goudschen ZATERDAG op den 988 VRIJDAG 28 FEBRUARI 1930 No. 50 Kijkje tusschen de kraampjes, het operatieterrein nan den marktkoopman. zeggen dat u er niks van weetBij mij zijn de kijkers in tien minuten koopers! Dat wil u zien, wat? En met een uithaal, die nagalmt over de helft van de markt en dat is een heel eind, klinkt een „Ooóö!" door de ruimte, die al dadelijk effect sorteert. „Ooooóöö om te jammere die prijze Om te huile Ik geef ze weg Ik wil ze nie hebbeeeèèè En daar vliegen de kistjes sigaren zoo maar door de lucht, midden tusschen het publiek. „Maak u niet bezorgd! Ze komen weer terug.... Wie is de eerste Wie wil profiteere van de kans, die nóóit weer terug komt Al wor je honderd, al wor je tweehonderd, al wor je driehonderd Het gaat goed. Daar vliegen de kistjes sigaren voor niks voor noppes En daar worden kwartjes gezameld en guldens. O, het gaat goed Men kan er zijn naam laten, graveeren en scheer- apparaten beproeven, men kan er uit honderdeh, meters kachelpijp het „goeie stukkie" koopen dat men noodig heeft en men kan naast het bed van schillen, bloemstelen en papieren stappen en even luisteren naar Caruso en „Heb medelij, Jet", of naar Tosselli, die nog maar steeds niet uitgeklaagd komt.... „Nooit, nooit heb ik zóó slecht gewerkt als hier Voor den Keizer van Chinaaaaóóèó, voor den Kroonprins van Siaaaaaóèóóm In Parijs En dat gaat zoo den heelen Goudschen Singel langs, kraam naast kraam en daaromheen, daar langs, daar tusschen, een dichte menigte, waar bijna geen doorkomen aan is. Er is een roepen en lachen, een schreeuwen en aanprij zen, een wirwar van klanken, van gramophoon- muziek, van trompetgeschetter, van bellen en hameren en vooral van roepen, van tekeer gaan als op een complete kermis. D. w. z. het weer moet een beetje meezitten. In een mieserigen, druilerigen mot regen kan de beste marktkoopman van de wereld er niet in komen en verkoopennebbisj. Maar als het weer goed is, en er zijn menschen, wat zegt u Zijn er koopers en kijkers Gaat u dan maar terug om te gooide ze de gouwe tientjes zoo voor mijn pooten,hier legt nog geen tach tig cente op tafel. Iemand die zonder kraampje zijn mijsheid uitkraamt Met groote ooertuigmgskracht en een meidseli gebuar mordt de koopwaar aangeprezen. Men kan fietsen krijgen en fietsenonderdeelen, ledikanten, portretlijsten, sleutels, koloniale waren, petten, lingerie, vitrage. Er zijn tenten met vogelkooitjes, met warm gekookte eieren en „uurboord". „Ik zal je niet opeten," schreeuwt een man op een wagen. Nie mand denkt waarschijnlijk dat hij dit wil, maar hij roept het zoo luid, met zulk een uithaal, dat ieder opkijkt. Hij begint met cigaretten. Men kan er zich laten fotografeeren, of dejeuneeren aan wagens vol lekkernijen, als mootjes haring, augurken, gekookte harten met brood, terwijl een bordje en mes geserveerd wordt. Men kan er. „Hier gebeurt een moord, een moord...." Het is een sid derende stem, die de menschen ineen doet krimpen. „Ik ver moord alle concurrentie." Het komt boven van een wagen, waarop iemand dassen te koop biedt. Men kan er schoenen ge repareerd zien worden met een plakmiddel en het dofste koper zien opglanzen als goud met een poetsmiddel. Daar gaat iemand zingen, steeds hooger met wonderlijke intona ties en de tekst is onveranderlijk „D'er izzer maar een,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 8