DOOR OCTAVUS ROY COHEN 1014 VRIJDAG 7 MAART 1930 No. 51 De Gebrandmerkte Als je werkelijk schuldig was geweest, kon ik 't je natuurlijk op 'n prik voorspellen, en ik geef toe, dat 't 'n mensch tegenwoordig niet gemakkelijk wordt gemaakt. Maar mis schien zullen ze zich ook uitsloven om je schade loos te stellen, en je de fijnste kansen op 'n zilveren presenteerblaadje voorhouden. Hoe 't ook zij, Bob, luister nu eens naar me." Todd Shannon schoof dichterbij en liet een reusachtige hand neervallen op de knie van zijn celgenoot. „Het kan je ook beroerd gaan. Ik weet 't niet. Maar ik zeg je, als je ooit in de penarie zit er is één man, waar je naar toe kunt gaan en mijn naam noemen, en die zal alles onderste boven keeren om je te helpen." „John Carmody „Precies. Je hebt me over 'm hooren praten en je denkt, dat je er iets van weet maar, jongen, dat doe je nog lang niet." Shannon sprak met een hartstochtelijke vereering in zijn stem. „Die Carmody is 'n wonder. Hij houdt niet alleen de touwtjes van de heele stad, maar hij kan ook in den Staat zoowat alles doen, wat hij verkiest. En er loopt op heel de wereld geen beter advocaat rond dan hij." „Heeft hij je verdedigd?" „Nou Bob, dat zou ik denken! Ik weet, wat je zeggen wilt. Carmody heeft me verdedigd en toch ben ik in de gevangenis. Maar ik was schul dig. Ze betrapten me op heeterdaad, en wat John Carmody voor me deed, was, zeven jaar voor me te krijgen in plaats van twintig en ik raak er nu over 'n dikke zes maanden uit ten gevolge van zekere bemoeiingen van hem aan het Kapitool. En als jij het soms hard hebt, den eersten tijd. „Waarom denk je, dat ik het hard zou hebben?" „Ik weet niet, jongen. Ik hoop, dat ik 't mis heb, maar je kunt nooit weten. Car mody zal een massa voor je kunnen doen." „Waarom „O, om een heeleboel redenen. Op de eerste plaats is hij de vriend van eiken armen drommel, die zichzelf in de nesten helpt. Dat is nu eenmaal zijn baantje, weet je wel ons arme drommels verde digen, die iets gedaan hebben, waarvan de wet zegt, dat we 't niet hadden moeten doen. En ik denk zoo, dat 't hem, juist als ieder ander baantje, loonend lijkt, 't met ons te houden. Gesnapt „Zoo'n beetje. Maar 't is me nog niet duidelijk, waarom Carmody zich de moeite zou geven, naar m'n jeremiades te luis teren, als hij me niet eens kent." „En toch zal hij dat doen. Zoo is hij nu eenmaal. Voor dien snuiter is nu gewoon niets te veel moeite. Hij doet ook aan politiek, zie je, dus hij weet, waar de stemmen vandaan komen. O, je hebt er geen idee van, waar hij allemaal al geen kaas van gegeten heeft." „Politicus Ja, zooiets heb ik wel eens gehoord." „Wat je gehoord hebt over John Car mody, zegt nog niets. De stad is vol met twee soorten lui. De eene partij vindt hem kapitaal en'n echt menschelijk wezen, waar mee te praten valt, en de andere beschouwt hem als 'n soort van.. van... hoe noemen ze dat jakhals?" Bob glimlachte flauwtjes. „Ik snap 't. Maar ik ben bang, dat ik mijnheer Car mody niet zal gaan opzoeken." „Wat zeg je nouNou, in elk geval, je zult hem toch ontmoeten. Dat staat vast." „Waarom staat dat in vredesnaam zoo vast?" „Vanwege Kathleen." „Je nicht „Precies. Ze is Carmody's particuliere secre taresse, en 't spreekt vanzelf, dat hij, als ze hem vertelt, dat jij en ik celgenooten waren, kennis met je zal willen maken." „Gesnapt. Nu, als ik je er een pleizier mee doe, Todd, zal ik het doen. Het lokt me anders niet erg aan, jacht te gaan maken op jouw vrienden. Ik geloof dat ik me er liever heelemaal alleen door heen zou willen slaan." „Natuurlijk geloof je dat op 't oogenblik, m'n zoon. Maar wacht maar eens, tot je er uit bent, en om je heen ziet, hoe de mensehen allemaal vrienden en conversatie hebben, en vrij en ge zellig met elkaar omgaan. Dan zul je gaan voelen, dat je zelf toch ook wel iemand noodig hebt, om je hart eens tegen te luchten. En als je dien dan niet hebt en ook niet vinden kunt, zal je je daar erg miserabel onder gaan voelen. Ik kan er van meepraten, jongen, want ik ben er zelf óók zoo aan toe geweest. En 't is noodig voor 'n mensch, zoo nu en dan z'n hart eens te luchten, en niet altijd maar alles op te kroppen. Dat is voornamelijk de reden, waarom ik je zoo graag naar Kathleen toe wil hebben." „Dan zal ik er heengaan. En ik zal haar zeggen, wat jij mij gezegd hebt." „Doe dat. Ze is een kapitaal meisje, die Kathleen. Heel wat anders dan ik. Ze is een dochter van mijn broer, weet je. Zoo bij-de-hand als ik weet niet wat, en toch geen katje. En recht door zee en ze be- Kijkje in een der oude dwarsstraatjes aan den Kleiweg, typisdtie kerktoren het zoo aardig doet. grijpt, dat alles in de wereld geen /-* rozengeur en maneschijn kan zijn. 1>0. zL Jelui zidt prachtig samen kunnen opschieten." De getraliede deur van de gang knarste weer en de eerste gevangenen kwamen terug van hun middagmaal. Ze gingen hier en daar op den vloer zitten en rookten sigaretten en een groepje schoolde samen voor de cel, waarin Bob Terry en Todd Shannon zich bevonden. Ze gluurden nieuwsgierig naar binnen, maar vroegen niets. Terry stond op en slenterde naar zijn houten kist aan het voeteneinde van het bed. ,.lk zal eens gaan pakken, Todd. Je hebt je lunch gemist...." Het gezicht van den reus werd voor 'n oogenblik heel zacht. „Tja," zei hij. „En ik zal jou missen en heel erg ook." DERDE HOOFDSTUK EJet inpakken van Bob Terry was een aandoenlijk simpel werkje. Uit de houten kist aan het voe teneind van zijn bed nam hij zijn weinige bezittingen: overhemden, ondergoed, sokken, zakdoeken, een versleten jasje, een pijp en een blikken doosje, half-vol goedkoope tabak. Zijn toiletartikelen be stonden uit een tandenborstel en een kam. Hij legde alles op een gevangenis-jasje, dat hij op den vloer uitspreidde. Daarna nam hij de vier punten op en knoopte ze samen. Met een bitter glimlachje kwam hij overeind. „Mijn koffer is gepakt, Todd." „Ja, ja. Ik ben machtig blij, dat je er uit moogt, jongen. We zijn goeie vrien den geweest." „En dat zullen we blijven. Ik zal je op wachten, als jij zelf vrij komt." „Dat zal het vrijkomen een boel pleizieriger maken." „En zul je 't me laten weten, als 't zoo ver is „Secuur. Maar niet per brief. Ik ver trouw brieven niet. Kathleen zal 't wet te weten komen en die zal 't jou dan vertellen." Bob fronste heel licht het voorhoofd. Dat voortdurend zinspelen op Kathleen irriteerde hem. Hij voelde niets geen behoefte, het meisje te leeren kennen of zelfs maar te zien te krijgen. Natuurlijk was Todd Shannon een te goed vriend voor hem geweest, dan dat hij hem zou kunnen krenken en daarom was Terry besloten, het mensch ééns te gaan op zoeken en haar daarna te laten schieten. Gedurende de weinige minuten, die nog moesten verstrijken, eer het namid- dagwerk in de spinnerij weer zou begin nen, verzamelden de gevangenen, die Bob's cellen-blok bewoonden, zich voor zijn open deur. Ze vormden een won derlijke verzameling van menschelijke wezens, maar toch kwamen het hellende voorhoofd, de gluiperige oogen en de wijkende kin, die in het volksgeloof zoo onafscheidelijk verbonden zijn met het begripmisdadigheid, opvallend weinig onder hen voor. Deze mannen, die hier straffen moesten uitzitten, varieerend van twee jaar tot levenslang, vertoonden een bijna aandoenlijke overeenkomst, met die uit de wereld buiten de gra nieten muren. Ze zagen er verzorgd, rustig en bijna beschaafd uit. De eenige karakteristieke trek,die hen onderscheidde van de bewoners der stad buiten de mu ren was, dat ze fluisterend spraken. Heel hun doen en laten had iets gedempts.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 14