No. 3 VRIJDAG 4 APRIL 1930 53 Spelende kinderen in het Stadspark van Tokio. Een stand qit een der oude veelgeliefde volksdansen. Een aardige straatscène. Een vrouw laai zich door een met staafjes werkenden grijsaard de toekomst voorspellen. gelegenheid nam hij waar om aan zijn verlangen te voldoen. Weldra kreeg hij den bij-naam van Gekke Jopie en daar ook de onderwijzers hem niet heelemaal normaal achtten, stond hij al spoedig buiten de schoolgemeenschap, met als eenig genoegen zijn gekke gezicht. Geen les kon zoo belang wekkend zijn, of hij raakte verstrooid in zijn gezicht, dat hij zag weerspiegelen in den inktpot, in zijn penhouder of in den glanzend gesteven kraag van den jongen, die voor hem zat. En als dan zoo'n dag weer bitter voor hem geweest was door de vele aanmerkingen, welke hij gehad had, omdat het niet „lukken" wilde, of wijl hij niet opgelet had, terwijl men hem op straat nog had nageroepen voor Gekke Jopie, dan kwam hij verdrietig thuis en flnisterde zachtjes aan het oor van zijn vader Vader, laat mij clown worden." En omdat hij van zijn ouders het eenige troetelkindje was, kreeg hij altijd het troostende en toestemmende antwoord, waarmede men al jaren zijn vraag beantwoord had. Toen, op een goeden dag gebeurde het. Een jongen van de klas had zijn voet uitgestrekt en Gekke Jopie was onder alge- meene hilariteit gevallen. Terwijl hij daar op den inorsigen grond lag, had men een ronde-dans om hem uitgevoerd en als maar geroepen en gezongen „Gekke Jo-o-pie, Gekke Jo-o-o-pie." Toen, misschien den eersten keer van zijn leven, waren hem de tranen in de oogen gekomen en had hij gehuild. Hij was opgesprongen en weggerend, achtervolgd door de aanvoerders van het troepje. Weldra had hij zijn vervolgers ver achter zich gelaten. Toen hij stil stond, zag hij pas, hoe vuil hij was, terwijl een stekende pijn aan zijn hand hem deed weten, dat deze was opengeschaafd. „Waarom laten ze mij niet met rust, ik doe hun toch ook geen kwaad," klaagde hij zachtjes voor zich heen. Om den hoek was de gracht met den lagen kademuur, daar zou hij even zijn handen reinigen en dan maar snel naar huis, om troost te zoe ken bij zijn ouders. Bij het water boog hij zich voorover, doch voor hij zijn handen erin doopte, zag hij zijn behuild gezicht in het spiegelgladde watervlak. Een behuild gezicht was geheel nieuw voor hem en bovendien gaf de reflex van het water er nog een heel bijzondere uitdrukking aan. Al naar gelang hij zich die per boog of hooger rees, werd zijn gezicht langer of kor ter. Een traan plenste van zijn wangen op het water en deed er kringen op ont staan. Zijn voorhoofd kwam in den kringenrand en deed het rimpelig schijnen. Komisch Danseressen oefenen thuis een nieuwen dans. Iedere beweging, ieder gebaar met de waaiers, wordt van te voren nauwkeurig ingestudeerd Als hij z'n geheele gezicht er eens bovenhield Een plonsen het was gebeurd. Des avonds vischte de po litie uit het grachtje een jon genslijkje op, uit wiens zak ken spiegeltjes, stukjes blik, en hoopen andere glimmende voorwerpen te voorschijn kwamen En de schooljongens had den een vrijen dag, toen Gekke Jopie begraven werd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 13