VRIJDAG 31 JANUARI 1930 No. 46 Wanneer je tot taak hebt van tijd tot tijd iets over je vader stad te vertellen, dan zeg je graag wat prettigs. Je praat dan eens over onze ruime en dure havens, vertelt eens hoe graag de koeien naar de Veemarkt gaan, en dat 't Westen zoo mooi van aanleg is, of dat wij zelfs onze eigen badplaats hebben, enz. Dat alles zijn dingen, die je lezer prettig stem men, die hem een hooge borst doen opzetten en die hem den uitroep ontlokken „Ja, bij ons in Rotterdam hè Maar als je dan op een kwaden dag de opdracht krijgt iets over onze stations te schrijven, dan word je bleek, en zit je even met de handen in het spaar zame haar, want je wilt iets aangenaams zeggen, en als tamelijk eerlijk mensch lijkt je dat over het gegeven onderwerp vrijwel onmogelijk. Ik vraag u in gemoede, is het mogelijk iets behoorlijks te vertellen over het station Delftsche Poort, dat met zijn haveloozen, kleinsteedschen gevel het halve Stationsplein omsluit, of is het met eer en geweten overeen te brengen, iets te prijzen in het Beursstation Ik herinner me hier, dat een vriend uit Ter- neuz die mij zou komen opzoeken, schreef: „Ik ben dan om circa kwart over vier aan 't vrije bovenhuis, dat jullie, geloof ik, Beurs station noemen." Vandaar dat ik den titel, die oorspronkelijk „Onze Sta tions" moest luiden, listiglijk gewijzigd heb. Ik durf te beweren, dat ik 'n tamelijk bereisd man ben. Ik weet den weg in een spoor boekje, ik weet dat er treinen zijn, die zonder vertraging aan komen, ik weet, dat het ge vaarlijk is, eenig lichaamsdeel of voorwerp buiten het rijtuig te houden en ik weet, dat je met een derde klasse kaartje en 'n beetje handigheid tweede klasse kunt reizen. Mij dunkt, dat zijn toch wel dingen, die van eenige ervaring getuigen. En toch voel ik telkens weer, wanneer ik met den trein mee moet, een zekere gejaagdheid over mij komen Zou ik hem nog halen Zou ik nog een plaatsje vinden Laat ik nou m'n kaar tje goed opbergen En mijn gemoedsrust keert dan niet weer, voor ik, lang voor het vertrek mijn trein, op een hoekplaats van den haast ledigen coupé op adem zit te komen. Totdat ik dan ineens aan mijn kaartje denk en het koortsachtig begin te zoeken. Zoo is het reizen voor den geënerveerden mensch geen onverdeeld genoegen. Het was dan ook met een kalme zekerheid en een gevoel van zelfbewuste waardigheid, dat ik dien Dinsdagnamiddag 't station D. P. binnenstapte. Haast had ik niet, want ik koesterde het heilige voornemen alle treinen te missen ik kwam alleen maar om te kijken en wenschte allen reizigers gevoelens van gejaagdheid, volle coupé's en zoeke plaatsbewijzen. Druk was het er overigens genoeg, want er stond juist een trein op het punt van vertrekken. Het was een gedrang van je welste om er in te komen, hoewel er natuurlijk plaats genoeg was. Maar eindelijk waren alle reizigers in den trein. Even nog een tik tegen de wielen Alles is in -orde blijkbaar. „Dordt, Roo sendaal, Esschen, Antwerpen en weg is hij. Een andere trein komt binnen. Het is een geren van haastige reizigers, geroep van witkielen. Een laag wagentje baant zich een weg door groepjes wachtenden. „Past er op Snel wordt hier en daar een koffer wegge trokken. „Hei daar, pasterop Ze gaan naar den postwagen, De kleine negociant, aan wiens zichtig (want voorzichtig zijn ze) worden over geladen. De reizigers loopen af en aan, het is de zenuw achtige drukte, die de gaande en komende treinen met zich brengen. Een rollend restaurant rijdt uitdagend langs den wachtenden trein, van waaruit de achtergebleven, reizigers zich verlustigen aan den aanblik van broodjes met en zonder ham, bananen en reepen Sickesz. Een enkelen reiziger wordt de aanblik te machtig en hij besluit tot den aankoop van een broodje mèt, informeert eerst nog voorzichtig of ze wel versch zijn! 't Antwoord atf geef ik u te raden! Enfin, hij kocht er waar de kistjes en pakjes voor. leidelijke aanbieding de dames moei lijk weerstand kunnen bieden. Een levendig overzichtje op de D.P.-perrons, waar de reizigers drentelend loopen te wachten op aankomst of vertrek van hun trein. En hoe groot- steedsch doet op den voorgrond de paal aan met de primitieve richtingbordjes!

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 8