UJaar /s mi/'n (Jacter? No. 3 'Professor 'Priem SPruttelt <7) O) I 46 j VRIJDAG 4 APRIL 1930 No. 3 Des namiddags ging ik naar Bellwood. Dat was een forensen-stadje, twaalf kilometer ver, met een mooi station, omgeven door grasperken en asfaltwegen. Er waren nog geen trams, die de met boomen beplante straten bedierven, en het was bijna bevroren van stijf deftigheid. Het huis van de Maitland's lag aan het einde van een der hoofdstraten, die er ééns de oprijlaan van was geweest. Miss Letitia, die zeventig jaar oud was, had in vroeger jaren genoeg handelsgeest gehad, om haar voorvader lijken grond of eigenlijk hun voorvaderlijken grond, ofschoon miss Jane gewoonlijk niet werd meegeteld te verkavelen tot bouwterreinen, met uitzondering alleen van het gedeelte vlak om het huis. Nadien hield men de dames Maitland voor onnoemelijk rijk. En aange zien ze nooit iets uitgaven, is er geen twijfel aan, of ze waren het. Ik had al eens eerder te Bellwood gedineerd, en ik had er geen vroolijke herinnering aan. Miss Letitia was doof, maar ze wou het niet weten. Met souvereine onverschilligheid kon ze zich opeens in het gesprek mengen met een opmerking over een andere kwestie, die je dwong opeens met je gedachten op heel andere dingen over te springen, zoodat de maaltijd een serie gymnastische hersenoefe ningen werd. Miss Jane, die op dit punt een langdurige ervaring bezat en toch alleen maar oppervlakkig aan de conversatie deelnam, bleef er volkomen geduldig bijik leefde voortdurend in stil protest. De heerschappij van miss Letitia bepaalde zich echter niet tot de conversatiehaar zuster Jane* was haar slavin, die zij kleinee ren en afsnauwen kon naar hartelust. In de oogen van miss Letitia was miss Jane, on danks haar vijfenzestig jaren, nog altijd een kind, en somtijds een stout kind. Inderdaad is menig kind van tien minder onnoozel dan zij was. Miss Letitia gaf haar boeken te lezen, waaruit passages waren weggescheurd, en verbood haar, de rubriek Rechtszaken in de krant te lezen. Eens, toen er een dienstmeisje was, dat zich verfde en met een jongen om ging, werd miss Jane uit logeeren gestuurd en niet teruggeroepen vóór 't huis ontsmet was. Arme miss Jane Ze kwam mij dien avond met zenuwachtige hartelijkheid in de hall tegemoet, wetende, dat ze althans daar veilig zichzelf kon zijn, aangezien zij wist, dat miss Letitia mij altijd zat te verwachten op een troonachtige paardenharen sofa in de achter kamer. Ze had een nieuwe kanten muts op en was opgewonden spraakzaam. „Onze nicht is hier," verklaarde ze, terwijl ik mijn jas uitdeed. alles was ons bij Jane, mijn bij Letitia „en we krijgen ijs bij 't diner. Zegt u alstublieft, dat ijs geen kwaad kan, meneer Knox. Mijn zuster is er zoo op tegen en ik heb er zoo om gezeurd." „Ijs is niet schadelijk," zei ik „de dokter heeft het voor mijn kleine neefjes voorgeschreven en ik ben er zelf dol op." Miss Jane straalde van voldoening. Ja, dien heelen avond was het dametje bijna onnatuurlijk vroolijk. Misschien kwam het van de nieuwe muts. Later heb ik geprobeerd haar gedrag te doorgron den, mij ieder woord te herinneren, dat ze sprak, mij alles voor den geest te halen, dat ook maar eenige aanwijzing gaf maar ik kon niets vinden, dat verklaarde wat volgen ging. Miss Letitia ontving mij, zooals gewoonlijk, in de achterkamer. Miss Fleming was daar ook zij zat bij een der ramen te naaien, en in haar gladde witte japon, met het haar achteruit gekamd en in een vlecht om het hoofd gelegd, zag zij er nog jonger uit dan den vorigen keer. Er was geen tijd voor con versatie. Miss Letitia begon aanstonds te betoogen hoe verkeerd het was, stroop en boter op het brood van verweesde negerkinderen te doen, en het meisje bij het raam ging, na mij te hebben aangezien en DOOR MARY ROBERTS RINEHART vlug van mijn gelaat te hebben gelezen, dat er geen nieuws was, door met haar naaiwerk. „Van stroop krijgen ze wormen," zei miss Letitia gedecideerd, „van varkensvleesch ook. En toch denken die schapen, dat de hemel driemaal daags stroop en varkensvleesch voor ze eischt." „Heelemaa! niets?" vroeg miss Fleming voor zichtig, haar hoofd gebogen over haar werk. „Niets," antwoordde ik, onder bescherming van de tafellakens, waarop de geest van miss Letitia was overgesprongen. „Ik heb er een handigeu hel- Kappersbediende: „Scheien, meneert'" „Nee knippen" per aangezet." En toen ze mij vragend aanzag „Ik kon het niet zonder detective stellen, miss Fleming." Klaarblijkelijk had een nieuwe dag van spanning haar wantrouwen in de politie verzwakt, althans zij knikte toestemmend en ging door met naaien. De eentonige alleenspraak van miss Letitia duurde voort, §n ik luisterde ernaar zoo goed ik kon. Want het licht was aangestoken, en bij iedere be weging, die het meisje maakte, kon ik het schit teren zien van een diamanten ring aan haar vinger. „Als ik er niet op paste, zou Jane ze ongelukkig maken," zei miss Letitia. „Ze geeft hun appels als ze hnn gezicht schoonhouden, en de rekening voor zeep is al tweemaal zoo hoog geworden. Eéns per dag met zeep wasschen is genoeg voor een neger kind. Ruikt u niet iets aanbranden, meneer Knox Ik snoof en loog, waarop miss Letitia haar zijden japon, haar zwarte weesjes en haar majesteit buiten de kamer bracht. Toen de deur dicht was legde miss Fleming haar naaiwerk neer en stond op. Nu eerst zag ik, hoe bedrukt ze er uitzag. Ik durf het hun niet te vertellen, meneer Knox," zei ze. „Het zijn oude menschen, en ze mogen hem toch al niet graag. Ik heb vannacht niet kunnen slapen. Stel u eens voor, dat hij teruggekomen is en het huis verlaten vond „Dan had hij toch aanstonds hierheen getelefoneerd, denkt u niet opperde ik. „Ja, dat is waar," Zuchtend nam ze haar werk weer op. „Maar ik ben bang, dat hij niet komt, - niet zoo gauw tenminste. Ik heb vandaag voor tante Letitia theedoeken gezoomd, dat ik er dui zelig van word, en ik heb den heelen dag moeten denken aan iets, dat u gisteren zei en dat ik niet begreep. U zei, u weet 't nog wei, dat u geen detec tive was, en dat sommige mannen negentien van vijfendertig konden aftrekken en niets overhouden. Wat bedoelde u daarmee Een oogepblik stond ik sprakeloos. „Dat wil zeggenikja ziet u," stotterde ik, „dat was zoo maar een manier van spreken.zooiets als beeldspraak En toen kwam de boodschap, dat we aan tafel verwacht werden, en ik was gered. Onder het diner zei ze weinig of niets, maar ik bemerkte, dat ze één- of tweemaal naar me keek met een zekere peinzende verwon dering en het was me, alsof ik haar die afschuwelijke getallen zag keeren en wenden in haar geest. Miss Letitia voerde het tafel-presidium met praatzieke majesteit. De twee oude dames aten langzaam en kieskeurig, en miss Jane had een rood plekje op bei haar bleeke wangen. Margery Fleming deed kranig alsóf, maar at bijna niets, ik voor mij genoot een flinke mannelijke portie en vroeg half excuus voor mijn eetlust, maar miss Letitia hoorde het niet. Zij trok het comité van weeshuis bestuurders aan flarden bij het rundvleesch en roosterde het bij de salade. Maar Jane was één en al bezorgde gastvrijheid. „Dineert u alstublieft naar genoegen," fluis terde ze, „de salade heb ik zelf gemaakt. En ik weet, wat er noodig is om een grooten man op krachten te houden. Harry eet meer dan Letitia en ik samen. Is 't niet Margery „Harry vroeg ik. „Mevrouw Stevens is een overdreven domme gans," deed miss Letitia zich gelden, „en ik heb gezegd, dat ik geen cent aan het huis nalaat als zij presidente wordt. Daarom heb ik u noodig, meneer Knox. Zeg tegen Heppie," nu sprak ze tegen de meid „dat ze deze kopjes in lauw water moet wasschen. Het zijn m'n beste. En dat ze er zelf niet uit drinken mag. Den laatsten keer heeft ze haar tanden uit laten glijden en er een stukje uit gebeten." Miss Jane boog zich naar mij toe, nadat ze met een schalksch lachje haar nicht had aangezien. „Harry Wardrop, een verre neef, en ze raakte de hand aan waar Margery een ring aan droeg „mettertijd nog iets meer." Het meisje bloosde, maar ze gaf miss Jane haar hartelijk handdrukje weer. „Ze hebben een ijzeren hek gezet, terwijl een houten schutting ruim voldoende was," mokte miss Letitia verder. „Dat is verkwisting, noodlottige verkwisting." „Harry logeert bij ons als hij in Manchester is," ging miss Jane voort, met een knikje naar miss Letitia, alsof zij toestemde in de veroordeeling van het comité. „Hij is tegenwoordig haast altijd in Plattsburg. Hij is secretaris van Margery's vader. Dat is een heel belangrijke positie en we zijn wat trotsch op hem." Ik had wel iets dergelijks verwacht, maar toch smaakte de rest van het maal mij veel minder goed. Er was een gaping in het gesprek, terwijl het des sert werd binnengebracht. Miss Jane zat te beven, het gezicht van haar zuster bespiedend om ieder teeken van ontstemming waar te nemen miss Letitia was vervallen in een ontevreden gegrom, en miss Fleming zat, met één hand op tafel, ver strooid naar haar verlovingsring te kijken. „Je ziet er gek uit met die muts, Jane," vonniste Letitia, terwijl de borden werden neergezet. „Wat hebben we voor dessert

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 6