m Iworn e» QW UIT HET LAND 1 Door COR HAEG 972 VRIJDAG 21 FEBRUARI 1930 No. 49 DER A Over de eindelooze steppen van Midden-Azië zwerven de arme, weinig beschaafde nomadenvolken. Onder deze zijn de Kirgiezen het talrijkst en het machtigst. Dit vijftal bijzondere foto's geeft eenig idee van dezen merkwaardigen volksstam en zijn leefwijze. v De tenten nan een rrnernenden .dam. Doodarme herders. Waarom moest hij van half negen tot zes uur tegen die imbeciele koppen aankij ken waarom ademen in die atmosfeer van verschimmelde burgelijkheid en gepolijste menschen Tusschen vier gore muren, onder beverige gaslampen (welke altijd moesten bran den), had hij 'n plaats op 'n nieuwe met leer bekleedde kantoorkruk. Daar was voor hem 't slagveld voor „the struggle for life" en moest hij solied gebonden boeken volschrijven en hagelwitte vellen betijpen. Hij zat met nog vier andere „collega's" met den rug naar de ramen. Ramen, welke nog nooit licht hadden doorgelaten. Achter die ramen was 'n steegje, smal, vuil en altijd stinkend, gelijk de enkele kinderen die daar hun heerlijke spelletjes nog deden. Nu was het stil in 't steegje en ook op 't kantoor. Bleek bibberden de gaslampen hun licht door de 6x5 M2 ruimte; de teringachtig-wit-gekalkte muren kaatsten 't licht terug't neusophalen van den boekhouder stoorde de stilte. Een deur werd opengesmeten en 'n forsche dikke man, met 'n nek als 'n stier, stampte binnen. 't Werd nu nog stiller op 't kantoor de neus van den boekhouder stopte plotseling, en terwijl de dikke man (de directeur van de zaak) over zijn brilleglazen rondkeek, gromde hij: „Is hier nie mand De nroumen tier Xirgiezen rijiien enen uitstekend als haar mannen. Dit was zoo zijn gewoonte om aldus iets te vragen. Daarom stilte. Dan liep hij met groote stappen de 6 x 5 M2 ruimte rond en schreeuwde den boek houder toe: „Waar is Maas?" De neus van den boekhouder begon opnieuw te werken, de penhouder ver dween achter 'n uitstekenden oorlap en terwijl hij beverig opstond en stotterend begon te zeggen, dat Maas even naar de post was, rende de direc teur het kantoor weer af, onderwijl roepende „Laat Maas direct even bij me komen voor de zaak betreffende v.d. Kamp." Bovenstaande boodschap van zijn directeur werd Maas verteld toen hij even later binnenkwam. „En," werd er bijgevoegd „Ga maar direct, hij wacht er op." Maas ging eigenlijk wel graag naar 't kantoor van den directeur, omdat in 't locaal ernaast Gretha zat. die hij graag zag. Want altijd, als hij bij den directeur had moeten zijn, liep hij door de afd. Inkoop ('t locaal naast 't privé-kantoor) en riep dan onderwijl tegen Greet „Dag aardig kind". Ze antwoordde dan altijd met 'n „would-be", onverschillig bonjour,,", maar vroeg dan meteen of hij nog 'n mooi boek voor haar wist. Gretha las graag en daar om spraken zij wel eens over diverse boeken en schrij vers. Greet was 'n meisje met helder verstand, los, on gedwongen, reso luut en 'n helderen kijk, voor haar leef tijd, op vele dingen. Haar kortgeknipt page-kopje, haar donkerbruine oogen met fijn, iets gebo gen neus en haar frissche mond, rood als 'n kers, gaven een tintelend uiter lijk, dartel en vitaal. Eén ding had zij bovendien op veel mooie meisjes voor, zij was haar schoon heid niet bewust. Toch was ze niet vrij van buien en grillen, maar mis schien verhoogde dat haar bekoor lijkheid. Vanmorgen ook weer.Aan de manier waarop zij 't „bonjour" zei, wist hij al dat ze uit d'r humeur was. Zóó mocht hij haar echter het liefste zien. Ze kon dan overschillig zijn als 'n jongen. Hij kende haar nu zes maanden, den tijd dat ze bij de firma werkte. fn den beginne sprak hij haar weinig wat kon hem dat meisje schelen. Trouwens zijn heele inte resse voor vrouwen was vrij miniem. Maar op 'n Zaterdag-namiddag, toen zij op 't gore kantoor der afdeeling boekhouding was geweest, had zij ge vraagd of een van de jongste bedienden even voor haar 'n boek mocht halen. „Lees jij veel, Greet," vroeg hij haar toen ineens, haar bij den voornaam noemend. (De andere „collega's" deden dat ook ongemerkt bediende hij zich er ook van). „Ja, maar ik weet bijna niet meer wat ik lezen moet," antwoordde ze. „Ken jij nog mooie boeken." (Waarom zei ze jij, terwijl het altijd U was ge weest Hij had haar toen 'n serie schrijvers opgenoemd en dit werd 't aanknoopingspunt voor hun con versatie. Toch bleven zij onverschillig tegenover elkaar, bovendien zij was nog jong, 20 jaar en hij dacht er niet aan met dit meisje in relatie te treden. En vdn haar kant was alles even zakelijk, alhoewel hartelijk en echt meisjesachtig. Geregeld bij elke gelegenheid werd er over boeken gesproken en nu hij haar eenmaal had laten kennismaken met die schrijvers, die haar ideeën deelden, nu werd hij met 'n zekere onderscheiding door haar be handeld. Langzamerhand bemerkte hij bij zichzelf, dat hij niet zoo nuchter meer tegenover haar stond. Eigenaardig onbewust zocht hij vaak 'n gelegen-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 12