No. 49
VRIJDAG 21 FEBRUARI 1930
973
de lucht, grijs en somber was 't weer, de wind
smeet de regen tegen de ruiten en geel-bruine
blaren dwarrelden als wanhopig op 't kleine
binnenplaatsje, waaruit men van 't kantoor op
neerkeek.
„Grauw, akelig, maar toch prachtig weer hè,"
zei ze opeens na eenige stilte.
Hij schrok even op, doch hoorde den warmen
klank in haar stem. Warm, ja dat was haar geluid.
..Ja," zei hij met 'n zucht, „buitengewoon mooi,
't is stervende schoonheid." (Onderhand dacht hij:
dit weer past momenteel bij mijn stemming).
Erger dan ooit was hij nu somber gestemd en dit
niet verwachte samentreffen met haar, deed hem
toch goed.
„O, zèg," ging ze verder (dat „zeg" van haar
werd muziek in de ooren), „wil je mijn nieuwe foto's
even zien, en dan moet je eerlijk zeggen of ze goed
zijn. Ik vind ze 'n beetje geflatteerd, doch zeg jij
nu eens of dat nu werkelijk zoo is."
Uit haar lessenaar haalde ze d'r taschje te voor
schijn en onderwijl ze hem de foto's in verschillende
uitvoering voorlegde, babbelde ze verder
„Die jij 't beste vindt, zal ik dan laten vergroo-
ten, zélf kun je zoo moeilijk over 'n foto oordeelen.
heid om even met haar te kunnen praten, terwijl
zij toch heel gewoon bleef, vriendelijk, aardig en
toch
Hij wilde de gedachte niet voeden, hij wilde
haar objectief blijven bezien, doch 't hart bleek
sterker dan 't verstand. En daarom maakte hij
zichzelf wijs, dat hij haar alleen gaarne zag, zooals
men bijv. ook graag 'n schoon kunstwerk ziet.
Voor hem was de schoonheid, de kunst 'n deel
van zijn leven en eens toen hij haar met d'r vader
op 'n concert ontmoette, deed hij de heerlijke ont
dekking dat haar kunstbegrippen met de zijne veel
overeenstemming vertoonden. Toen had hij haar
weer anders, weer beter gezien zij steeg in zijn ge
dachten en zijn hart klopte sneller.
Vanmorgen toen hij haar wilde vragen of ze dit
of dat boek soms al had gelezen, kwam plotseling
de directeur weer binnenvallen en moest hij maken
dat hij achter z'n lessenaar kwam, ginds in dat
muffe hok.
Eenigzins teleurgesteld klom hij op z'n kruk
en terwijl hij 't neus-ophalen van den boekhouder
niet hoorde, dwaalde zijn gedachten weer naar haar
af.
Nu constateerde hij dat ie toch wel van haar begon
te houden, ja zelfs haar lieftallig persoontje niet
meer uit zijn kop kon doen verdwijnen. Maar
tevens voelde hij z'n eigen minderwaardigheid
om zoo'n meisje, zoo'n zeldzaam hoogstaand kind,
te durven vragen.
Ongemerkt ging hij al hun gesprekken nog eens
na neen nooit had zij gezinspeeld, dat zij kennis aan
iemand had, maar ook nooit had zij blijk gegeven,
meer dan vriendschap voor hem te hebben. En
hij van zijn kant had immer 'n „gentleman-like"
houding bewaard hij meende zelfs dat zij hem
'n zekere achting toedroeg. Hij wist dus ook dat
zij geen kennis had, 'n paar jongere collega's op
z'n kantoor (oppervlakkige stomme lui) hadden
laatst nog tegen elkander gezegd, dat ze (dat was
Greet) nog te krijgen was. Dat banale „krijgen"
had hem geïrriteerd, doch hij ging er niet op in.
Voor niemand van al die menschen om hem heen,
had hij z'n gevoelens tegenover Gretha (zooals zij
altijd op 't kantoor genoemd werd, en wat hem nu
begon te hinderen) willen bekennen. Op slot van
zaken was zij 't eenigste meisje in de zaak, die ver
boven de andere dames uitstak de rest was 'n
mode-kudde, allemaal 't zelfde.
In den namiddag moest hij even naar de afd.
Inkoop om 'n factuur te brengen (hij had deze
gelegenheid om haar weer te zien „geforceerd")
en trof haar alleen op 't kantoor.
„Alleen vroeg hij hartelijk.
„Ja, juffr. Verhoog en Beers zijn geloof ik kaar
ten halen voor de cinema, de baas is toch de stad
uitgegaan zei ze en keek onderhand naar buiten.
De kalender wees half October, de herfst was
in vollen gang. Loodkleurige wolken joegen door
Het interieur om een Kirgiezcn-tenl, Jurte genaamd.
Hij keek met stille bewondering naar de af
beelding van dit prachtige meisjeskopje. Waarlijk,
al was 'n foto, 'n dood beeld, dit geval werd 'n
uitzondering.
„Deze is m.i. de beste, deze en „profiel", be
sliste hij, „die is goed. Trouwens ze zijn allemaal
goed, maar dat komt omdat...."
Hij voleindde den zin niet, hij wilde geen banale
vleierij zeggen.
„Wat, omdat reageerde zij, „zeg eens verder?"
„Neen, neen," schudde hij lachend het hoofd,
eenigszins verrast: „Ik wou maar zeggen dat,
hm, dat, nou ja de persoon waarvan de foto
genomen werd, hm.... mooi is!"
„Nu overdrijf je zeg (alweer dat „zeg"), maar ik
vind die toch ook 't beste. Karei zal er, hoop ik,
schik mee hebben. Zondag over een week gaan
we ons verloven vader, moeder vinden 't goed.
Karei komt nu met 1 Nov. hier in de stad aan de
H.B.S., ik ben blij als wat."
't Was hem alsof 't nog donkerder werd, toen hij
die laatste zinnen hoorde. Een oogenblik stond hij
sprakeloos en terwijl allerlei gedachten door zijn
hoofd joegen, bedwong hij zich en vroeg eenigs
zins quasi-verbaasd
„Karei, is dat misschien je verloofde? Ik heb
niet de eer," voltooide hij, nu gedwongen-glim
lachend.
„Och neen, dien ken jij misschien niet. Dat komt
omdat wij onzen omgang geheim hielden en hij de
brieven naar 't adres van mijn vriendin zond. Ik
ken hem al ruim een jaar hij is leeraar aan de
H.B.S. te X. en nu heeft hij 'n aanstelling gekregen
aan de H.B.S. op 't Rappardplein. Fijn, nu is ie
altijd hier. 'n Maand geleden heb ik er pas met
vader en moeder over gesproken. Ze waren eerst
verwonderd, toen 'n beetje kwaad, maar tenslotte
kwam alles goed.
Vader heeft geïnformeerd en nu vieren we
binnenkort onze verloving. Daar is o.a. die foto
ook voor. Maar ik geloof wel, dat jij Karei Heynen
kent, hij heeft vroeger bij ons in de straat ge
woond." (Inderdaad kende hij „Karei" van naam).
„Zeg," (nu klonk 't „zeg" als iets pijnlijks) „hij
heeft ook verschillende boeken gelezen, die jij mij
opnoemde hij vond ze ook heel goed, alhoewel hij
weinig tijd heeft om te lezen hij studeert nog wis
kunde."
„Zoo zoo," lachte hij verder (hij was plotseling
zéér nuchter geworden en kon gemakkelijk lachen)
„Nou, dat doet me plezier, maarre, ik moet weg,
ze zullen zoo opbellen, waar ik blijf."
Zij borg haar foto's weer op en terwijl ze hem
bedankte voor zijn oordeel ging hij nog niet 'n
„dag aardig kind" de deur 'uit.
Zijn hart dééd hem pijn, 't was een te mooie
droom geweest.
Kirgiezen op de jaarmarkt te Kuendinsk. Hier handelen zy met hun landgenooten in nee, huiden, huishoudelijke artikelen,
thee, enz. Velen moeten tien en meer dagen reizen om de stad te bereiken.