No. 52
VRIJDAG 14 MAART 1930
1035
hem te beschouwen als een dier in den dieren
tuin, waar je naar moet staan staren en wijzen
alleen omdat hij in de gevangenis had ge
zeten. Het scheen heel weinig gewicht in de schaal
te leggen, of hij schuldig of onschuldig was.
De plotselinge extatische verrukking, die het
eerste besef van zijn vrijheid hem gebracht had,
was verdwenen. Dit incident scheen de voorlooper
van een reeks van de grofste onrechtvaardigheden.
Zijn gevangenneming was een fout geweest
waarschijnlijk een fout te goeder trouw. En toen
hij eenmaal in de gevangenis was, het sprak van
zelf, dat hij toen ook behandeld moest worden als
een misdadiger. Maar in vrijheid te worden ge
steld, openlijk ontheven te worden
van alle schuld of verdenking en dan
door duizenden blikken en woorden
opnieuw te worden aangeklaagd,
fluisterend, onophoudelijk, dót was
bijna niet te dragen.
Bob Terry deed in deze oogenblik-
ken een ontdekking omtrent zichzelf.
Hij ontdekte, dat hij niet ongevoelig
was geworden. Hij was de gevangenis
ingegaan als een schuchter en fijn
besnaard mensch, met een gemoeds
leven dat even sterk reageerde op
indrukken van buiten als een foto
grafische plaat. En de gevangenis
straf had zijn gemoed verschroeid
en verbrand met gloeiende folter-
tangen. zoodat het verschrompelde en
stierf en hij had zichzelf verbeeld,
dat hij had afgedaan met alle gevoel
en alle ontroeringen.
Hij wist nu, dat dit niet zoo was.
Zelfs niet toen ze hem jaren geleden
arresteerden voor de misdaad, die hij
niet had begaan, had hij zich zóó
diep gegriefd gevoeld als op dit oogen-
blik. En hij wist, dat hij zich steeds
gegriefd zou blijven voelen, wanneer
iets dergelijks zich herhaaldedat
hij zichzelf maar iets had wijs gemaakt,
toen hij meende, dat hij innerlijk ver
hard en vereelt was. Hij zag zichzelf
nu in zijn nieuwe toekomst als in
een groote folterkamer, en de eenigen
met wie hij in aanraking kwam,
waren zijn beulen
Hij was heel alleen temidden van
velen een gevangene in zijn vrij
heid. Schrijnende onrechtvaardigheid
Elke zweepslag van het lot scheen
hem feller en pijnlijker dan de vorige.
Zijn geest kromp ineen van ontzet
ting voor wat hem te wachten stond
en zijn gedachten concentreerden zich
op den kleinen man met de zachte, be
scheiden manieren, die dit alles ver
oorzaakt had.
Gedurende ai die drie jaren in de
gevangenis had Bob Terrv een on-
christelijken haat gevoeld jegens Peter
Borden en nu ontdekte hij, dat die
haat, in plaats van verzacht te zijn door zijn in
vrijheidstelling, eer nog was toegenomen. Peter
Borden, de onschendbare, de man van onkreuk
bare eer, Peter Borden, die een jongen man rustig
naar straf en schande zond, omdat het zijn eerlijke
overtuiging was, dat die man een misdaad had
begaan. De spieren van Bob Terry's arm trokken
zich samen, zijn vingers sloten zich krampachtig
sloten zich om het slordige pakje, dat Todd Shannon
hem door de tralies van de deur in de gevangenis
gang had overhandigd.
Bob's gezicht verzachtte zich. Het oude stuk
krantenpapier, waarin het pakje gewikkeld was,
scheen hem weer iets van de warmte van dien
vrienden-handdruk te doen voelen. Hij peuter
de aan het grove touwtje en wikkelde langzaam
het papier af.
Het was een zonderling voorwerp, dat hij in
zijn handen hieldeen blok rood cederhout,
zoowat vijftien centimeter in het vierkant en veertig
centimeter hoog, en het was door Todd Shannon
besneden en bewerkt naar Shannon's wonderlijke
voorstelling van een Japansche pagode. Het was
een belachelijk ding ontroerend belachelijk
niets dan onregelmatige lijnen en fantastische
figuurtjes, met hier en daar een heel klein kramme
tje of een kloddertje lijm om een spleet in het
hout te herstellen.
Maar Bob herkende het. Zoolang als hij terug
kon denken, had hij Todd Shannon aan dat stuk
cederhout zien ploeteren zijn eenige gereedschap
pen waren een oud scheermesje en een stukje
schuurpapier. Die liefhebberij van houtsnijden
betcekende heel wat voor Todd. Het was zijn
emotioneele veiligheidsklep. Bob kon hem nu
duidelijk voor den geest halen zijn massieve kop
gebogen over dat kleine blokje rood houtzijn
grove vingers, die het dunne scheermesje hanteer
den, zijn kaken die opeengeklemd waren als in
zwaren strijd, zijn slordig rood haar dat voor zijn
neergeslagen oogen hing, die niets anders konden
zien dan het werk, dat hij onderhanden had.
Al.BLASSKRDAMDe Dorpsstraat maakt door haar levendige bebouwing'n gerelligen indruk.
En alleen omdat drie jaren achter steenen
muren hem harde lessen van zelfbeheersching had
den geleerd, werd hij nu behoed voor een volkomen
inzinking. Hier in zijn hand hield hij een onderpand
van genegenheid, opgewektheid en echte, warme
vriendschap. Overal elders was hij omgeven door
onbeschaamde nieuwsgierigheid en de bedekte
vijandigheid van de gemeenschap jegens den man,
die geteekend is met het brandmerk van onder
gane straf.
Het was toen, op dat oogenblik van uiterste
bitterheid, dat Bob zich den brief herinnerde,
dien de directeur hem gegeven had. Van Peter
Borden, had Mason gezegd. De drommel hale
Peter Borden De drommel hale dien man, die
eens zoo zoetsappig beweerd had, dat hij 't gevoel
had, alsof hij de vader van den jongen man was
en voor wien Bob Terry een diepe genegenheid
en een grooten eerbied had gekoesterd.
Hij nam de enveloppe uit zijn zak en ritste ze
open. Er fladderde iets op den grond. Haastig
raapte Bob het op en staarde op den gelen rug van
een biljet van honderd dollars. Zijn dunne, be
weeglijke lippen vertrokken tot een grimas van
woede. De kerel stuurde hem geld! Alsof geld een
ontredderd leven weer in evenwicht kon brengen
Hij zag den korten, merkwaardigen brief door.
Die was teekeuend v<wir den man, die hem ge
schreven had. Geen banaliteiten, geen gehuicheld
gevoel. Hij was eenvoudig en recht-door-zee ge
steld, zonder aanhef en zonder slot
Ik heb het zóó geregeld, dat deze je op het
oogenblik van je vertrek ter hand wordt gesteld.
Je zult begrijpen, dat ik nu mijn vergissing inzie.
Ik dacht er eerst over, je aan de gevangenis op
te wachten maar ben later van gedachten ver
anderd. Ik wilde, dat je eerst gelegenheid zou
hebben, over de eerste vlaag van je onvermijdelijke
en heel natuurlijke verbittering heen te komen.
Ik zou je op een dag ais deze niet hebben lastig
gevallen, wanneer ik je niet iets zeer positiefs
had voor te stellen. Ik sluit hierbij eenig geld in.
Wanneer je het wilt besteden om
onmiddellijk naar mij toe te komen,
zullen we je toekomst bespreken en
de rol die ik daarin hoop te spelen.
Ik zal je niet vervelen met het
gebruikelijke het spijt me zoo. Nie
mand beseft beter dan ik de nutte
loosheid van wóórden, op een oogenblik
als dit. Wat ik te zeggen heb. zal
ik bewaren, tot we elkaar ontmoeten.
Ik zal je ontvangen, onverschillig
wanneer je komt.
Bob Terry keek op van den brief.
Naast hem op de bank lag Todd
Shannons' afscheidsgeschenk. Overal
om hem heen zaten armoedige, groe
zelige reizigers en zij keken hem
achterdochtig aan en fluisterden over
hem.
Dus Peter Borden veriaugde hem
te zien 1 Peter Borden verlangde
hem te spreken 1 Peter Borden ver
langde een rol te spelen in fcijn toe
komst!
Het smalle, vervallen gezicht van
den jongen man werd wreed en af-
stootend van uitdrukking. Zijn oogen
gloeiden en smeulden, terwijl hij neer
keek op het briefje. Toen sloten zijn
vingers zich krampachtig en verfrom
melden het.
„Hij wenscht me te zien, hè? Nu.
hij zal zijn zin hebben!"
VIJFDE HOOFDSTUK
r~Ae man stond alleen bij het getra-
liede hek van den passagiersuit
gang van het Terminal Station. Hij
was een kleine man, tenger van ge
stalte en eenvoudig gekleed, en zijn
haar was onnatuurlijk wit voor
iemand, die nog maar zóó kort
geleden de vijftig gepasseerd was
maar het opmerkelijkste aan hem was
zijn gezichtzoo gaaf als een camee
en onmiskenbaar aristocratisch.
En op die fijne trekken had de zorg
haar stempel gedrukt een zorg, die
kleine lijntjes om zijn mond en de hoe
ken van zijn oogen had getrokken. En
op dit oogenblik scheen hij in spanning het was,
alsof hij wachtte op iets, dat hij met ongeduld
tegemoet zag en tegelijkertijd vreesde.
Sinds acht uur dien morgen was Peter Borden
in de wachtkamer van het Terminal Station ge
weest. Bij de aankomst van eiken trein was hij
opgestaan en met kalme waardigheid door de
menigte heengegaan, om zich bij de ijzeren deuren
van den uitgang post te vatten. Het was duidelijk
te zien, dat hij bang was, den verwachten reiziger
te zullen missen. En altijd bleef hij daar staan,
rechtop en onbeweeglijk, tot de laatste dralende
passagier was vertrokken, de hekken gesloten
werden en een amechtig klein locomotiefje de
wagons naar het emplacement had geduwd,
lederen keer opnieuw slaakte de kleine oudachtige
man dan een diepen zucht, keerde neerslachtig
terug naar de wachtkamer en ging zitten in een
van de ongemakkelijke stoelen met hooge rug
leuningen. Hij las niet, en rookte maar zelden.
Hij zat daar alleen maar, en staarde door de
wijde deuren, die toegang gaven tot het perron
wachtend wachtend Omstreeks den middag
ging hij naar de restauratie en at iets niet veel
en voortdurend luisterde hij gespannen naar het
fluiten van locomotieven onder de reusachtige
kap, waar treinen binnenrolden om hun mensche-
lijke lading te lossen. Wordt voortgezet)