CU aar ts mi/n XJader? 'Professor PP,riem PP,ruttelt D' 126 VRIJDAG 2 MEI 1930 No- 7 Ze tastte naar heur haar, dat dreigde los te raken, en in een ijlen wrong over één van haar kleine oortjes hing. „Ik zie er niet graag bespottelijk uit," zei ze scherp, ,,en ik heb er het land aan, uitgelachen te worden. Ik heb gehuild, en ik heb geen zakdoek." Ernstig offreerde ik haar den mijnen, en zij nam dien aan. Ze veegde de zwarte vegen van haar wangen en speldde het haar boven op haar hoofd in een koddigen knoop, waarmee iedere andere vrouw er zou hebben uitgezien als een caricatuur. Maar nog zat zij op den grond. „Nu," zei ze, nadat ze den laatsten haarspeld een plaats had gegeven en mijn zakdoek tusschen haar ceintuur had geduwd, „als u nu pleizier ge noeg gehad hebt, wilt u me misschien hier van daan helpen." „Waar vandaan „Denkt u, dat ik hier voor mijn pleizier bleef zitten „U hebt uw enkel verstuikt," zei ik ver schrikt. In plaats van te antwoorden, verschikte ze haar japon en toen eerst zag ik wat er ge beurd was. Ze zat half op een luik in den vloer, en daar waren, toen het dicht viel, haar rokken tusschen vastgeraakt. „Dat afschuwelijke luik 1" klaag deze, „en ik heb geschreeuwd, tot ik schor werd. Ik zou Heppie wel kunnen slaan Maar ik heb ge probeerd u met mijn gedachten te roepen. Ik heb heel sterk aan u gedacht en toen aldoor gezegd: „Kom hier, kom alstublieft hier. Hebt u er niets van gevoeld „Dat brave oude luik zei ik. „Ik weetwèl, dat ik aan u gedacht heb, maar ik vermoedde niet, dat het dóórvan kwam. En ik ben hier twintig minuten geleden ook al langs geko men 1 Waarom hebt u me toen niet geroe pen Ik trok aan het luik, maar het zat erg vast, met die rokken er tusschen. „Ik vond het zoo eng," verklaarde ze. „Kunt u het niet ergens mee loswringen?" Ik probeerde het met verschillende din gen, zonder succes, terwijl Margery den toe stand verklaarde. „Ik had zoo'n idee, dat Robert niet secuur genoeg gekeken had in den ouden wijn kelder, en toen herinnerde ik me, dat dit luik erop uitkwam. Het was de eenige plaats, die we niet door en door hadden nagekeken. Ik heb er een ladder in gezet en ben gaan kijken. Brr 1" „Wat hebt u gevonden vroeg ik, ter wijl mijn derde bezemsteel-hefboom brak. „Niets -- alleen weet ik nu, waar tante Letitia d'r lieveling Edwin Booth gebleven is. Dat is een kat," legde ze uit, „en tante Letitia heeft er de spoorweg-maatschappij voor laten betalen, omdat die hem overreden had." Ik gaf het op en deed een stap achteruit. „Zoudt uehniet een paarniet uit die kleeren kunnen komen.eh.dan kon ik buiten gaan en de deur dicht doen stelde ik voor zichtig voor. „Ziet u, u zit precies op het luik en.." Maar Margery wees het voorstel met gepaste verontwaardiging af, en vroeg om een schaar. Met korte, vinnige knippen maakte zij zich vrij, en vluchtte toen overhaast. Aan tafel hield zij zich ongewoon statig. We had den geen van beiden eetlust, en de leege plaatsen die van Harry Wardrop en miss Letitia, want voor miss Jane was niet gedekt gaven een idee als van een sterfhuis. Het was Margery, die eindelijk de verdenking uitsprak, waarmee ons beider gedachten bezig waren. „Het is een vreemde tijd voor Harry, om weg te gaan," zei ze kalm, toen ze na den schijninaaltijd in de bibliotheek voor het raam stond. „Waarschijnlijk had hij een bizondere reden „Waarom spreekt u niet ronduit zei ze opeens scherp. „Ik weet wat u denkt. U gelooft niet, dat hij écht beroofd is." DOOR MARY ROBERTS RINEHART „Het zou me spijten, als ik zooiets denken moest," begon ik. Maar ze liej mij niet uitspreken. „Ik zóg wat u dacht," ging ze bitter voort. „De detective lachte hem bijna in zijn gezicht uit. O, denkt u maar niet, dat ik het niet weet. Ik heb hem gezien gisteravond, en de vrouw ook. Hij bracht haar net naar het hek. Jullie doen allemaal net, of ik een kind ben 1" Ik zweeg van pure verbazing. Dus er was een nieuwe figuur op het tooneel gekomen, een vrouw nog wel 1 „Alle veranderingen zijn nog geen oerbeleringen." „U was niet de eenige, die niet slapen kon van nacht, meneer Knox," ging ze voort. O, ik weet een heelen boel. Ik weet van de parels, en wat u daarvan denkt, en ik weet nog meer, ik Zij zweeg toen. Zij had al meer gezegd, dan ze voornemens was geweest, en plotseling begaf haar al haar moed, en ze keek als een angstig kind. Ik ging naar haar toe en vatte één van haar bevende handen. „Ik wou, dat u dat allemaal niet wist," zei ik. „Maar nu 't eenmaal zoo is, wilt u me nu den last niet laten helpen dragen De eenige reden, waarom ik nog hier ben, is.voor u." Ik had een soort van dolzinnig verlangen, om haar in mijn armen te nemen en haar te troosten, Wardrop of geen Wardrop. Maar op dat oogenblik, gelukkig voor mij misschien, hoorden wij de oude schrille stem van miss Letitia uit de richting van de trap. „Ga opzij, Heppie," zei ze vinnig. „Ik lig nog niet op sterven,zoover ik weet. Waar is Knox?" Gehoorzaam ging ik naar de hall en hielp miss Letitia naar binnen. „Ik geloof, dat ik weet, waar Jane is," zei ze, haar stok met een bons op den grond plantend, ,,'t is gek, dat ik daar niet eerder aan gedacht heb. Ze is haar nieuwe gebit halen. Daar n had ze 't al een maand geleden over, IN O. maar ik vond d'r oude nog goed genoeg." „Dan is 't toch vreemd, dat ze daar midden in den nacht op uit gaat," antwoordde ik. „Ze was nogal erg bang van aard, is 't niet „Ze is verkeerd opgevoed," zei miss Letitia hoofd schuddend," zij is de baby, en de jongste wordt altijd een beetje bedorven." „Hebt u er wel aan gedacht, dat het wel eens er ger kon zijn, dan het zoo lijkt Ik moest voorzich tig zijn ze was een zeer oude vrouw. „Het zou. bijvoorbeeld, het zou kunnen zijn, dat ze ontvoerd was, om een losgeld. „Losgeld 1" snauwde miss Letitia. „Meneer Knox, mijn vader heeft zijn geld met hard werken verdiend, en ik heb 't niet verkwist, geloof ik. En als Jane Maitfand dwaas genoeg was, zich te laten ontvoeren, zal ze toch een heele poos moeten wachten, vóór ik iets voor d'r betaal. Ik vind, dat die detectivegeschie denis er toch al duur begint uit te zien." Waarom ik zoo in bizonderheden afdaal bij 't vertellen van de eerste gebeurtenissen, van de verdwijning van miss Jane Maitland en van de omstandigheden, die ermee samen gingen, zal moeten blijken uit de gebeurtenis sen, die later volgden. Miss Jane zelf en de oplossing van dat geheim gaven de oplossing van het nog veel ernstiger drama, waarin wij betrokken zouden worden. Ik zeg wij, want in dien tijd kwam het bij mij vast te staan, dat al hetgeen Margery Fleming aanging, ook mij betrof, of ik wilde of niet. Voor het eerst in mijn leven was de voetstap van een vrouw op de trap voor mij belangrijker, dan ieder ander geluid in de wereld. ACHTSTE HOOFDSTUK TE LAAT Jen avond om negen uur was de toestand nog ongeveer onveranderd. De mannen, die door Hunter waren uitgezonden om den omtrek te doorzoeken, kwamen om achtuur het rapport uitbrengen „niets gevonden". Miss Letitia ging vroeg naar bed, en Margery bracht haar naar boven. Hunter belde mij uit de stad op. „Kunt u met den trein van half tien hier komen vroeg hij. Ik keek op mijn horloge. „Ja, ik denk het wel. Iets nieuws „Nog niet, maar 't kan komen. Neem aan 't station een rijtuig en kom naar Mul berry Street hoek Park Lane. Stuur daar het rij tuig maar weg en wacht op mij." Ik waarschuwde Bella, die in de keuken zat, haar beenig gezicht Viat van tranen, nam mijn hoed en regenjas het druppelde zacht en repte me naar het station. In een klein half uur was ik in de stad, en na nog een minuut of tien stond ik op den aangewezen hoek, terwijl mijn rijtuig wegreed en de regen van den rand van mijn hoed op mijn schou ders droop. Ik zocht eenige dekking onder de houten lijst van een poort, en 't viel me op, dat dit punt, hoewel ik al jaren in de stad woonde, mij geheel onbekend was. Ging ik twee blokken verder, in welke richting ook, dan kwam ik weer op bekend terrein. Achter mij stond een pakhuis zes of zeven sombere verdiepingen hoog. De poort, waar ik vóór stond, was klaarblijkelijk de toegang tot het bijbe- hoorend erf, en inderdaad, door een beweging van mij sloeg de kruk om, en bijna viel ik achterover door de plotseling ontstane opening. Achter mij was een erf vol zwarte omtrekken van wielen en pakkisten. Het licht van de straatlantarens drong daar niet door en met een huiverig gevoel, dat iemand daar, in die allesbehalve prettige buurt, van alles kon overkomen, streek ik een lucifer aan en keek op mijn horloge. Het was tien minuten vóór half elf. Eens kwam er een man den hoek om en inijn kant uit, met gebogen hoofd, de lange ulster

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 6