Wees niet bezorgd meer, lieveling alles is weer in orde. De wolk is weggedreven en de lucht weer helder geworden. Maar nu moet je mij ook een vroolijk gezicht laten zien." Alice leunde overgelukkig tegen zijn schou der. Hoezeer zij ook onder de pijnlijke onzeker heid en zorg geleden had, de verzekering van haar vader, dat haar vrees ongegrond was geweest, verdreef dadelijk alle angst uit haar hart. Zij verlangde niet eens te weten, wat er gebeurd was en haar eenige vraag luidde „U is dus niet meer boos, papa, omdat ik mijnheer Van Liebenow had aangespoord, 0111 boven te komen „Het is de gelukkigste gedachte geweest, die je kon hebben, kindlief, en die verdient een vorstelijke belooning. Als je soms een wensch hebt, dien ik kan vervullen een zeer grooten wensch, dan zou het nu de gunstigste gelegenheid zijn, om ermee voor den dag te komen. Nu dan wees oprechtHeb je volstrekt niets op je hart, dat je mij zou willen toevertrouwen Zij voelde, dat zij hevig bloosde en ver borg haar gezicht tegen den schouder van haar vader. „O papa lieve papa „Nu, moet ik je een beetje helpen? Het begint met H, en dan e-i-n moet ik nog verder spellen?" Een juichkreet gaf hem antwoord en toen werden de zachte meisjesarmen zoo stijf om zijn hals geslagen, alsof die hem wilden laten stikken. „Het is dus wel waar, zooals ik zie. Nu, dan zal ik aan mijnheer den commissaris moeten vragen, of hij misschien zin heeft, om mijn schoonzoon te worden." Met een zachten dwang onttrok hij zich aan

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 14