REISJE
112
VRIJDAG 25 APRIL 1930
No. 6
De Hornby Road, de geliefde
wandelweg van Bombay.
T
zei hij plotseling, op Duval's zak wijzend.
Tegelijkertijd haalde hij met een pijl
snelle beweging een dolk te voorschijn.
„Met dit wapen heb ik al minstens
vijftig menschen naar betere oorden
gezonden
Zijn gillende lach deed Duval het
bloed in de aderen stollen. In de oogen
van den man lag nu een waanzinnige
gloed, zijn handen trilden van emotie.
Duval was angstig naar den hoek van
den coupé geschoven. Als een bliksem
straal drong het tot hem door, dat de
man tegenover hem krankzinnig was.
Want even plotseling als de uitbarsting
gekomen was, even vlug was er een
reactie ingetredengroote zweetdrop-
pelen parelden op het hoofd van den
zonderlingen passagier, schichtig dwaal
den zijn oogen nu door den coupé, zijn
mond was half open, wat de béte uit
drukking van zijn gezicht nog meer deed uit
komen. Nu en dan grinnikte de man zacht in
zichzelf, terwijl hij zijn gezicht in allerlei grimassen
vertrok.
Dan wendde hij zich opnieuw tot Duval, doch
thans half-vertrouwelijk, zonder vijandigheid in
zijn houding
„Ik ben een wetenschappelijk moordenaar,"
zei hij, en er was een geheimzinnige intonatie
In pijlsnelle vaart snorde de Parijsche Expres
voortde gloeiende oogen van de locomotief
verlichtten het avond-donkere landschap langs
de spoorbaan en tooverden er grillige figuren.
Nu en dan vloog het ijzeren monster met donde
rend geraas een klein stationnetje voorbij, terwijl
een gillend gefluit van de locomotief de stille rust
der kleine dorpjes verstoorde.
Gaston Duval dommelde in een hoekje van
zijn coupé. Hij was op weg naar Parijs en zou
op één der tusschenstations zijn vriend René
Morel ontmoeten, met wien hij de reis naar Parijs
zou voortzetten. Doch daar het nog een uur zou
duren, voor men dit tusschenstation zou bereikt
hebben, soesde hij rustig voort, nu en dan op
schrikkend. als de trein een scherpe bocht moest
maken en hij daardoor onzacht met den zijwand
van den coupé in aanraking kwam.
Plotseling werd Gaston Duval, ondanks zijn
slaperigheid, zich van een zeer onaangenaam
gevoel bewust. Een rilling voer hem door de
leden en langzaam opende hij de oogen. In den
coupé was slechts één medepassagier aanwezig.
Vaag herinnerde Duval zich, dat de man ongeveer
een kwartier geleden was ingestapt, een feit,
waaraan hij door zijn slaperigen toestand geen
aandacht had geschonken. Van onder zijn half
gesloten oogleden keek Duval den man aan
deze fixeerde hem sterk en in zijn loerende oogen
lag een stekende, vijandige uitdrukking
Weer rilde Duval en zijn slaperigheid maakte
plaats voor een gevoel van angst, een gevoel,
dat hem een groot gevaar dreigdeHij sperde
zijn oogen nu wijd open en keek den man tegenover
hem recht in het gelaat. Als onwillig sloeg deze
even de oogen neer, om onmiddellijk daarna op
zijn beurt van tusschen zijn halfdichte oogleden
naar Duval te gluren. Een valsch trekje was om
zijn mond, waarvan de bovenlip door een zwaren
borsteligen knevel bedekt was.
Even schoot met schrik de gedachte door
Duval's hoofd, dat het de beruchte treinroover
Clément Vautel wel eens zou kunnen zijn, die
er zijn specialiteit van maakte, reizigers, die
zich alleen in een coupé bevonden, te berooven,
DOOR J. P. BALJÉ
en er zelfs niet voor terug
deinsde, het mes, of de
revolver te gebruiken, als
zijn slachtoffer zich te
weer stelde. Doch direct
verwierp hij dat idee. De
man tegenover hem maak
te zeer zeker geen be
trouwbaren indruk, maar
met Vautel had hij toch
niets gemeen. Tallooze
malen was Vautel's por
tret door de politie in de
dagbladen gepubliceerd,
en Duval's vrienden had
den hem zelfs een paar
keer ermee geplaagd, dat
hijzelf een lichte gelijke
nis met den beruchten
schurk vertoonde. Terwijl
zijn vis-è-vis een man
was, minstens een hoofd
grooter dan hij, met gro
ve, haast béte gelaats
trekken en in niets op
Vautel gelijkend.
Toch scheen de kerel
weinig goeds in den zin
te hebben, want zijn blik
bleef steeds op Duval
gericht. Deze had onge
merkt zijn rechterhand
in den zak gestoken en
omklemde nu met kracht
zijn boksbeugel. Mocht
de man hem aanvallen,
dan zou hij zijn huid
duur verkoopen.
Een breede grijns ver
scheen op 's mans gelaat
„Daar zou ik bij mij
maar niet mee hestfiusaJ"
Het aantal Britscft-IndipflLe ejaituaafcukis ied»f. nay" zeer Iiowr. Hirrr ziet inen een
grffep^afi (ToorcTvan een schip, dat hen naar het nieuwe vaderland, Australië, zal brengen.
Uit ket land van Gandki
fleet de wereld volgt met gespannen belangstel
ling het verloop van den strijd, dien de Britsch-
Indische bevolking, onder leiding van den Mahatma
heilige man") Gandhi, voert tegen de Engelsche
heerschappij, bijzonder tegen de belasting op
het zout. Wij brengen deze rveek eenige interes
sante foto's van landen volk, maar voor onze lezers
thans ongetmjjfeld veel belangstelling zullen hebben