Mijn
Onafhankelijkheid
No. 49
VRIJDAG 21 FEBRUARI 1930
975
sprongen te maken of andere dingen uit te halett.
ik houd mijn oogen open dat zul je immers al
lang bemerkt hebben Ik ga nu een wagen be
stellen. Blijf hier boven, tot ik terugkom, om je te
halen."
Hij ging de deur uit, terwijl Krauze verslagen
bleef zitten en zijn handen radeloos tegen zijn pijn
lijke slapen drukte. Hubner's besliste weigering,
om van hem te scheiden, kwam hem voor als
duidelijke bevestiging van zijn verdenking, dat de
tooneelspeler slechts op een gelegenheid wachtte,
om hem van zijn geld te berooven, en in zijn opwin
ding stelde hij zich de vreeselijkste tooneelen van
bloedige misdaden voor, waarvan hij en niemand
anders hét ongelukkige slachtoffer was.
En hij had niet eens een wapen, om zijn leven te
verdedigen, terwijl de ander nog steeds de revolver
in zijn borstzak droeg, die hij hem ontstolen had.
Zoekend keek hij in de kamer rond en hij kreeg
haast een verheugend gevoel, toen hij op de venster
bank een meer dan vingerdik stuk ijzer bemerkte,
dat oorspronkelijk voor een of ander doel in den
muur was geslagen, maar toen er weer uitgebroken
was. Haastig, alsof hij in het bezit van een kostbaar
kleinood wilde komen, sprong hij op en maakte
zich meester van het verroeste stuk metaal, om het
onder zijn vest te verbergen. Nu gevoelde hij zich
veel kalmer dan tevoren, want hij was bij een
eventueelen aanval niet meer op de kracht van
zijn vuisten aangewezen, en als hij een paar minu
ten geleden in zijn angst het denkbeeld overwogen
had, om zijn vreeselijken bondgenoot een deeling
van het bedrag aan te bieden, alleen om zich door
dit offer van hem af te koopen, dan was hij nu
vastbesloten, om zijn bezit tegen de roofgierige
hartstochten van zijn reisgenoot tot het laatste te
verdedigen.
Langer dan een halfuur moest hij op den terug
keer van Hubner wachten en het sombere gezicht
van den athleet toonde hem duidelijk genoeg, dat
de zaken nog lang niet naar wensch gingen.
„Ik kon onmogelijk een wagen of een rijtuig krij
gen," zei hij. „Ik heb den waard ten laatste vijftig
mark geboden voor het bezorgen van de ellendigste
kar, maar hij bleef er bij, dat er in het heele dorp
geen enkele meer te krijgen zou zijn. De mannen
uit de mijnen en fabrieken maken gebruik van den
Zondag, om naar de stad te rijden en zich daar te
amuseeren. Dus zal de verzekering van den man
wel waar zijn en wij zouden onze heele reis te voet
moeten voortzetten, als het toeval geen rijtuig op
mijn weg had gebracht, dat leeg naar Tarkowitz
teruggaat."
„Naar Tarkowitz? Wat moeten wij daar
doen
„Niemendal, en wij willen ook volstrekt niet
daar naar toe, maar naar de grens maar het is
toch een uur loopen gespaard, als wij een eind mee
rijden. Ik ken de streek daar in den omtrek heel
nauwkeurig en weet, waar wij af moeten stappen,
om langs den kortsten weg aan het grensstation te
komen. De koetsier was wel zoo onbeschaamd, om
twee daalders te eischen maar op zoo'n kleine uit
gaaf komt het bij u toch zeker niet aan."
Een kwartier later zaten zij waarlijk in het licht
open rijtuig, een zoogenaamde brik, zooals er in die
streek veel gebruikt worden, en een scherpe wind,
die fijne, maar ijskoude regendroppels meebracht,
blies hun in het gezicht. Omdat de koetsier ieder
woord van hun gesprek had moeten hooren en het
tweetal bovendien weinig lust tot praten had,
bleven zij zwijgen tot na een rit van ongeveer vijftig
minuten Hubner den arm van den suf kijkenden
koetsier op den bok aanraakte.
„Halt I Hier moeten wij afstappen. Deze heer
zal u den afgesproken vrachtprijs betalen."
Krauze, die toch weer zeer angstig werd, toen hij
er aan dacht, dat hij over eenige minuten met zijn
akeligen metgezel moederziel alleen op het vrije
veld zou zijn, waar wijd en zijd geen nienschelijke
woning te zien was, aarzelde nog, om het geld in
de uitgestrekte hand van den koetsier te leggen.
„Misschien zou de man zich toch laten overhalen,
cm ons tegen een goede betaling tot in de onmid
dellijke nabijheid van de grens te brengen," fluister
de hij Hubner halfluid toe. „Wilt u niet nog eens
daarover met hem onderhandelen
Maar de tooneelspeler maakte een beslist ont
kennende beweging. „Dat zou doelloos zijn, want
hij heeft het straks bepaald geweigerd. Bovendien
komt het mij om verschillende redenen doelmatiger
voor, dat wij het overige van den weg te voet af
leggen. Houd ons dus niet noodeloos op, maar maak
de zaak in orde."
Ofschoon zijn verdenking door dit antwoord
slechts nieuw voedsel had gekregen, was Krauze
toch niet moedig genoeg, om tegen den wil van den
ander een gesprek met den koetsier te beginnen.
Hij rekende met den man af en keek het spoedig
wegrollende rijtuig weemoedig na. Toen overtuigde
hij zich door een onopgemerkt tastenden greep, dat
hij nog in het bezit van het wapen was en hij dit
ieder oogenblik voor zijn verdediging beschikbaar
zou hebben.
„Vooruit dan zei hij bij zichzelf. „Ik zal mijn
geld en mijn leven in ieder geval zoo duur mogelijk
verkoopen."
Het was een eenzame en sombere streek, waar zij
zich bevonden, dubbel zwaarmoedig en troosteloos
in het vale schemerlicht. De slechte, schijnbaar
weinig gebruikte weg, dien Hubner had ingeslagen,
liep over een kaal, ongelijk land, om dan in het
tl wmeer ik zin heb tun een auto Ie gaan koopen.
Dan vraag ik dat toch zeker niet aan Jan Publiek. j
Als ik 's winters niet mijn hlooten ko/i mil loopen.
Dan doe ik dat. al lacht ook iedereen zich ziek.
Als ik zin heb om eens lekker lang te slapen, p
Al beukt m'n hos/iita de deuren met haar nuist.
Al scheldt de heele mereld me ooor luie bliksem,
Je snapt toch zeker mél: Dan doe 'k 't lekker juist!
)Als k geen zin heb om nisi les af te leggen.
Dan heb ik lak aan mal het menschdom er nan zegt.
I 'n als m'n nrienden me zooiets dan kmalijk nemen.
Dan zeg ik, op mijn .beurtdie vriendschap is niet echt. t
Als 'k geen zin heb om 'n meisje te gaan trouwen, p
Dan blijf ik heel myn lenen lekker vrijgezel
Dan hoor 'k tenminste nietk h mannie ik ga dansen
1st jij vanmiddag enen voor me op rle bel."
Als ik zin heb m te ronken, nou. dan rook ik.
M'n biertje drink ik allersmaukiijkst op z'n tijd.
J»l ff i/iri iyr ui iiiA ts\ («iin .nnuun tyrxcst iyu< y
deen menseh op aarde, die me zooiets kun tperbieden.
Ik oolg m'n eigen meg oun onafhankelijkheid.
Muurals ik geen zin heb m'n belasting te bet uien,
Dun kryg ik morgen aan den dag een dmangberrel.
Dun loop ik spaak met al m'n mooie theorieën,
Al heb 'k geen zin er in. b*>tulen moet ik mei
Cl fiS BKTLk'M Jr.
bosch uit te komen, dat somber en angstwekkend
als een zwarte muur het droefgeestige landschap
afsloot.
„Moeten wij door dat bosch daar?" vroeg
Krauze, nadat zij een poos zwijgend naast elkaar
voortgeloopen hadden, en hij gaf zich alle mogelijke
moeite, om een onbevangen klank aan zijn stem te
geven.
Maar op Hubner scheen deze toon niet zeer over
tuigend gewerkt te hebben, want hij keek zijn
metgezel van terzijde aan en zei spottend „Ja.
Ben je bang
De graanhandelaar lachte gedwongen. „Da's ook
watWaarvoor zou ik bang zijn Zijn wij niet met
ons tweeën
„Misschien juist daaromluidde het korte
antwoord. „Je hebt gisterenavond in je slaap aller
lei rare praatjes verkocht, die mij een juiste voor
stelling hebben gegeven, hoe het er van binnen bij
je uitziet. En ik zeg je alleen maar, dat ik niet in
jouw plaats zou willen zijn nog niet voor een
miljoen
Krauze was bleek geworden, maar hij scheen niet
nieuwsgierig naar de reden, waarom de andere hem
deze eigenaardige verklaring had gegeven. Zwij
gend liep hij voort, steeds er op bedacht, om een
halven of een heelen stap achter Hubner te blijven
zijn hand tastte echter meermalen naar de plaats,
waar het verroeste stuk ijzer onder zijn vest uit
kwam.
Nu waren zij nog slechts ongeveer honderd schre
den van den rand van het bosch verwijderd, dat
aan de angstige oogen van den graanhandelaar zóó
donker en ondoordringbaar voorkwam als een nog
nooit door menschen bezochte wildernis. En
nogmaals, hoezeer hij ook van het nuttelooze dezer
poging overtuigd was, waagde hij het, aarzelend
bezwaar te maken.
„De witte streep daarginds is toch in ieder geval
de straatweg. Zouden wij niet beter doen, dien te
volgen, in plaats dat wij ons in het eenzame bosch
aan het gevaar wagen, geheel te verdwalen
Nu was het Hubner, die een kort spottend gelach
deed hooren. „Heb daarover maar geen zorg, waar
de vriend Je zult precies daar aankomen, waar
ik je wil hebben. Ik ken dit bosch zeer goed en dat
het zoo eenzaam is, heeft mij juist dezen weg doen
kiezen. Als ik gisteren bij voorkeur drukke plaatsen
bezocht, dan komt het mij vandaag doelmatig voor,
om alle nieuwsgierige menschen zooveel mogelijk
uit den weg te blijven."
Misschien had hij er ook een brutaal plezier in,
om de wantrouwende vrees van zijn reisgezel,
die immers al lang niet verborgen voor hem had
kunnen blijven, door zijn dubbelzinnige woorden
en nog meer door den toon, waarop hij die uitsprak,
tot een pijnlijken angst te doen toenemen, en een
man met een helder doorzicht zou deze bedoeling
waarschijnlijk wel doorzien hebben. Krauze echter
anders een menschenkenner en volleerd in koele
berekeningen scheen niets meer te bezitten van
het slimme verstand en de buitengewone scherp
zinnigheid, die hem zoo lang in staat hadden ge
steld, om alle wederwaardigheden en gevaren te
trotseeren. De man, voor wien hij van het eerste
oogenblik hunner kennismaking evenveel vrees
als afschuw had gevoeld, moest met een waarlijk
duivelsche kracht toegerust zijn, om hem met
lichaam en ziel zoo geheel in een,verlammenden
doodsangst te brengen, dat hem slechts die eene
gedachte bezielde „Wanneer zal hij de revolver
voor den dag halen En zal ik nog tijd genoeg heb
ben, om die omlaag te slaan, voordat hij afgedrukt
heeft
Maar nu zij het geheimzinnig donkere bosch in
gingen en naast elkaar op het smalle voetpad voort
liepen stijf tegen elkaar gedrukt, want geen van
beiden wilde voor den anderen loopen, toen nam
deze eene gedachte in de koortsachtig werkende
hersenen van Krauze langzamerhand een anderen,
gevaarlijker vorm aan.
„Als het toch eenmaal zeker is, dat hij mij slechts
naar deze verlaten eenzaamheid heeft gesleept, om
mij af te maken waarom zou ik dan versuft
wachten tot hij het juiste oogenblik daarvoor ge
komen acht Waarom kan ik het wapen, dat een
gelukkig toeval mij bezorgd heeft, niet evengoed ten
aanval als ter verdediging gebruiken Ja, dwingt
de plicht tot zelfbehoud mij niet, om zijn lage be
doeling te voorkomen En zijn de zevenduizend
mark, die hij mij afgezet heeft, niet mijn recht
matig eigendom Als hij mij die met het brutale
recht van den sterkere afgenomen heeft, waarom
zou ik dan aarzelen, om die op grond van dat zelfde
recht weer terug te nemen En dan de pas, dat
onschatbare papier, waarvan het bezit voor mij de
redding en de vrijheid waarborgtKan ik dien
niet evengoed gebruiken als hij Een enkele slag
Waarom aarzel ik nog, om van de gelegenheid
gebruik te maken
Minuut na minuut ging voorbij. Steeds dieper
scheen de stilte om hen heen te worden, steeds
zwaarder scheen de eenzaamheid op het schemer
achtige bosch met zijn sombere boomen en zijn be
nauwde graflucht te drukken. Geen geluid uit de
woningen der menschen drong door tot hier, geen
geluid zou uit deze afzondering tot aan de woningen
der menschen doordringen. Wat hier gebeurde,
werd door niemand gezien of gehoord. Weken of
maanden zouden misschien voorbijgaan, voordat
het aan een ander levend wezen bekend werd.
En er was slechts een enkele slag noodig het
scherpe stuk ijzer was immers een vreeselijk wapen.
Waarom dus dit laffe, besluitelooze aarzelen Bin
nen een kwartier neen, binnen vijf minuten was
het misschien al te laat. Zijn hand had niet gebeefd,
toen hij den strop om den hals der oude vrouw wierp
en met een flinken ruk dichttrok hoeveel meer
zou hij nu op zijn kracht en flinkheid mogen ver
trouwen, nr.; terwijl het mislukken gelijk zou staan
met het prijsgeven van zijn leven
Weg met alle angstige aarzelingSlechts het
juiste oogenblik gebruikt ea dan alle zenuwen en
spieren ingespannen Er bestond geen kostbaarder
prijs, dan die hier te winnen was. Een dwaas en een
armzalige lafaard, die hem zou kunnen verspelen
Word! vaertgezet.