D'
No. 48
VRIJDAG 14 FEBRUARI 1930
947
..lnplaats van te antwoorden wederkeerig een
vraag, mijnheer Delmonte Kende u de tooneel-
speelster Ada Leoni
Ik vertelde u immers onlangs al, dat ik haar
gekend heb."
,,Als ik mij goed herinner, vertelde u slechts,
dat u haar op het tooneel had gezien. Ik bedoel
echter een andere bekendheid een bekendheid
buiten den schouwburg."
,,Nu goed, ik heb haar ook buiten den schouw
burg gekend."
„En wist u iets van haar hierzijn Hebt u
vergeef mij die schijnbaar onbescheiden vraag •-
haar in het hotel bezocht
„Ja."
„Eenige uren voordat zij zelfmoord bedreef?"
„Ja."
Kortaf en beslist had Del
monte het gezegd en zijn koele
oogen waren doordringend op
het ontroerde gezicht van den
hoofdcommissaris gevestigd.
Weer ontstond er eenige se
conden stilte.
„Nu, hebt u nog iets anders
te vragen
„Ikik zou zeer dankbaar
zijn, als u mij wilde vertellen,
wat er bij dit bezoek tusschen u
en de tooneeispeelstergebeurde."
„Niets wat ik zou moeten
verzwijgen. Ik kende juffrouw
Leoni van een tijdelijk verblijf
in Oostenrrijk een vluchtig,
langvergeten liefdesavontuur.
Nu ontving ik kort geleden tot
mijn onaangename verbazing
een brief van haar, waarin
zij mij meedeelde, dat zij hier
was en mij dringend moest
spreken, omdat zij zich in een
pijnlijken geldnood bevond. Een
man van eer spreekt anders ge
woonlijk niet over zulke dingen.
Maar ten eerste betreft het hier
een doode en ten tweede zou
het immers werkelijk schijnen,
dat ik mijn relation met die
dame zou moeten rechtvaardigen. Ik heb er over
nagedacht, of het niet het beste zou zijn, als ik
haar eenvoudig een flinke geldsom naar het hotel
stuurde. Toen echter kwam ik door den wensch om
haar niet te kwetsen tot een bezoek. Zij was zeer
verheugd en ontving mij zoo vriendelijk, als nu
eenmaal haar gewoonte was. Om alle misverstanden
te voorkomen, deelde ik haar dadelijk mee, dat
ik op het punt stond mij te verloven en dit eerste
bezoek daarom ook mijn laatste moest zijn. Zij
trok zich dit nieuws niet bijzonder aan, want
ook bij haar scheen de herinnering aan ons liefdes
avontuur erg verflauwd te zijn en wij scheidden als
zeer goede vrienden, nadat ik op een zeer gulle
manier een einde had gemaakt aan haar geld
verlegenheid. Daar hebt u de heele geschiedenis.
Ik hoop, dat u er mee tevreden zult zijn."
„Ik persoonlijk zeker! Ik zou slechts willen,
dat ik er dadelijk kennis van had gekregen. Van
de beweegredenen tot den zelfmoord is u niets
bekend
„Niet het minste. Ada Leoni heeft er tegen mij
wel op gezinspeeld, dat haar plotselinge reis niet
alleen door ongelukkige geldzaken, maar ook door
een liefdesgeschiedenis was veroorzaakt. En ik
vermoed, dat zij eenvoudig een ontrouwen ver
eerder is nageloopen. Iets bepaalds heeft zij mij
niet meegedeeld en ik had er ook volstrekt geen
belang bij, het te vernemen."
„Dat is te begrijpen. Is u misschien nog in het
het bezit van het schrijven, waarin juffrouw Leoni
om uw bezoek verzocht
„Waar ziet u mij voor aan, hoofdcommissaris?
Een eerstejaarsstudent zal zulke briefjes misschien
als aangename herinneringen bewaren, een man
van mijn levenservaring gooit die echter dadelijk
in de kachel."
„Nu, dit briefje zal ook wel niet noodig zijn om
de zaak op een bevredigende wijze op te helderen.
Ik heb het rapport van mijn ondergeschikte nog
niet ontvangen, maar ik twijfel niet
„Wat wil dat zeggen? Wat beteekenen die
rare praatjes? Ik heb u in vertrouwen op uw
bescheidenheid een volledige opheldering gegeven
en zou het als een ernstige persoonlijke beleediging
beschouwen, als u de waarheid mijner mededee-
lingen nog door de berichten van een of anderen
ondergeschikte zou willen laten bevestigen."
„Niets ligt minder in mijn bedoeling dan u
te beleedigen. Maar ik ken tot nu toe de
redenen niet, die de aanleiding zijn geweest voor
het optreden van mijn ondergeschikte. Bovendien
heb ik niet het recht, om willekeurig in een onder
zoek van de ambtenaren der politie in te grijpen."
„U zou daartoe dus geen recht hebben? Nu,
het zou er leelijk uitzien, als het zoo was. Want
zoodra mijn naam tengevolge van deze aanleiding
ongunstig besproken wordt, zal ik veronderstellen,
dat er voor u niets meer gelegen is aan het onder
houden onzer vriendschappelijke relatie en dan
HAASTRECHT Dorpsgezicht van het Marktveld naar de Ned. Hervormde Kerk
zou ik mijn gedrag tegenover u daarnaar richten."
De hoofdcommissaris leunde met een vuurrood
gezicht in zijn zetel. ,,Dat is dus een bedreiging,
mijnheer Delmonte
„Zeg liever, dat het de natuurlijke uiting van
een rechtmatige verontwaardiging is. U gelieve
zich in mijn toestand te verplaatsen. Ik ben op 't
punt een verloving aan te gaan met een jonge
dame van goeden huize, met de dochter van den
regeeringsraad Immenhofen en ik verwacht mijn
levensgeluk van deze verbintenis. Het betrekken
van mijn persoon in deze ellendige komedianten
geschiedenis, het noemen van mijn naam in een
onzer schendblaadjes zou gelet op de fijngevoeligheid
der betreffende personen, mijn hoop op de hand
der jongedame, in rook doen vervliegen. Ik ben
als een vriend bij u gekomen heb u zonder
voorbehoud de heele waarheid verteld, die meer
dan voldoende moet zijn om al uw eventueele
gewetensbezwaren te verdrijven en nu beantwoordt
u mijn vertrouwen met de koelbloedige verzekering,
dat u niet bevoegd is iets voor mij te doen. Voor
den drommel, ik meen zonder eenige bevoegdheid
meer voor u te hebben gedaan, dan ik nu van u
verwacht. Maar nu blijkt weer de oude waarheid:
wie rekent op de dankbaarheid der menschen, is
stapelgek."
Harmening hield krampachtig de beide arm
leuningen van zijn stoel vast. Zijn heele gezicht
was vaalbleek geworden. ,,U wilt dus, dat ik den
politieagent Bertholts zal bestraffen?"
„Ik geef niets om zijn bestraffing, maar verlang
slechts, dat men mij met rust laat. Ik ken de
grenzen van uw macht tamelijk nauwkeurig en
weet, dat u met een enkel woord aan deze heele
geschiedenis een einde kunt maken. Beveel uw
ondergeschikte deze zelfmoordenares in vrede
te laten rusten, dan zal ik aan uw erkentelijkheid
gelooven. In het tegenovergestelde geval moet
ik echter veronderstellen, dat u mij opzettelijk
niet van dienst wilt zijn en moet ik daaruit mijne
gevolgtrekking maken."
De stem van den spreker was even hardvochtig
als op het oogenblik de uitdrukking van zijn ge
zicht. Harmening behoefde hem slechts aan te
kijken, om te weten, wat hij van hem te verwachten
had, als hij zijn ontevredenheid gaande zou maken.
Hij voelde den vreeselijken druk vati de keten,
dien de schuld van zijn zoon hem had opgelegd
en na een strijd van enkele minuten was hij tot de
overtuiging gekomen, dat er voor hem geen andere
mogelijkheid bestond dan een onvoorwaardelijke
onderwerping.
„Ik geef u de verzekering, mijnheer Delmonte,
dat ik met het oog op uw verzoek zal doen, wat
ik kan.."
Delmonte greep zijn hoed. „Dat is genoeg voor
mij ik zai dus zien, inhoeverre u het ernstig
meent. Het zou mij zeer spijten, als ik mij zoo
in u vergist had."
Dezen keer gaf hij den hoofd
commissaris een hand, maar het
was slechts een vluchtige aan
raking zonder dat er de minste
handdruk werd gewisseld.
Toen Delmonte bijna de deur
had bereikt, bleef hij nog even
staan. „Wat ik ook nog tegen u
wilde zeggen, hoofdcommissaris
uw zoon moet iets voor zijn
gezondheid doen. Ik heb hem
zooeven naar huis gestuurd,
omdat hij niet heel wel scheen
te zijn. Zorg ervoor, dat hij pas
weer op het kantoor komt, als
hij eenigszins hersteld is. En
laat mij spoedig weten, hoe
het met hem is."
Daarmee ging hij de kamer
uit, zonder eerst een woord van
dank voor zijn belangstelling af
te wachten. De hoofdcommis
saris viel echter als een gebroken
man op zijn stoel neer.
VIII
duisternis was al over de
heele stad neer gedaald,
toen commissaris Van Liebenow
het gebouw van het hoofdcom
missariaat binnentrad. Een van
zijn collega's deelde hem mee,dat
de hoofdcommissaris meermalen naar hem gevraagd
had. Liebenow aarzelde daarom niet, zich met een
tamelijk dikken bundel akten met het opschrift
„zaak Leonhardt" naar de kamer van zijn meerdere
te begeven.
Hij was ontsteld over Harmening's vervallen
gezicht en over den geheel veranderden klank
van zijn stem, toen de hoofdcommissaris hem met
de woorden begroette: „Ik heb eenigszins onge
duldig op u gewacht want men heeft zich bij mij
beklaagd over een onder uw leiding werkenden
ondergeschikte en ik zou u willen verzoeken om de
desbetreffende inlichtingen. Het gaat blijkbaar
over zeer onhandig gedane onderzoekingen omtrent
de zaak van de zelfmoordenares Ada Leoni, die
ik reeds lang als vergeten en afgehandeld be
schouwde."
„Juist over deze zaak wilde ik u om een bespre
king verzoeken, hoofdcommissarisIk geloof
niet, dat er een reden tot ontevredenheid over de
door mij bevolen maatregelen bestaat, want die
hebben er toe geleid, dat wij nog heden tot de
gevangenneming van den vermoedelijken moorde
naar kunnen overgaan."
„Wat zegt u daar? Van den moordenaar? Wie
wie zou dat zijn
„De bankier Bruno Delmonte."
„O, dat is dat is onmogelijk een onbegrij
pelijke vergissing. Waarop is die vreeseiijke ver
denking gegrond
„Op een heelen stapel bewijzen, die te zamen
een ernstige aanklacht tegen dien man vormen.
Ten eerste is het zeker, dat hij de geheimzinnige
bezoeker der tooneeispeelster is geweest op den
laatsten avond van haar leven."
„Dat weet ik."
Liebenow t "ek verbaasd van zijn papieren op.
„Wist ii dat, hoofdcommissaris? Mag ik vragen,
hoe
„Uit zijn eigen mond. Hij had volstrekt geen
reden, er een geheim van te maken, want zijn be
zoek laat zich even gemakkelijk verklaren als zijn
oorspronkelijk verzwijgen daarvan."
Slot volgt)