DOOR OCTAVUS ROY COHEN 154 VRIJDAG 9 MEI 1930 No. 8 De Gebrandmerkte Ik kan aan niets anders denken dan aan 't vereffenen van de rekening," vervolgde Bob Terry. „Het kan me geen steek schelen, wat ze daarna met me zullen doen." Zijn stem daalde tot een gefluister. „Maar het is niet gemakkelijk, een man als Borden te treffen. Hij heeft zooveel Toen ik uit de gevangenis kwam, dacht ik bij mezelf, dat ik van hem zou stelen hem zóó treffen in zijn stoffelijk bezit. Maar hij benam me zeifs die kans door mij alles aan te bieden, wat hij bezit." „En nu „Ik sta machteloos. Het zou niets geen nut heb bende stelen, wat ik krijgen kan, wanneer ik één kik geef en dag in, dag uit heb ik thuis gezeten of rondgezworven, almaar overleggend op welke wijze ik met hem zou kunnen afrekenen. Ik geloof niet, dat u dót begrijpt." „Ja, Terry dat doe ik wel. Het is menschelijk en natuurlijk. En juist omdat ik dat alles vermoed de, heb ik je ontboden inplaats van af te wachten, dat je bij me zou komen. In zekeren zin zijn onze belangen dezelfde." Bob verborg zijn verbazing niet. „Onze „Ja. Ik heb al sedert lang een appeltje met Borden te schillen. Ik heb er mijn redenen voor Het zou heel goed mogelijk zijn, dat wij samen erin slaagden Wanneer je tenminste niet in een opwelling spreekt, maar werkelijk blijvend ver bitterd bent „De hemel weet, dat ik dat ben 1" „Dan zou je komst hier je nader tot je doel kunnen brengen. Ik wensch je in 't geheel niet te pressen of te overhaasten, begrijp dat goed. De plaats blijft open. De betrekking, die ik je aanbied, zal bestaan in 't doen van allerlei werk, dat ik je nu niet in een paar woorden kan uitleggen." Een koude glimlach speelde om Carmody's lippen. „Je hebt waar schijnlijk heel wat over me gehoord en denkelijk niet al te yeel goeds. Het kan zijn, dat mijn opvattingen van goed en kwaad niet precies dezelfde zijn als die van sommige andere menschen Peter Borden, bijvoorbeeld. Maar ik doe een heeleboel goed op mijn eigen manier. Mijn eigen manier, begrijp je. En de menschen, die daar 't meest profijt van hebben, zijn zij, die je kameraden en vrienden zijn geweest gedurende de laatste drie jaren. Menschen zooals Todd Shannon. Denk daar eens over na, Terry." Bob stond op. Hij was diep onder den indruk en oprecht dankbaar. „Ik heb juist gewacht op Todd's terugkomst, mijnheer. Ik heb zoo'n gevoel, alsof ik er behoefte aan heb, de dingen met hem te bepraten. Ik denk echter wel, dat ik 't aan zal nemen. Ik weet, dat ik weinig enthousiast en mis schien ondankbaar schijn, maar ziet u, ik kan aan niets anders denken dan aan mijn haat jegens Borden. En wat u me daarstraks zei „Tot weerziens Terry." „Dag mijnheer Carmody." Bob Terry kwam Kathleen's kantoortje binnen en sloot de deur achter zich. Maar eer hij een woord tegen haar kon spreken, klonk de bel van Carmody's schrijfbureau en zij verdween om te hooren, wat er van zijn dienst was. Carmody glimlachte toen hij naar het meisje opkeek. Hij trommelde licht op zijn schrijftafel met de toppen van zijn tengere vingers. „Ik heb beet," zei hij met die open hartigheid, die hij alleen aan den dag l egde jegens zijn secretaresse en den lispelenden Willie Weaver. „Jij kunt het net voor me ophalen." VEERTIENDE HOOFDSTUK l_Jet viel Bob moeilijk, zijn blik van den grond voor zijn voeten op te heffen, wanneer hij liep. Het was hem onmogelijk, zijn gelaatsuitdrukking te veranderen slechts nu en dan had hij een vaag glimlachje over voor iets, dat Kathleen zei. Hij wist niet, dat het meisje naast hem verteerd werd van medelijden om dit alles, om de smet die ten on rechte op hem geworpen was hij kon niet weten, dat zij des nachts meer dan eens met droge oogen in het donker zat te staren, denkend aan hem, lijdend met hem. Hij wist alleen, dat er iets was tusschen hemzelf en Kathleen Shannon, dat heel verschillend was van zijn verhouding tot Lois een onzichtbare, ontastbare band van begrijpen en sympathiseeren. Zij gingen een bescheiden restaurant binnen en vonden een hoektafeltje voor twee personen. Ze gaf met een paar korte woorden te kennen, wat ze wilde gebruiken toen leunde ze achterover en be studeerde hem, terwijl zijn lustelooze oogen over het menu dwaalden. Er had aan dezen man een verandering plaats gegrepen, sinds'ze hem voor het eerst ontmoet had er was een vleugje kleur op zijn wangen gekomen, de donkere kringen onder zijn oogen waren minder opvallend, de jukbeenderen staken niet meer zoo uit, en nu en dan keek hij je open en vast in de WOL'DRICHEM De gevangenpoort is een der oudste bezienswaardigheden uit dit historische stadje* oogen even maar, met iets als -ii ontsteltenis, alsof hij schrok van IN O. 11 zijn eigen stoutmoedigheid. Kathleen wist, dat Bob's strijd met zichzelf geheel onbewust was. Hij begreep zelf niet, dat hij, uiterst langzaam, de sinistere indrukken van zijn driejarige gevangenschap te boven begon te komen. Gedurende die eeuwigheid van ellende had hij afgeleerd, met ongeduld de toekomst tegemoet te zien. Slechts een enkele maal kwam er leven en actie in hem, en- dat was, wanneer hij aan Peter Borden dacht. Kathleen deelde zijn afkeer van Borden. Het was waar, zij kende hem niet persoonlijk en had hem uitsluitend leeren bezien door John Carmody's oogen maar met het levend slachtoffer van 's mans overdreven strengheid daar tegenover haar aan dat tafeltje, had ze moeite om Borden niet nog bitterder te haten dan Terry zelf deed. En ze voelde zelf, hoe dit haar ervan terughield, Bob's wraak zuchtige gevoelens met zooveel klem af te keuren, als ze had moeten doen.... Er was nog iets anders. Het was duidelijk, dat Bob op het oogenblik geen grooter vijand had dan zijn eigen passiviteit en werkeloosheid. Het was moordend voor zijn toch al zoo ontredderd ziele- leven, nog langer zoo voort te gaan, als hij sedert zijn ontslag uit de gevangenis gewoon was geraakt: doelloos, onverschillig en machinaal rond te loopen, en van den eenen dag in den anderen te suffen. Hij had 't dringend noodig, een daadwerkelijk aandeel te nemen in de een of andere ge beurtenis iets positiefs en beslissends te doen. En al zou dat „iets" dan ook een daad van vergelding jegens Peter Borden moeten zijn alles leek haar op 't oogenblik beter dan dit onmensch- waardig, nutteloos bestaan. Dit alles droeg er toe bij, dat Kathleen, met haar frank, vrijmoedig karakter en haar groot, maar soms wat al te voort varend rechtvaardigheidsgevoel, half be wust, half onbewust, een willige bond- genoote van Carmody was. Zij gaf voor Bob de voorkeur aan actie welke actie dan ook boven deze doodende apathie. Zij kende Carmody kende hem waar schijnlijk beter dan eenig ander mensch ter wereld dat deed. Zij wist precies, wat de man zou doen of niet zou doen zij kende nauwkeurig den graad der elas ticiteit van zijn begrippen over goed en kwaad. Zij wist alles van hem be halve het feit dat Carmody haar niet kon aanzien, zonder tot in zijn diepste diepte geschokt en ontroerd te worden. Dat wist zij niet en kon zij niet vermoeden. Zij besefte nauwelijks, dat Carmody een mensch was van vleesch en bloed, zooals alle anderen „Bob Zij leunde .over het tafeltje. ..Waarom doe je het toch niet?" „Wat „Naar het kantoor komen en Carmody's aanbod aannemen Hij schudde bedachtzaam zijn hoofd. ..Ik weet zelf niet. Er is toch geen haast bij, wel „Hij kan niet tot in alle eeuwigheid wachten." „Nee Nee. Waarom stelt hij zooveel belang in me, Kathleen „O, om allerlei redenen. Een ervan is, dat je de dupe bent geworden van Bor den. Wat hij ook zijn mag, Borden is een eerlijk en actief vijand, die strijdt met open vizier. Hij is, zooals je weet, onze model-Burgerleider van hervor- mings-campagnes, van razzia's onder

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 14