No. 47
VRIJDAG 7 FEBRUARI 1930
933
dan weer in de stille avonduren, die we hier sleten,
steeds maar weer zocht naar de woorden om het me
plotseling te vertellen, en dan weer angstig om mijn
veroordeeling zweeg, om dien last des te drukkender
te voelen. Arm vrouwtje
Zijn stem was allengs gedaald zachter geworden
en voorzichtig had hij haar beide handen genomen
en haar van zich af getild, totdat zij hem in de
treurige oogen keek.
Neen, daar keek haar geen toornig, boos oog
aan, zooals ze al die weken waarschijnlijk verwacht
had. Dat was de blik van 'n man, die bedroefd
was, naar woorden zocht. Hij ontweek zelfs haar
verbaasde oogen, terwijl hij voortging: Louise,
ook ik ken dat gevoel, dat leed om jou pijn te
doen," en met een van ontroering trillende stem
sprak hij „Lieveling, jij bent de moedige, zwakke
vrouw en ik
Hij was van zijn stoel gegleden en lag voor haar
geknield, het hoofd op haar schoot.
Ik ben de lafaard. Waar ik spreken moest, zweeg
ik eerst dagen, weken, toen maanden, al maar
verschuivend, totdat ik niet meer spreken wilde."
Vreemd zou de verslagen Bernard opgekeken
hebben, als hij even dat zegevierende trekje gezien
had, dat vluchtigjes haar medelijdend gezichtje
verhelderde.
Langzaam aan beheerschte hij zijn aandoening.
„Luister kindje en oordeel niet te zwaar over
mij, als ook bij jou de schijn over de waarheid
mocht zegevieren.
Diep haalde hij adem. „Lang vóórdat jij op
onze samenkomsten verscheen, was er een mede
student, die in elk opzicht onze meerdere was. En
juist daarom en omdat hij'n buitengewoon tact had
om te leiden, werd hij al heel gauw tot voorzitter
van onze club benoemd. Alphonsten Bréve was z'n
naam. Let wel Louise, w-a-s zijn naam, helaas.
Geen wonder dat de knappe Betsie Lovinck zijn
genegenheid voor haar beantwoordde en zij spoe
dig een paartje vormden, dat door allen gevierd
en graag gezien was.
Ook ik mocht hen graag, te meer daar Alphons,
die veel athletiek beoefende en zich gaarne met
mij mat aan toestel en in het veld, zich ook tot
mij aangetrokken voelde.
Een groote, mooie vriendschap ontstond tus-
schen ons en meermalen was ik „Dritteim Bunde",
als ze een uitgaansavond hadden. Betsie hield veel
van haar geleerden boy, zoo noemde ze hem altijd,
en veel verdriet ondervond ze dan ook, toen hij
voor studie naar het buitenland moest."
„Jammer ook voor hem, goede jongen," en even
onderbrak zij het verhaal waarachter zeker veel
leed voor haar echtgenoot verborgen scheen.
„Wat nu verder volgt, is de volstrekte waarheid,
Louise. Heusch, ik kan niet ontkennen, dat de
schijn in deze sombere geschiedenis sterk tegen mij
getuigt, maar jij zult gelooven, dat alles zich
heeft toegedragen, als ik het nu vertel.
Betsie en ik ontmoetten elkaar ook na
Het inwendige van den Dagon-tempel li
zijn vertrek nog geregeld in gezelschap
van anderen een enkelen keer ook wel
toevallig alleen en een sterk bewijs voor
de groote vriendschap van Alphons voor
mij is wel, dat uit de gewisselde brieven
bleek, hoe groot z'n vertrouwen in mij was.
Hij vond 't prettig voor haar, dat wij
elkaar dikwijls zagen en ik met zijn
meisje over hem praten kon en oude
leuke voorvallen, die we met z'n drieën
beleefd hadden, ophaalden.
Ook aan Betsie's trouw moet hij geen
moment getwijfeld hebben. Toch be
vreemdde 't mij, toen zij eens opmerkte:
„Bernard, Phons heeft er niets op tegen,
als we nu en dan eens den schouwburg
bezoeken" en een enkelen keer liet door
schemeren, dat ze 'n bepaald stuk graag
wilde zien. Ik raakte er echter aan ge
woon en waardeerde tenslotte zoowel
Phons' vertrouwen in mij, als haar wel
willendheid zich met mij in het. publiek
te vertoonen. Stel je nu mijn verbazing
voor, Louise, als ze mij op zekeren avond,
na een satyrische Molière, vertelt, dat
ze met goedvinden van Alphons hun
verloving verbroken heeft. Het was laat
dien avond en stil om ons heen. 'k Stond
haar als gek aan te staren.
Toen dacht ik, dat ze schertste en
vroeg gekscherend
„En wie zal dan nu de gelukkige zijn,
of denk je een oude vrijster te worden
en je in een hofje te koopen
En toen pas merkte ik, dat 't haar ernst was.
Ze trachtte nog vaagjes te glimlachen, doch sloeg
toen verlegen blozend haar blik neer, dien ik zeer
goed begreep."
Een beklemmende stilte heerschte tusschen
Bernard en zijn vrouwtje.
Na een poosje vervolgde hij :.„En hoe ik daarop
reageerde? Ik voelde me eerst als 'n schooljon
gen, die 'n pak slaag gekregen heeft, maar toen
Vergeef me Louise. Ook ik was als zoovele ande
ren en naast mijn studie vond ik nog tijd genoeg
om het leven van 'n mooieren kant te leeren ken
nen. Gelukkig behoef ik me tegenover jou over
geen enkele daad te schamen, maar hoevele malen
heb ik niet gewenscht, dat ik me dien vervloekten
avond wat standvastiger had betoond.
Bleekjes hoorde Louise hem aan, nauwelijks
ademend.
„Pas den volgenden dag dacht ik aan armen
Alphons en trachtte een verklaring te vinden voor
die plotselinge breuk tusschen hem en haar, die
oogenschijnlijk zoo geheel in elkaar waren opgegaan.
Zou hij in het buitenland soms.... Maar neen,
daarvoor was Ten Bréve een te flinke persoonlijk
heid en weer twee dagen daarna, toen wij in zalige
stemming bij Reserve soupeerden, was ik m'n
goeden vriend totaal vergeten en vermoeide me
niet langer met dat
lastige probleem.
Te gauw zou er
echter een einde
komen aan onzen
geluksdroom, een
ontknoopingschok-
kender dan menige
film ons voor oogen
draait.
Een goede week
nadien luidde een
krantenberichtje
Stockholm Een
24-jarig Hollan
der, A. t. Br., die
hier voor studie
doeleinden ver
toefde, verloor
door een nood
lottig ongeluk 't
leven, 't Slacht
offer kwam in
aanraking met
den electrischen
stroom en was
op slag dood.
Onder zijn nage
laten papieren be
vonden zich twee
Rangoon. brieven. De eene
brief was aan Betsie gericht, waarin hij haar in
antwoord op haar schrijven de vrijheid en haar
belofte teruggaf. Voorts wenschte hij haar een
mooie, gelukkige toekomst en ik ben er van
overtuigd, dat hij het meende."
Toen Bernard zweeg, voelde Louise hoe dat
alles haar armen jongen weer aangreep. Zijn
lichaam schokte onder zijn niet te bedwingen
gesnik en herleefde smart en tranen van mede
lijden rolden langzaam neer op zijn donkeren haar
dos. Liefkoozend streelde ze zijn dierbaar hoofd en
zich herstellend vroeg ze teer: „En het andere
schrijven Bennie, dat was....?"
Voor mij. Beste vriend schreef hij nog.
Hij had getracht zoo opgewekt en luchtig mogelijk
te schrijven, zonder één verwijt, zonder één haat
dragend woord. Zelfs uitte hij nog den wensch,
dat we maar spoedig voorgoed en gelukkig ver-
eenigd mochten zijn. „Vooral hoop ik, dat je steeds
goed voor Betsie zult zijn, en verzoek ik je vriende
lijk nooit meer over mij met haar te spreken, opdat
ze me voor altijd vergete." Hii eindigde met de
hoopvolle tijding, dat hij kans had voor een be
langrijke zending naar Amerika te worden uit
gezonden en door drukke bezigheden alles wel heel
gauw zou vergeten.
En Betsie, zij trok zich dit vreeselijke voorval zoo
aan, dat zij me beleefd schreef, dat haar kijk op het
leven dusdanig gewijzigd was, dat ze er onmogelijk
over denken kon ooit met welken man ook in het
huwelijk te treden. Alphons' brief heb ik bewaard,
als eenigen troost, omdat hij wist, dat er van mij
geen opzet in 't spel was. Een oogenblikje, dan
zul je hem zelf lezen Louise...." en hij maakte
aanstalten om op te staan.
Laat maar, m'n jongen. Dien brief vond ik reeds
drie maanden geleden tusschen oude studieboeken."
Met wijd-open oogen staarde Bernard nu zijn
klein dapper vrouwtje aan.
„Wat! Jij wist dus alles!?"
„Ja zeker," knikte zij, „en nog meer. Ook be
greep ik, dat mijn goede jongen niet slecht was,
niet willens en wetens het geluk van twee jonge
menschen zou hebben verstoord. Ik geloofde vast
aan je onschuld, maar ging gebukt onder het leed,
dat jij, die alles voor me bent, iets verzweeg, iets
angstvallig voor mij verborgen hield. Dat vond ik
zoo jammer. Toen ik zeker wist, dat jij het nooit
vrijwillig zou vertellen, bedacht ik 'n list. 'k Ver
zon het leugentje van mijn afgesprongen huwelijk."
Opgelucht en bewonderend keek Bernard op
naar zijn glimlachend vrouwtje, dat thans weer
geheel de oude was.
„Zoo zie je, sterke man," plaagde ze, „hoe zelfs wij
zwakke vrouwen jullie te sterk kunnen zijn. Zoo
moest ik jou helpen, die zorg van je schouders weg
te nemen,maar Iaat nu nooit meer 'n geheim, groot
of klein, zich tusschen ons en 't geluk plaatsen."
Markttooneel te Mofcok.