No. 1 VRIJDAG 21 MAART 1930 *3
Jeugdige metiers der beroemde tapijten aan den arbeid.
waar dit gebeurde eens plaats greep, dringt de
wolvengeur andermaal in den neus van den sla-
penden beer en in zijn droom ziet Bronzo plotse
ling de wolven te voorschijn springen uit den bosch-
rand. Eerst een, de leider, dan de andere, totdat
de gansche troep in een halven cirkel op de ren
dierkudde toejaagt. Een panische schrik maakt
zich van de arme rendieren meester en als een
wervelwind, aan Bronze's kijkplaats voorbijrazend,
zoeken ze hun heil in de vlucht. De grond trilt
onder hun stampende hoeven en snuivend, met
jagende flanken, trachten ze aan de insluiting door
de wolven te ontkomen. Bronzo beeft van ver
voering. Hij ziet hoe de wolven bliksemsnel de
kudde navliegen. De honger knaagt in hun inge
wanden en drijft de magere, pezige lichamen op tot
een uiterste krachtsinspanning. Sneller en sneller
ijlen de grauwe monsters op de flanken van den
troep voort totdat ze evenwijdig met de voorste
beesten van de rendierkudde voortsnellen. Nu
naderen de uiteinden van die lange lijn, van dien
gordel van open muilen, waarin wreed de tanden
blikkeren in het flauwe licht van de sterren, lang
zaam elkaar. De ontknooping van het drama na
dert. Zoo ergens, dan geldt hier de onverbiddelijke
wet van het voortbestaan van de sterksten. Een
oude rendierkoe blijft steeds meer achter bij de
vluchtende kudde. Zij kan niet meer, zij spant
nog eenmaal alle krachten in om den achterstand
in te halen, maar helaas, alles is tevergeefsch, reeds
hebben de wolven haar van de kudde afgesneden
en springen haar naar de keel. Een kort vertwijfeld
gevecht, een hopelooze tegenstand van het arme
beest, een chaos van wringende wolvenlijnen,
wreedaardig happende kaken van grauwend en
jankend toespringende monsters en alles is voorbij.
De slapende Bronzo in zijn kooi slaakt een diepen
zucht na al de opwinding in zijn droom.
De jongens voor zijn kooi gaan nog steeds
voort met hun pogingen, den beer tot de werkelijk
heid terug te roepen. Het uitblijven van succes
werkt prikkelend en enkelen van de knapen, na
eerst te hebben uitgezien of in den vorm van
Bronzo's oppasser geen gevaar dreigt, wagen zich,
aangevuurd door hun kameraadjes, binnen de
omrastering en staan nu voor de tralies. Bronzo
verroert zich niet, zijn slaap is droomloos nu.
Steeds korterbij wagen zich de jongens en dan
dringt, alles overheerschend, de menschertlucht
zich aan den diep ademenden beer op. De lucht
die hij haat met den feilen, instinctrratigen haat
van geslachten, de geur van zijn overweldigers,
van zijn pijnigers, van de schepsels die Jiem zijn
vrijheid, zijn alles ontnomen hebben. En opnieuw
valt in den droom het heden van Bronzo weg
en weer is hij in zijn. rijk. Nu niet jong en hulpeloos
als daarstraks, maar opgegroeid tot een jongen
sterken reus onder de dieren, onbeperkt heerscher
in zijn gebied.
Langzaam gaat hij langs het pad tusschen de
stiile rotsen waar de iucht vol is van den vreemden
vijandigen geur. Zijn vijanden, verscholen boven
op de rotsen, wachten
in spanningzijn komst.
Bronzo's instinct waar
schuwt hem steeds
dringender voor het
gevaar, maar het is al
te Iaat, reeds suist de
lasso neer en snoert
zich om zijn breeden
nek. De schrik en de
verrassing doen een
helsche woede in zijn
machtige lijf losbar
sten. Hoog verheft hij
zich op zijn achterpoo-
ten,vruchteloos bijtend
en klauwend naar den
ongekenden vijand, die
zijn keel omklemt en
hem den adem be
neemt. Maar zijn tan
den klappen ledig op
elkaar en zijn scherpe
klauwen vinden geen
tegenstand en slaan
slechts in de lucht.
Hij is verbijsterd.
Hij ziet geen tegen
stander en toch dringt
steeds sterker de ge
hate geur zich aan hem op. Razend gaat hij te keer,
maar hoe meer hij zich verzet, hoe vaster de lasso zich
om zijn strot snoert, tot stikkens toe. Zijn vijanden
daarboven op de rotsen houden het touw voort
durend gespannen, geen oogenblik verpozing
laten ze hem om op adem te komen. De pijn en de
benauwdheid maken hem dol, fluitend giert de
lucht door zijn toegepersten strot. Totdat ten slotte
blijkt, dat zelfs zijn titanenkracht hier te kort
schiet en hij amechtig, half verdoofd, in den strop
tegen den stijlen bergwand hangt. Zoo hoog hebben
ze hem opgetrokken, dat zijn achterpooten hem nog
net voldoenden steun bieden om hem niet te doen
stikken.
Aandachtig slaan de jongens voor de kooi de
krampachtige trillingen gade, die door de lede
maten van den slapenden beer varen. „Kijk, hij
is wakker", zegt een van de bengels die zich binnen
de omheining hebben gewaagd.
„Niet waar, jhij slaapt als een os, hij is zoo
tam als een hondje," klinkt het uit den mond van
een vriendje.
Dan komt de fatale vraag „Wie durft Bruin
aan te raken Wie durft zijn hand door de tralies
te steken En nauwelijks zijn de woorden over
de lippen van den vrager of de hand van het
haantje de voorste, van den waaghals, die bij eiken
troep jongens te vinden is en die niet verdragen
kan dat hij iets, wat dan ook, niet zou durven,
bevindt zich al tusschen de tralies, nadert lang
zaam den geweldigen berekop.
Op dat oogenblik dringt in Bronzo's droom de
menschengeur van alle kanten op hem aan en ter
wijl hij hijgend, half gesmoord in de lasso hangt,
ziet hij dan zijn belagers van de rotsen naar be
neden klauteren. Wanneer hij bemerkt, hoe klein
en zwak de tegenstanders zijn, vergeet hij voor een
oogenblik het touw, dat zich zoo schrijnend rond
zijn hals rijgt, en hij doet een laatste wanhopige
poging om zijn vrijheid te herwinnen en zijn
vijanden te verpletteren. Zijn heele gewicht van
honderden kilo's werpt hij in de lasso en diep uit
zijn gekwetsten strot welt een gebrom zoo woedend,
zoo kwaadaardig, dat alle schepsel in de nabij
heid behalve zijn vijanden daar voor hem zich
bevend tracht te verschuilen. Woest wringt hij
zich heen en weer en bliksemsnel slaat hij zijn
scherpe klauwen uit naar den vijand, die 'm 'tdichtst
is genaderd. Ha, eindelijk heeft hij hen kunnen tref
fen. Hij ruikt het bloed van zijn belagers, hij
Met een schok komt Bronzo tot zichzelf, het
droombeeld is plotseling verdwenen en hij ontwaakt
in zijn kerker door het geroep en de kreten van de
jongens en den toeschietenden oppasser die het
arme kereltje met zijn verscheurde hand, dat
kermend voor Bronzo's kooi ligt, omringen en dan
ijlings wegvoeren. Het duurt nog geruimen tijd
voor de beer, die woest en kwaadaardig door zijn
kooi rent, in zijn nachthok kan worden gedreven
en de rust in den tuin is weergekeerd.
Courantenbericht.
„Gisteren heeft zich in onze diergaarde een
„droevige gebeurtenis afgespeeld welke doet zien,
„dat de in gevangenschap levende roofdieren,
„hoe tam ze dan ook ten slotte mogen schijnen,
„hun waren aard niet verloochenen.
„De groote grizzly, die reeds jaren tot de be
volking van den dierentuin behoort, bij de be
zoekers van den tuin beter bekend onder den
„naam „Bronzo", heeft een twaalfjarigen jongen
„ernstig verwond.
„Deze jongen, de twaalfjarige J. v. D., had zich
„vergezeld van eenige vriendjes met niet genoeg te
„laken onvoorzichtigheid binnen de omrastering
„begeven welke de berenkooi van het voetpad
„scheidt. Hoe zich een en ander vervolgens precies
„heeft toegedragen, is uit de verwarde verhalen
„van de doodehjk verschrikte jongens niet op te
„maken, maar op een gegeven oogenblik schijnt de
„beer die oogenschijnlijk rustig sliep, een verwoeden
„slag gedaan te hebben naar de hand van genoem-
„den J. v. D. die vermoedelijk roekeloos zijn hand
„door de tralies had gestoken.
„De knaap, wiens hand als. gezegd ernstig is
„verwond, is onmiddellijk naar het stedelijk zie
kenhuis overgebracht. De doctoren hopen de
„hand te kunnen behouden."
/inertietuk1 nomaden, die liet reizen in Perzië mei eens otuieilig maken, noor hun tent.