VRACHT ALLÏS 948 VRIJDAG 14 FEBRUARI 1930 Als ik nu maar eens eerst kon beginnen te vertellen wat electriciteit is Als ik mij hier maar niet reeds dadelijk moest af maken met gemeenplaatsen, met frases, met „woorden". Nu ja electriciteit is een „natuurkracht", is „een stroom van moleculen", is nog veel meer. We kennen de eigenschappen van electriciteit en iederen dag bijna worden we daaromtrent nog wat wijzer, wij weten hoe wij electriciteit kunnen opwekken, wat wij er allemaal mee kunnen doen, maar het verklaren, nu eens glashelder vertellen wat elec triciteit is, neen, dat kunnen we niet. Maar niettemin hebben we gemeend, dat de „geheime kracht", die alles „drijft", belangwekkend genoeg is om er nog eens iets van te vertellen, en toen wij de electriciteitswerken bezochten, die Rotterdam van licht en kracht voorzien, geschiedde dit in de overtuiging, dat de lezers van Groot- Rotterdam, die dagelijks met de tram rijden, dagelijks het electrische licht aan- en uitdraaien, dagelijks met stofzuigers, strijkijzers en wie weet welke vernuftige electrische toestellen nog meer omgaan, die de kranten lezen, die met behulp van electro-motoren worden gedrukt, die het water drinken, dat electrisch wordt opgepompt, die bewust of onbewust bijna ieder moment van den dag direct of indirect de aan wezigheid van de electrische kracht stations ondervinden, ongetwijfeld belang stellen in het enorme gemeentebedrijf, dat tot deze ontzagwekkende prestaties in staat is. Wij hebben ons bij dit bezoek groote beperkingen moeten opleggen. Het elec- triciteitsbedrijf beschikt in onze stad over vele en velerlei inrichtingen, centrales, „distributie"-inrichtingen, transformator gebouwen enz., afgezien nog van het oude en het nieuwe in aanbouw zijnde administratiegebouw en de nieuwe, heel groote eveneens in aanbouw zijnde centrale. Dit alles te bezoeken, te beschrijven en te fotogra feeren had wellicht op onzen weg gelegen, als wij voornemens waren een lijvig boekdeel over een en ander te schrijven, wat wij overigens gaarne overlaten aan deskundiger publicisten. Nu wij het plan hadden een kort, samenvattend artikel te schrijven, hebben wij al onze aandacht besteed aan de electrische centrale aan de Schiehaven. Herinnert u zich de „Herz- machine" uit Metropolis Hieraan moesten wij een moment denken, toen wij midden tusschen deze mach tige machines stonden, mid den in het gebouw, dat de kracht levert voor bijna alle groote bedrijven, voor vrijwel alle verlichting en toen wij tot de ontdekking kwamen, No. 48 tien schilderachtig doorkijkje in een der ketelhuizen. Elk van de ketels, waarvan sommige een capaciteit hebben van 65000 K.ü. stoom per uur. wordt dooréén man bediend. Men ziet rechts op den voorgrond een kettingrooster, waarbij een der stokers bezig is eenige overgebleven asehresten op te scheppen. Hierbij ziet men een foto van de speciale machine, die stroom levert voor het geheele net van het Rotterdamsehe tram-bedrijf. dat juist dit bedrijf, de bron van kracht van alle andere bedrijven, met zoo uiterst weinig personeel op gang wordt gehouden. Of betergecontroleerd, want voor zoover wij hebben kunnen ontdekken, bestond de taak van allen, die daar werkzaam waren, in uitkijken, controle-oefenen, opletten, of de tientallen controle-instru menten, die, uitermate gevoelig, in elk onderdeel van dit bedrijf den stand van zaken aantoonen, geen afwijkingen demonstreeren. En dan loopt er wel eens een mannetje rond met een oliekannetje en er neemt wel eens iemand een bezem op in het ketelhuis om wat verstoven asch bijeen te vegen maar al het werk doen de machines, die glimmend en glanzend in de heldere en lichte machine-zaal genoeg lijk te brommen staan. Van het stoken af geschiedt alles automatisch. Natuur lijk ook op de meest moderne, ge raffineerde wijze worden de kolen uit de schepen in de haven achter de centrale overgeladen, maar dit is een bedrijf, dat iedere Rotterdammer al zoo dikwijls zelf gezien heeft, dat wij ons maar eerst met de kolen bemoeien zullen, wanneer deze automatisch aangevoerd in de bunkers van het ketelhuis worden gestort. Om juist te zijn in deze electrische centrale vinden we drie ketelhuizen, die des winters gemiddeld per dag 400 ton kolen ver stoken wat over 1929 een totaal van 160 millioen mud beteekende En nu we toch aan de cijfers bezig zijn van de 27 enorme ketels, die daar staan, heeft een, de grootste, een stoomproductie van 65000 K G. per j uur. Minutieus geregeld komen de kolen hier op de groote, langzaam-draaiende kettingroosters. Ze j zijn precies verteerd als ze aan den anderen kant van den ketel zijn aangekomen, waar het ketting- rooster naar onder afbuigt en de asch er dus af valt. Inmiddels wordt een hitte van ongeveer 1600 graden ontwikkeld, welke hitte ook al weer gecontroleerd wordt door uitermatig gevoelige

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 8