No. 48 VRIJDAG 14 FEBRUARI 1930 953 niet lang, Bill. Honderdduizend dollars is niet veel in de bewoonde wereld en je koopt er precies genoeg voor om te weten, wat er allemaal wel te koop is. Nou, Bill Lesley, wat zal ik je verder vertellen. Op een dag werd ik wakker met nog één twintig dollarbiljet in mijn zakken en ik be greep dat het tijd werd om terug te keeren. Ik trok, loopend en rijdend om de Merenstreek en ik. kocht wat honden aan de Athabasca en leefde weer als tevoren, van de pelsen. Hij dronk zijn glas leeg en wierp een ongerusten blik over de vlakte. Bill Lesley had met gesloten oogen de cynische mededeelingen van den ander aangehoord en hij dacht aan zijn eenzaamheid van al deze jaren. Hij dacht aan de ontberingen van de barre vlakte, waar slechts zelden een ander levend wezen dan de eland, de wolf en de vos zijn gezelschap waren geweest. Bill Lesly lachte even, een harden vreeselijken lach. Met volle teu gen had de man tegenover hem van het leven ge noten en het goud dat hem en Madge een hemel van geluk had beloofd, had deze hier met volle handen weggesmeten, in overdaad en zotheid. Jarenlang had de woedende begeerte in hem ge leefd zich op dezen ellendeling te wreken, voor de vernietiging van zijn levensgeluk en thans had de hemel zelf hem in zijn hut gevoerd. „Twee verwoeste levens...." mompelde Bill maar het volgende oogenblik grijnsde hij, als hij eraan dacht wat Jim Dove zou zeggen straks, als hij alles, wistHij opende zijn oogen en zijn stem had een opgewekten klank, toen hij vroeg „En daarna, Jim „Wel ik zwierf dan hier en dan daar," hernam de vossenjager, „het langst bleef ik bij de Cree's aan het Wailastonineer. Toen trok ik de vlakte weer op, het Noorden in. Ik bleef hangen aan de kust, bij die kleine, smerige Eskimo's, Kogmellocks, het venijnigste addergebroed, dat ooit aan de Poolkust geboren werd." Hij wierp nogmaals een blik over de vlakte en vervolgde toen „Vorige week moest ik vertrek ken, omdat ik een van hun vuile, gele vrouwen had mishandeld. En een paar uren later reeds zaten die duivels op mijn spoor." Hij greep naar zijn revolver en vervolgde weer „Twee van de drie liggen te bevriezen in de sneeuw, als de wolven er zich tenminste niet mee blij hebben gemaakt en de derde vluchtte...." „En jij kwam hierheen vroeg de ander met schitterende oogen. „Verdoemd, wat moest ik anders doen Die smerige adders houden hun wraak vast als een drenkeling een stroohalin en ik moest mijn hut en mijn pelsen vaarwel zeggen. Maar het ergste is, Bill Lesly, dat ze met een nieuwen troep drie uur geleden nog op mijn spoor zaten. Ze hebben het nu drie dagen vast gehouden en ik begrijp niet goed welk wonder er gebeuren moet, om dat tuig van me af te houden. Als jij me nu hier kunt houden tot morgen, dan zijn mijn spannen uitgerust en trek ik het Zuiden in. Als ze dan tenminste niet voor de hut staan te grijnzen met hun werpspiesen." „Wel, je kan in mijn hut blijven, zoolang je wilt, Jim Dove, en je zal er misschien langer blijven, dan je lief is." Den vossenjager begreep den verborgen zin van deze woorden verkeerd en brommend beaamde hijJa, als ze me hier insluiten, zeker Hij wierp een spiedenden blik over de vlakte en vroeg: „In welk deel van de witte hel heb jij gezworven, Bill Met droomenden blik begon de ander te vertellen. „Nadat afscheid van je, nam een Eskimo me op en later, na mijn herstel, trok ik naar de River, 't Was er honger, kou en wanhoop en ik kon het er niet uit houden. Ik kon het trouwens nergens uit houden, Jim, na die ploer.na dien streek van je." Bill Lesley haalde diep adem en vervolgde somber: „Ik kon het niet ver geten, die vernietiging van alle hoop op aarde, al die jaren niet vergeten, er bleef iets knagen aan een pijnlijke plaats in mijn hartom Madge. Ik trok van kamp naar kamp en bleef nergens lang genoeg, om er nieuwe vreugde te vinden. Vorig jaar kreeg /V noodlottige gevolgen nan een huif glas n>ijn. ik genoeg van de klemmen en het vergif en ik trok langzaam het Westen in, naar de Chippe- wayan-Indianen. Maar vorige maand braken daar Jini Dove vloog plotseling met een vloek over eind en wees naar de vlakte. Zonder eenige be langstelling keek Bill in de aangewezen richting en hij zag een met Eskimo-honden bespannen slede, aan den rand van den uitlooper. „Op mijn woord, Jim, 't zijn Kogmellocks," zei hij onverschillig. „Verdoemd, jij praat er gemakkelijk over ze zullen jou niet roosteren voor hun giftige honden," viel hij nijdig uit. Hij greep zijn geweer en door het vensterluik speurend, vroeg hij „Heb je patronen, Bill „'n Paar honderd, geloof ik, maar die zullen je dezen keer niet helpen, Jim Dove.... je kon me beter even laten uitspreken...." „Verdoemd, niet helpen Ze zullen er van lusten, die kleine, smerige padden. Kijk Kijk dan Bill, hij keert zijn slee weer.Hij gaat terug, zie je Zijn vuile vrienden halen. Nu zullen ze dadelijk wel komen. Waar is jouw geweer, Bill Je zal me toch niet in den steek laten, wel De ander stak zijn hand even op en moe zei hij „Wacht even, Joe Dove. Het duurt minstens een kwartier voor je ze terugziet. Ik zei je daar straks al Jim De vossenjager keek hem aan, of hij meende, dat hij gek was. „Ik zei je," vervolgde Bill langzaam, „dat ik bij de Chippewayan was, toen we bezoek kregen van den Rooden Dood, Jim...." De vossenjager werd doodsbleek en stamelend vroeg hij„De pokken „De pokken, Jim Dove ze braken uit aan den benedenloop van de Athabasca en in den tijd van twee weken telden we ruim twee honderd onver zorgde graven.... Tweehonderd dappere jagers, Jim, en ze stierven als ratten. Alles vluchtte hoogerop, maar vooral in het Westen en in het Oosten, aan de Meren en aan de River, bleef de Roode Dood hun op de hielen. Alles wat loopen en kruipen kon trok naar het Noorden en onderweg stierven tientallen jagers, dappere mannen, voor geen dood of duivel bang..ze stierven als ratten, Jim," herhaalde Bill Lesley huiverend, „en ik was bij hen Jim Dove viel als gebroken op zijn bank en schor braakte hij een reeks verwenschingen uit. „Ver doemd en ik wilde naar het Zuiden toe. Ik kan toch niet eeuwig met die adders op mijn hielen blijven zitten Achter me zoeken ze de sparren al uit om me te roosteren en voor me, en overal de pokken Verdoemd, Bill Lesley, en jij De ander vervolgde onverschillig: „Ik bleef er vrij van, Jim, en trok met de honden Noordelijker, tot hier. Maar eergisteravondHij eindigde plotseling toen hij zag dat Jim zijn geweer greep. Zeven, acht sleden kwamen van achter den uit looper te voorschijn en vloekend telde de vossen jager zeventien Kogmellocks, allen zonder genade en belust op zijn leven. „Zeventien, Bill Lesly, zeventien van die giftige duivels en dat tegen twee mannen. Grijp je ge weer; als ze tot op driehonderd meter genaderd zijn, zullen we opruiming houden...." De sleden kwamen met groote snelheid nader en langs het versche sledespoor van Jim op de hut aan. De vossenjager stak de tromp van zijn geweer door een opgeslagen luik en riep Bill Lesley nogmaals toe. Maar de man aan tafel ver roerde zich niet „Maak dan voort, Bill, als je er niet vlug bij bentVerdoemd, wat beteekent dat? Kijk die honden eens te keer gaanZe weigeren verder te gaan, BillWat beteekent dèt Ik vraag je... kijk, kijk, verdoemd, ze keeren, Bill Lesley.... ze keeren Een reeks van snelle uitroepen werd over de witte vlakte tot in de hut gedragen en de mannen daarbinnen hoorden het klappen van de lange rendierzweepen. Met moeite richtte Bill Lesley zich overeind en hij zag, hoe de laatste slede met snelle vaart om den uitlooper gleedEen gelaten, troostelooze glimlach speelde om zijn lippen en zwaar viel hij terug in zijn stoel. Verbluft keerde de vossenjager zich naar hem toe en zijn geweer neerleggend, vroeg hij met haperende stem„Wat beteekent düt, Bill Lesley „Dat beteekent, Jim Dove...." Hij wachtte even alsof het spreken hem moeilijk viel. „Nou, spreek op, voor den donder 1" Met een grijns keek Bill Lesley naar den man, die zijn levensgeluk en dat van tientallen mannen en vrouwen van het Noordelijk Sneeuwland had verwoest. „Dat beteekent, Jim Dove, dat de honden iets ruikenhet zijn Eskimo-honden, en die ruiken het spoedig.ze ruiken den Rooden Dood. Hij haalde diep adem en met groote moeite de woorden uitstootend, eindigde hij, met een klank van voldoening in zijn stem: „Het beteekent, Jim Dove, dat je veroordeeld bent.... Sinds eergisteravond heb ik de pokken in de hut...."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 13