□pde
No. 3
VRIJDAG 4 APRIL 1930
27
Roomijs," riep miss Jane over de tafel.
Schreeuw maar niet," snauwde Letitia, ..ik
hour je' best. Hadden we niet afgesproken van
yoghurt
..Ik zei roomijs, en je zei, dat het goed was,"
verdedigde de arme Jane zich. ..Als je een kopje
warme thee nadrinkt zal het je geen zier kwaad
doen."
.Kletspraat," zei Letitia snibbig. Ik ben niet
van plan mijn maag te laten bevriezen en hem dan
weer te ontdooien als een buis tfan de waterleiding.
Zeg dat Heppie mijn roomijs op het fornuis zet."
Wij wachten tot de portie van den kolonel was
verwarmd en op tafel stond, verziekelijkt met
bleeke tinten. Miss Letitia verorberde het in be
rusting. Ik zal er wel weer naar van worden, net
als den laatsten keer," bemoedigde ze ons. „Alleen
waren er toen tenminste geen kleurtjesaan."
Eindelijk was het maal ten einde, maar als ik-
gehoopt had, Margery Fleming dien avond nog te
spreken, werd die hoop teleurgesteld. Letitia
stuurde het meisje, hoewel niet onvriendelijk, naar
bed, en dreef Jane de kamer uit met een enkelen
korten wenk in de richting van de deur.
Je moest die kopjes maar liever zelf omwas-
schen, Jane," zei ze, „en ik weet eigenlijk niet,
waarom het beste porselein gebruikt moet worden
als er geen officieele visite is. Wij hebben zaken te
bespreken."
Arme, zachtzinnige, weerlooze iniss JaneZe
heeft nte eens in vertrouwen verteld, dat ze in al
haar vijf en zestig jaren nooit zelfstandig een japon
gekocht of haar diner gekozen had. Ze werd be
rispt en bevit met nauwgezette volharding, en de
kamer uitgestuurd, zoodra er een onderwerp ter
sprake kwam, dat eenige vrijmoedigheid van taal
eischte. Ze was even eenvoudig als een kind van
tien, even weinig wereldsch als een baby, even
enfin, arme miss Jane, nogmaals
Toen zij de deur achter zich had dichtgedaan,
bleef miss Letitia een oogenblik zitten luisteren,
stond plotseling op en liep dwars de kamer door
met een voor haar 'jaren verbazende snelheid,
draaide den knop om en opende de deur weer.
Maar de gang was leeg het smalle figuurtje van
iniss Jane verdween juist de keuken i«. De oudste
zuster bleef even staan en keerde toen terug naar
haar sofa, zonder haar gedrag te verklaren.
..Het was niet over het testament, dat ik u
spreken wou, meneer Knox," begon zij zonder
inleiding. „Het testament heeft geen haast ik ga
nog niet dood, tenminste zoover ik weet. Maar
al vind ik, dat u er een boel degelijker uit zou zien
als u wat haar op uw gezicht droeg, toch geloof ik,
dat u in de meeste opzichten een verstandig man
bent. En u bent niet te jong. Daarom heb ik niet
Harry Wardrop laten komen die is te jong."
Ik zweeg. Miss Letitia boog zich voorover en
legde haar beenige hand op mijn knie.
„Ik ben bestolen," zei ze half fluisterend en ze
ging weer rechtop zitten, om beter te kunnen
waarnemen, welken indruk haar woorden maakten.
„Is 't waar!" riep ik uit; ik was inderdaad
verbaasd. Ik had altijd geloofd, dat het voor
iemand, die niet was uitgenoodigd, onmogelijk
was, langs natuurlijke wegen in het huis der dames
Maitland door te dringen. „Geld
„Geen geld, al is er nogal wat in huis." Dit wist
ik. Men zei van het geld, dat in de macht van miss
Letitia kwam, dat het aan de circulatie onttrokken
was.
„Toch niet.... de parels?" vroeg ik.
Zij gaf antwoord met een andere .vraag.
„Toen u die parels verleden jaar door een juwe
lier voor mij liet schatten, hoeveel waren er toen
„Iets minder dan honderd, - ik geloof.... ja,
achtennegentig."
„Precies," beaamde zij, als in zegepraal. „Ze
zijn afkomstig van mijn moeder. Margery's moeder
heeft er een deel van gekregen. Dat is al heel wat
jaartjes geleden, jonge man. Ze zijn nu meer waard
dan toen, een massa meer."
„Tweeëntwintigduizend dollar," herhaalde ik.
„U weet, miss Letitia, dat ik u indertijd ernstig
heb afgeraden, ze in huis te houden."
Miss Letitia deed alsof ze dit niet hoorde, maar
vóór ze verder ging, herhaalde ze haar katachtige
bewegingen naar de deur, en vond de gang even
leeg als den eersten keer. Weer ging ze zitten, nu
zoo dicht mogelijk bij me.
„Gisterenmorgen," zei ze ernstig, „heb ik het
kistje naar beneden gehaald ik heb ze altijd be
waard in de kleine safe boven in mijn kast. Toen
Jane een portret van mijn nichtje, Margery Fle
ming, op Harry's kamer gevonden had, dacht ik,
dat er wel iets waar kon zijn van de praatjes, die
Jane over die twee gehoord had, en als het een
huwelijk werd enfin, de parels moesten toch
vroeg of laat aan Margery komen. Maar.... de
deur van de safe was niet op slot en stond een
eindje open.en tien van de parels waren ver
dwenen I"
„Verdwenen!" echode ik. ..Tien? Maar dat is
belachelijk Als iemand er tien kan stelen, waarom
neemt hij ze dan niet alle acht en negentig?"
„Hoe kan ik dat weten," antwoordde ze grimmig.
,Oaar heb ik een advocaat voor.... daarom
heb ik u laten komen."
Voor den tweeden keer in twee dagen gaf ik
denzelfden raad.
)poe was de laatste jaren
Soms ile kluis een beetje kwijt.
ipoe /ei (Ie gekste dingen.
Opoe raakte uit tien tijd.
Xiemund was er die wat snapte
I an mat Opoe deed of ducht,
Dal se nog son oud sou morden
Had niemand eigenlijk oernacht.
Zes getrouwde kiniCreit had se.
Allemaal in goeiett doen,
Muur d'r man was reeds gestoroen.
Daaraan Itad ze nou pensioen.
Een paar centen Itad se ook nog,
0 poe had het lang niet kwaad,
Maar ondanks d'r twaalf kinderen
Stond se feitelijk op straat.
Xiemanil milde Opoe hebben.
tpoe was hel vijfde wiel.
Xutleloos en overbodig
II us de 'brave ouwe ziel.
Zoo ging Opoe op een morgen
Met d'r centen naar 't Gesticht.
II'aur een kamertje kon huren
)p hei Zuiden met oeel liclit.
fung heeft Opoe niet genoten
I art den milden zonneschijn,
II an/ al spoedig overleed zij.
1 itgeleerd door hartepijn.
leder hield nu veel van Opoe.
leder voelde het gemis
Huzie. twist en tioeedracht was er
loer t Ipoe's erfenis.
IDE!.
„Maar dan moet u een detective raadplegen,"
riep ik uit. „Als u den dief weet, zal ik wel zorgen,
dat hij komt waar hij thuishoort, maar den dief
vinden kan ik niet."
„Ik wil er geen politie bij hebben," zei ze vast
beraden. „Die loopt mijn deur plat en stelt onbe
schaamde vragen en laat in de kranten zetten,
dat een domme oude vrouw haar verdiende loon
heeft."
„Dus u zult nu de andere naar een bank bren
gen
„U hebt minder gezond verstand dan ik dacht,
snibde ze „ik zal ze laten liggen, waar ze liggen,
en uitkijken. Wie er tien heeft weggehaald, komt
nog wel eens terug voor de rest, let maar eens op."
„Ik zou 't u toch niet raden," zei ik beslist.
„Nu hebt u tenminste het grootste gedeelte nog,
en het is een klein kunstje ze allemaal kwijt te ra
ken. En dat niet alleen, het is gevaarlijk óók,
voor u en uw zuster."
„Allemaal nonsens," zei de oude dame met diepe
overtuiging. „Jane weet niet eens, dat ze weg zijn.
Ik weet, wie ze gestolen heeft. Het nieuwe dienst
meisje, Bella MacKenzie. Niemand anders kon er
bij komen. Ik sluit het huis iederen avond zelf, en
ik ben gewend het heel erg secuur te doen. Het is
in de laatste drie weken gebeurd, want Zaterdag
voor drie weken heb ik ze nog geteld. De eenige
personen in huis in dien tijd, behalve wijzelf,
waren Harry, Bella en Hepsibah, die al bijna
veertig jaar bij ons is en die nog niet eens een parel
van een ingemaakte komkommer kan onder
scheiden."
„Maar.. wat wilt u dan dat ik doe?" vroeg
ik. ..Bella laten arresteeren en haar koffer na
zoeken
Ik voelde, dat ik met de minuut in de achting
van mijn cliënt daalde.
„Haar koffer!" zei ze smalend, „dien heb ik van
morgen leeggehaald, onder voorwendsel, dat ik
haar verdacht van het sparen van keukenzeep.
Nee, ze heeft ze natuurlijk begraven in den moes
tuin. Weet u wat ik graag had dat u deed Een
dag of drie vier hier logeeren, om bij de hand te
zijn. Als ik den dief pak, wou ik mijn advocaat in
de buurt hebben."
Ik moest natuurlijk toestemmen. Miss Letitia
liet zich zeiven niets weigeren. Ik telefoneerde
naar Fred, dat ik niet thuis zou komen, luisterde
toen, of ik stemmen hoorde, en besloot, dat Margery
Fleming wel naar bed zou zijn. Miss Jane bracht
mij naar de logeerkamer en keek, of daar alles in
orde was. Haar dunne grijze krullen wipten, toen
zij in de lampetkan keek, de handdoeken nazag
en voelde, of het beddegoed niet vochtig was. Toen
ze wegging, bleef ze bij de deur staan en keerde
zich bedeesd om.
„Is.... is er iets gebeurd, waar mijn zuster
over in de war is vroeg ze. „Ikik vond haar
bijna kribbig vandaag."
Bijna I
„Ze tobt een beetje over haar negerkindertjes,"
zei ik. „Ze is er op tegen, dat er den vierden Juli
vuurwerk voor hen wordt afgestoken."
Miss Jane was tevreden. Ik zag het tengere fi
guurtje in de zwarte japon de gang door gaan,
deed toen de deur op slot, en de ramen open, en
veroorloofde mij heimelijk te rooken.
VIERDE HOOFDSTUK
EEN DIEF IN DEN NACHT
LJet duurde niet lang, of er kwam door de wijd-
geopende vensters een groote uil naar binnen.
Het dier wierp zich op het licht en toen, verblind en
geschroeid, begon het met hoorbare stooten tegen
het plafond op te tornen. Het vond daar geen
doorgang, en kwam weer terug naar de lamp,
er omheen draaiend in duizelenden cirkelgang,
tot het ten laatste, uitgeput, op de tafel viel en
daar op zijn rug bleef liggen, machteloos stuip
trekkend.
Het werd in de kamer een kermis van kleine
gevleugelde schepseltjes, die hals over kop hun
eigen verderf tegemoet gingen dus deed ik het
licht uit en ging voor het raam zitten, met mijn
sigaar en mijn gedachten.
Van de moeilijkheid van miss Letitia trok ik mij
niet veel aan. Al was het vreemd, dat er maar tien
van de parels gestolen waren, toch, al het andere
wees op een gewoon geval van diefstal. Misschien
had de dief gedacht, dat er van ontdekking niet
gauw sprake kon zijn, als hij het grootste gedeelte
der parels liet liggen. Het geval Fleming bekom
merde mij meer. Op zichzelf was de afwezigheid van
Fleming niet zoo zonderling. Er moeten in het leven
van iederen gewetenloozen staatsman oogenblikken
zijn, dat hij 't noodzakelijk vindt, zich tijdelijk aan
het oog van het publiek te onttrekken. Maar de
insluiping in het huis van Fleming, het door
snuffelen van het bureau en het forceeren van de
geldla, en vooral, het briefje met II 22 er op
dat alles werd door een vrijwillige verdwijning van
Fleming niet verklaard.
Ik was aan mijn tweede sigaar bezig, en de lust
tot slapen was nog verre van mij, toen ik een
voetstap hoorde op het pad, dat om het huis liep.
Het was zwarte nacht buiten hoe ik ook keek, ik
kon niet eens het grijs-wit van de cementen stoep
onderscheiden. De voetstappen waren opgehouden,
maar nu hoorde ik, dat er iemand aan de luiken
beneden bezig was. De klink klikte tweemaal, alsof
er een dun instrument onder gestoken was om hem
op te tillen, en eens hoorde'ik een gemompel van
teleurstelling.
Ik trok mijn hoofd weer naar binnen en trok aan
mijn sigaar, tot 't vuur gloeide bij dat licht zag ik,
dat 't kwart vóór twee was. Toen ik weer luisterde,
probeerde de inbreker het met een ander raam,
waar hij voorzichtig aan schudde.
(Wordt voortgezet)