VRIJDAG 25 APRIL 1930 103 Bij den rijdenden winkel op Zuid-Beveland. Het moderne vervoer inaakt het mogelijk, dat de menschen niet meer naar.stad behoeven om te gaan winkelen, maar dat de winkel in een auto naar de dorpsbewoners trekt. Drie daegen en 'n nacht dan gaet Steven de kop af. De kinderen nemen een meikever tusschen duim en wijsvinger van de linkerhand, en wel zoo danig, dat alleen de kop van het beestje zichtbaar is. Als het liedje gezongen is, wordt het beestje werkelijk.... de kop afgeslagen. Het andere is een liedje, dat betrekking heeft op de straf, die op het verbreken van een belofte volgt (ofvolgen moet) Pienksje, pienksje, gouwe rienksje Tien tunnen bloed voe dat vrom en doet. 21) 'n Koekje van twee blanken la) die 13) zulle me voe bedanke. 'n Koekje van twee cent, Daer is 10) mee kontent. Deze regels vertoonen een merkwaardige over eenkomst met een der romihelpotliedjes, waarvan ik hier één fragment geef 14) 'n Dubbeltje of twee blanken, 'k zè(l) j'er voe bedanken, (H)ou(d) wat, gee(f) wat, Volgend jaer ft(l) wee(r) wat. OUD-SABBINGE bezit nog een paar merkwaardige antieke gebouwen, waaronder deze versterking uit de 14de eeuw bijzonder opvalt. Een ander Zuid-Bevelandsch liedje is Jan Sies en Pier Sies dat waere allebei broers. En Jan was op z'n burgers, En Pier was op z'n boers. Er zijn natuurlijk ook veel liedjes, die de kinde ren bij hun spelletjes zingen. Het is b.v. op de dorpen gewoonte om meikevers te vangen, deze een draadje aan den poot te binden en ze dan te laten vliegen tot.... de poot uitge trokken wordt. Een zeer wreed vermaak, dat ondanks den strijd, die er tegen wordt gevoerd, nog bestaat. De kinderen zingen bij dit „spelletje" Roenkeltje, 1B) roenkeltje, tel je geld 1B) en gae dan nog 's vliege (bis) vliege nae de mosse 17) toe. De mosse zè(l) wè(l) opendoe. (Z.-Bev.) Bij het „Kuvelkute", een werpspel, zingen de kinderen Mossiepik zit op stik, zit op stik te roeren, (Z.-Bev.) waarvan de beteekenis vrij duister is. Een liedje, afkomstig van Vlissingen, wordt ook in Z.-Beveland nog veel gezongen. Het luidt Van Os, van Os, 18) Van Os den beer is los. En (h)oor dè(t) beest 's brulle 't Is van de leverwo(r)s(t). 'k (h)è(b) de wereld ronderezen 1#) al in een jaer of tien 'n M(e)isje mie een snorrebaerd, (h)eb ik nog nooit (g)ezien. Vrij onsamenhangend is het spotliedje op een heilsoldaat Kootje Daane melkt z'n 'ingsje 20) Kootje Daane melkt z'n 'ingsje telkens weer. Ze briengt (h)et naer de weie voe redding en bevrijding, Kootje Daane melkt z'n 'ingsje telkens weer. (lerseke) Tot slot geef ik nog twee liedjes, die zeer merk waardig zijn, omdat zij herinneren aan het tes- tamentische zoenoffer. Het eerste is een meikever liedje Steven, Steven, (h)oe lang zul je leven Natuurlijk zijn er nog veel meer liedjes, maar deze kunnen hier niet alle weergegeven worden. Doel was slechts te toonen, welk een schat van folkloristische gegevens in deze liedjes te vinden is. i) P. A. Eggermont publiceerde in het Jaarboek der .Vier Ambachten" te Hulst een aantal Z. Vlaamsche kinderliedjes; 2) de ui wordt in de Zeeuwsche dialekten nog als uu gespro ken; 3) rat; 4) een A. B. horretje is een ouderwetschschool- instrument, dat gebruikt werd om den kinderen 't alphabet te leeren; s) voor; zelfde beteekenis als 't laatste woord van den voorafgaanden regel; horloge; s) zakdoek; vooruit, paardje Inaam naar verkiezing in te.vullenmet,2) oud muntstukdaar; de Z. Bcvelandsche rommelpotliedjes zijn door mij gepubliceerd in „Eigen Volk", Oogstmaand en vgl. nummers; 15> meikever; '8) wanneer de meikever zijn pooten tegen elkaar wrijft, noemt men dat: „z'n geld tellen"; U) musschen! Is) Van Os was een slager; rondgereisd; 20) hengst; 2>) de beteekenis der laatste regels is: het kostje tien tonnen bloed als je je belofte breekt. Touwtje springen

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 3