Plicht en Vaderliefde Door REINHOLD ORTMANN 934 VRIJDAG 7 FEBRUARI 1930 No. 47 Dit was slechts geschikt, om mijn hoogach ting voor u te doen toenemen. En het was immers ook geen afwijzing voor goed, zooals ik hoop." Ik leg deze aangelegenheid geheel in de handen mijner dochter," zei Harmening glimlachend. ,,Kom zelf, als u wilt en zie, of het u zal gelukken Alice voor uw wenschen te winnen." Het ernstige gezicht van den commissaris kreeg een blijde uitdrukking en hij scheen voor nemens 'n hartelijk woord van dank uit te spreken. Maar de hoofdcommissaris legde vriendelijk waarschuwend zijn hand op Van Liebenows schouder. „Nu niet en niet hier, mijn zoon Wij zullen door onze eigen belangen onze ambtelijke plichten niet vergeten. Een treurig geval dat daar binnen. Ik wou, dat ik dat arme schep sel niet gezien had. Dit gezicht, met die ontzettende uitdrukking van wanhoop en doodsangst, zal ik nog lang voor mij zien." .Het heeft ook mij erg geschokt. De menschen hier in het hotel zeggen, dat zij buitengewoon mooi was." ..Een ongelukkige liefde waarschijnlijk of mis schien ook gekrenkte kunstenaarstrots. Nu, als er geen redenen van verdenking voor de schuld van iemand anders ontstaan, dan zou ik er maar zoo weinig drukte als mogelijk van maken. Ach terhaal maar voor alles, waar haar nabestaanden gezocht moeten worden, opdat wij hun bericht kunnen zenden. En als u verder alles in orde vindt, laten wij de doode naar het lijkenhuis brengen natuurlijk na het invallen van de duisternis en zoo onopgemerkt mogelijk. Zulke gebeurtenissen zijn immers toch altijd al een groote schade voor een hotel." Toen hij weer in de zijkamer kwam, om afscheid te nemen van de andere heeren, zei de dokter: „De vloeistof in dit halfleege glas heeft zeer zeker het vergif bevat. Ik vergis mij bepaald niet, dat de korreltjes daar op den bodem strychnine- kristallen zijn, die immers zoo moeilijk in water worden opgelost. Hier staat nog een doosje met twee poeders. Er staat wel heel onschul dig „broomkali" op, maar ik zou toch een scheikundig onderzoek aanraden, want het tusschen de doos en het glas liggende opgevouwen papier wekt het vermoeden op, dat de zelfmoordenares een derde poeder in het glas had ge schud." De hoofdcommissaris had met een zekere ongeduldige verstrooidheid ge luisterd. Hij. verlangde uit de nabijheid der doode weg te komen, wier halfge sloten oogen hem schenen aan te staren. „Commissaris Van Liebenow zal ook in dit opzicht alle noodige maatrege len nemen," zei hij, om toen na een haastig afscheid het akelige vertrek te verlaten. „Jij blijft hier ter beschikking van mijnheer Van Liebenow," zei hij tegen den politieagent Bertholts. „Het is waar schijnlijk, dat hij je nog voor een of ander onderzoek noodig heeft." „Om u te dienen, hoofdcommissaris," luidde het antwoord. V A'ice had zich in haar meisjesdroomen 't uur van haar verloving wel feeste lijker voorgesteld dan de werkelijkheid het haar nu gebracht had. Nog in den avond van den dag, die haar des mor gens zooveel zorg en opwinding had gebracht, was Hein Van Liebenow, ge bruikmakend van de hem gegeven toe stemming, in de woning van den hoofd commissaris Harmening gekomen. Mina, die hem had binnengelaten, vertelde aan de met gloeiende wangen luisterende Alice, dat hij buitengewoon deftig gekleed was en in de gang een prachtigen ruiker rozen uit een vloeipapier had gehaald. Zij had hem de kamer van den heer des huizes laten binnengaan en nu wachtte het jongemeisje met een hevig kloppend hart tot zij daar eveneens zou worden geroepen. Gelukkig behoefde zij er niet lang op te wachten. Maar van het oogenblik, toen zij over den drem pel was gekomen, tot het oogenblik ongeveer een uur later toen Hein Van Liebenow met een kus afscheid van haar had genomen, was alles voor haar voorbijgegaan als een gelukkige droom, waarvan zij nauwelijks nog een bijzonderheid zou kunnen vertellen of wist te zeggen, hoe kort of hoe lang die was geweest. Zij herinnerde zich slechts, dat haar vader zeer ontroerd haar hand in die van -den geliefden man had gelegd en hem verzocht had haar zoo gelukkig te maken, als haar rein, kinderlijk hart verdiende. Daarna had hij haar eenige oogenblikken met Hein alleen gelaten en toen hij weer binnenkwam, werd hij door Mina met een champagnekoeler en drie kelkglazen gevolgd. Harmening's hand beefde een beetje, toen hij de kristallen glazen met den gou den, schuimenden drank vulde en ondanks al haar geluk had Alice wel gezien, dat hij tranen in zijn oogen had, toen hij het glas ophief, om een korten gelukwensch uit te spreken. Liefdevol had zij hem omhelsd, om hem toe te fluisteren dat zij altijd, altijd zijn trouwe, dankbare dochter zou blijven. En toen had zij plotseling aan haar broer gedacht en zich met zelfverwijt afgevraagd, waarom hij toch nog niet gekomen was om haar te feliciteeren. „Paul is niet goed en is al naar bed gegaan," had haar vader op een bedrukten toon geantwoord. „Wij moeten hem voor vanavond rust gunnen." Nu had zij pas het gevoel gekregen, dat het ondanks de champagne eigenlijk niet zoo feestelijk en vroolijk was, als zij zich van haar verlovings feest had voorgesteld en het had haar ook ver driet gedaan, dat Hein niet eens dezen eersten avond bij haar wilde doorbren- \T a gen, maar reeds zoo spoedig met IN O. JL de bewering, dat zijn dienst hem wegriep, van haar en haar vader afscheid nam- Maar de volheid van haar jong geluk liet geen twij fel en geen vrees in haar hart opkomen en het viel haar niet moeilijk, zich met het blije vooruit zicht te troosten, dat zij haar geliefde nu iederen dag zou weerzien en hem binnen korten tijd voor haar heele leven toebehooren. Ook had het haar niet verontrust, dat haar vader haar na het vertrek van Liebenow had meege deeld redenen te hebben, om in afspraak met Hein voorloopig haar verloving nog niet publiek te maken en haar daarom had verzocht, die tegenover de kennissen in den eersten tijd nog geheim te houden. Zij had niet eens iets naders van deze redenen gevraagd, want zij gevoelde zich zoo onuitsprekelijk rijk in haar voor vierentwintig uur nog nauwelijks gehoopt bezit, dat daarnaast alles haar gering en onverschillig voorkwam. In de aangenaamste droomen had zij den eer sten nacht van haar verloving doorgebracht en het was als een droevige schaduw op haar geluk gevallen, toen des morgens haar broer Paul naar haar toegekomen was, om haar met een haast onverstaanbare stem en met dwalende oogen geluk te wenschen. Zij had gevonden, dat hij er nog bleeker en zieker uitzag dan gisteren en zij- had hem bezorgd gevraagd, tenminste vandaag nog niet weer naar het kantoor te gaan. Maar zonder haar aan te kijken had hij geantwoord, dat hij in geen geval mocht wegblijven en tegelijk met zijn vader was hij het huis uitgegaan. Zwijgend hadden de twee mannen op straat een poos naast elkaar doorgeloopen, tot de jonge man wanhopig zei „Als u eens wist, vader, hoe wreed deze straf voor mij is Alles zou ik in het bewustzijn van mijn schuld bereidwillig hebben aangenomen, tot de meest vernederende bezigheid zou ik zonder morren bereid zijn geweest maar dat ik nog langer daar moet werken, onder de oogen van den man, die mijn misdaad kent dat is een ieder uur herhaalde marteling, waaraan ik te gronde moet gaan." Ontstemd fronste de hoofdcommis saris zijn voorhoofd. „Ik denk veeleer, dat je mijnheer Delmonde van harte dankbaar moest zijn voor de edelmoe dige toegevendheid, waarmee hij je be handelt. Hij heeft mij verzekerd, dat hij je voortaan met geen enkel woord aan je misstrap zal herinneren en het zal jouw taak zijn, door je toekomstig gedrag zijn achting te herwinnen." Maar met een somber gezicht schudde Paul zijn hoofd. „U kent dien man niet, zooals ik hem ken. Achter zijn schijn bare edelmoedigheid is een of andere zelfzuchtige of laaghartige bedoeling ver borgen. Hij zou de laatste persoon zijn, om ooit iemand uit zuivere edelmoedig heid te helpen." Voor een oogenblik twijfelde de hoofd commissaris, of hij zijn zoon niet nog meer zou vertellen om hem door het mededeelen van de waarheid te over tuigen van de dwaasheid en onrechtvaar digheid in zijn beoordeeling van den man, aan wien hij zijn redding verschul digd was. Maar hij had immers zijn eere- wöord gegeven en zelfs met de beste bedoeling mocht hij het niet breken. Daarom stelde hij zich tevreden met een herhaalde dringende vermaning en nam voor het portaal van het Bankgebouw met een handdruk afscheid van den jongeman, die met een gebogen hoofd de marmeren trappen op liep. De voormiddag bezorgde den druk bezigen leider der crimineele afdeeling een overvloed van werkzaamheden en tegen een uur verscheen Liebenow voor het rapport over de aangelegenheid SCHIEDAM Een aardig, levendig gezicht op de Appelenmarktbrug met het Oude Mannen- en Vrouwenhuis.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 16