No. 52 was me hard geval len en ik had ge ducht medelijden met mezelf, maar't hielp geen steek de professor orgel- de me de wereld uit en daar lag mijn lijk in bed. Welk recht had die professor eigen lijk, om je van kant te orgelen vroeg ik mezelf af. „Had je d'r niet één van die dikke pijpen uit kunnen trekken om hem er mee om z'n ooren te slaan Dan was hij dood geweest en ik had kalm mijn werk kunnen doen. Maar al dat rede neeren hielp niets, in feiten moet men zich weten te schikken. En toch ik had nog zoo veel tot stand kunnen bren gen Wie weet was ik nog ooit minis ter geworden, want ik wist nogal wat van politiek en had op de artikelen in de krant altijd wat aan te merken. Ik had ook nog kun nen trouwen. Ik zou een dapperecht genoot, een braaf huisvader gewor den zijn.Ik zou het uitgeschaterd hebben, als ik niet dood geweest was. Ik een echtgenoot? Mijn dikke, verweeuwde hospita wou met geweld zooiets van me maken ze dacht soms, dat ze er al was. Ze klemde zich met alle tien haar nagels aan me vast, en met de gedachte, door haar getrouwd te worden, was ik al even vertrouwd als met de gedachte aan den dood. Nu grijpt ze er naast. Ik t>en dood, 'en ze zal naar een anderen bruigom moeten uitzien. Dat ik door mijn over lijden mijn hospita zoo'n hak gezet had, vroolijkte me zoozeer op, dat ik me begon af te vragen, of ik een mooie begrafenis zou krijgen. Mijn vriend Lou zou de lijkrede wel moe ten houden.... als hij maar niet te lang aan de praatblijft. Dan was't nog maar beter, als Lex dat baantje overnam die zou een beetje schelden, en dan een sigaret aanste ken en zeggen Wat komt 't er ook eigenlijk op aan, ga mee maar naar de Beiersche Kuil. Het was mij, als was ik het kerkhof al opgedragen mijn naas te vrienden konden niet Een interieur-foto nan een tramwagen in Bombay. eens wachten, tot ik er rustig onder lag ze wa ren nu al aan 't roddelen over me. En dan volgde de lijkrede maar wat gek moest het dienst meisje die nou houden 't Was haar stem 1 Maar over mijn vele deugden had zij het óók al niet volkomen duidelijk verstond ik de woorden „Doc tor, staat u op Uw thee staat klaar." Ik vond 't nogal gek, dat men mij op zoo'n tragisch moment koffie aanbood en zei dus treurig: „Liesje, ik zal nooit meer thee drinken, want ik ben overleden." „Hè doctor, maakt u nou geen geintjes," zei Liesje. „De thee wordt koud, en dan geeft u mijn de schuld maar weer." Toen hoorde ik een tweede stem, een afgrijselijke stem, roepend „Waarom komt de doctor d'r niet uit V' „Hij zeit dat ie dood is," antwoordde Liesje. Ik hoorde een ontzettenden gil. Het was mijn hospita, die mijn kamer binnenstormde. „Dood? Gestorven Overleden kreet zij uit en ze wierp zich op mijn knieën en begon te steunen en te snik ken. „Nee, 't is niet waar, hij kón niet dood zijn mijn laatste liefde, mijn bruidegom.... hij mag me niet alleen laten, ik blijf bij hem, 't is alles wat ik op de wereld heb!" „Zoo," dacht ik, „dus als ik dood ben, laat je me nóg niet los Dan schiet ik er ook niets mee op dan wil ik heelemaal niet meer dood." Zoo peinzend schoot ik met één sprong uit mijn bed, zoodat Liesje en de hospita ontzet de vlucht namen. Toen trok ik mijn kamerjapon aan, ging naar den profes sor, en sloeg met een pook het orgel in gruzelemen ten. Nog denzelfden dag moest ik, op aanklacht van den professor, een ander kosthuis betrekken. Maar daar wordt gelukkig niet orgel gespeeld. Nu zoek ik alleen nog maar iemand, die even mijn hospita onder handen neemt, zooals ik het 't orgel gedaan heb. VRIJDAG U maart i<nn mij een onbeschrijfelijke weemoed en ik overwoog ai het kwaad, dat ik van mijn leven bedreven had, te beginnen met het schreeuwen in mijn wieg als het geluid zich uitzette en de orgelklanken bol gin gen staan, beleefde ik een doodsstrijd, en als het orgel eindelijk zijn laatste tonen uithijgde, was het mij, ais ademde ik rustig mijn ziel uit. Dat dage- lijksche overlijden sloop me. Ik werd zóó ziek en zwak, dat ik het niet meer houden kon, en op een morgen blies ik inderdaad mijn laatsten adem in twee-tweedeinaat uit, en was dood. Het sterven In <ie pariamijken nan Bombay. De „Ober" in een der Europeesch-ingerichte hotels.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 13