Cl) aar is mi/'n Uader?
SProfessor SP,riem SP,ruttelt
H6 VRIJDAG 9 MEI 1930 No. 8
Een koele luchtstroom kwam van een open
raam op mij af. Er was geen lawaai, geen
rook, geen zure lucht van verschaald bier.
Een tafel, midden in de kleine kamer, lag
vol papieren. Op een hoek stond een blad met
de resten van een middagmaaleen kussen en een
paar dekens op een divan tegen een der wanden
bewezen, dat het vertrek ook als slaapkamer was
gebruikt.
Maar geen van deze dingen trokken mijn eerste
aandacht. Aan de tafel, voorovergebogen met
het hoofd op de armen, zat een man. Ik kuchte,
en toen ik geen antwoord kreeg, stapte ik de
kamer binnen.
„Neemt u me niet kwalijk," zei ik. „Weet u
ook, of
Toen drong de waarheid tot mij door, en ik
werd koud van schrik. Er vloeide een streep
over de papieren op de tafel, langzaam
voort traag, zooals bloed vloeit, als 't hart
het niet meer voortdrijft. Ik trad haastig
vooruit en tilde het zware, waggelende grijze
hoofd wat op. Het was Allan Fleming een
kogel had hem getroffen in het voorhoofd.
NEGENDE HOOFDSTUK
MAAR EEN OOG DICHT
TLJijn eerste aandrift was, het huis uit te
rennen mijn tweede, op Hunter te wach
ten. Dien troep half dronken mannen op deze
kamer los te laten, dat leek me ontwijding.
Er was hier geen spoor van de majesteit of
de wapenrusting der doods, maar juist de
banaliteit der omgeving deed mij besluiten,
te waken voor de nieuwe waardigheid van
die figuur. Ik was natuurlijk geschrokken
toch had ik de heerschappij over mijn ge
dachten niet verloren. Ik werd mij bewust
van een duidelijk gevoel van teleurstelling.
Door Fleming hadden wij de oplossing trach
ten te vinden van de geheimzinnige gebeurte
nissen te Bellwood, nu was hij niet meer
in staat éénige kwestie te helpen oplossen. Ik
deed de deur dicht en overdacht, wat ik
verder doen moest. Ongetwijfeld lag het voor
de hand, eerst een dokter te roepen, maar
ik had genoeg van den dood gezien, om te
weten, dat er voor dezen man geen hulp
meer was.
Eerst nu viel het mij op, dat er geen enkel
wapen te zien was. Al hetgeen er aan dezen
avond vooraf was gegaan, het besef van de
wellicht onhoudbare positie, waarin Fleming
zich bevond, had mij als vanzelf aan zelf
moord doen denken. Maar nu er geen revolver
op de tafel of op den vloer lag, kon ik die
gedachte niet zonder meer volhouden. Ik
besloot dadelijk den jongen dokter te roepen, die
in de kamer aan den overkant zat, en opgewonden
trok ik de deur openen zag Harry Wardrop
voor mij, en achter hem Hunter.
Ik herinner mij niet, dat er iemand iets zei.
Hunter sprong mij voorbij, de kamer in, en zag
met één oogopslag alles, waar ik drie minuten
voor had moeten kijken. Toen ook Wardrop
binnenkwam, sloot Hunter de deur achter hem,
en met drieën stonden wij naar de over de tafel
gebogen figuur te staren.
Ik lette op Wardrop nooit heb ik een zoo plot
seling gebroken gestalte gezien. Hij viel letterlijk
neer op een stoel, zocht zijn zakdoek en veegde
langs zijn trillende lippen alle schijn van kleur
week uit zijn gelaat, en hij was slap, ontzenuwd.
„Heb je het schot gehoord vroeg Hunter mij.
„Het kan maar een paar minuten geleden zijn."
„Ik weet 't niet," zei ik verbijsterd, „ik hoorde
een heele serie knallen, maar ik dacht, dat 't een
auto was, op straat."
Terwijl ik antwoordde, doorzocht Hunter de
kamer, keek onder de tafel, lichtte de dekens
op. Buiten draaide er iemand aan den deurknop,
en schudde er even aan, toen hij merkte, dat de
deur gesloten was.
DOOR MARY ROBERTS RINEHART
„Fleming!" riep hij met gesmoorde stem.
„Fleming
Hunter gaf ons 'n teeken en wij hielden ons stil,
en zwaar verwijderden zich de voetstappen door
de gang. De detective spreidde netjes de dekens
over den divan uit en gezamenlijk droegen we
het lijk daarheen. Wardrop kon zich nauwelijks
op de been houden.
„Nu," zei Hunter rustig, „voordat ik dokter Gray
binnenroep wat weet u hiervan, meneer
Wardrop
Wardrop keek hem versuft aan.
„Hij was er vanmorgen, toen ik wegging, erg
aan toe," sprak hij eindelijk heesch. „Het heeft
„Ik imh'I me slechts maarlijk grtxit.
als ik met de zee alleen ben."
nu geen doel meer iets te verzwijgen, God weet,
dat ik gedaan heb al wat ik kon, Maar hij heeft
al jaren lang cocaïne gebruikt, en vandaag had
hij niets meer. Toen ik hier kwam, zoowat een
half uur geleden, leek hij wel krankzinnig, en
dacht ik, dat hij een ongeluk aan zichzelf zou be
gaan. Ik heb hem zijn revolver afgenomen, en
zoodra ik hem alleen dorst te laten, ben ik gaan
probeeren, of ik een dokter kon vinden."
„Om cocaïne te vragen
..Ja."
„En niet.... omdat hij al gewond was en u
vreesde, dat het doodelijk zou zijn
Wardrop huiverde. Dan dwong hij zichzelf tot
kalmte en zijn toon werd natuurlijker.
„Wat helpt 't om te liegen zei hij neerslachtig.
„Als ik de waarheid zeg, zult u me echter ook niet
gelooven, maar.hij was al dood, toen ik hier
kwam. Ik hoorde een geluid als het slaan van
een deur, toen ik de trap op ging, maar er was
beneden een verschrikkelijk rumoer, dus ik kon
't niet goed onderscheiden. Toen ik binnenkwam,
viel hij juist voorover, en...." \i q
Hij aarzelde. IN O» O
„Zijn revolver vroeg Hunter
met een loerenden blik.
„In zijn hand. Hij was al dood."
..Waar is de revolver?"
„Die zal ik aan den coroner geven."
„Die zult u aan mij geven," zei Hunter fel. En
na een aarzeling bracht Wardrop het wapen te
voorschijn uit zijn achterzak. Het was een gewone
achtendertiger. Hunter keek er in. Twee kamers
waren leeg.
„En u wachtte wel een minuut of tien
zonder om hulp te roepen, en toen ging u nog naar
buiten om een dokter te halen Wat hebt u ge
daan in die tien minuten
Wardrop kneep de lippen samen en antwoordde
niet.
„Als meneer Fleming de hand aan zichzeF
geslagen had," ging Hunter onbarmhartig
voort, „zouden er sporen van het kruit
rondom de wond te zien zijn. Bovendien
was hij bezig een brief te schrijven. Het moet
wel een heel plotselinge opwelling geweest
zijn, diekijk, hij had nog pas een paar
woorden geschreven
Ik keek naar het papier op de tafel. De
brief droeg geen opschrift. Hij begon ineens
„Ik zal hier weg moeten. De getallen
hebben mij gevolgd. Vanavond...."
Dat was alles.
„Er is hier geen kwestie van zelfmoord,"
zei Hunter ernstig. „Het is moord, en ik zou
u aanraden, meneer Wardrop, op uw woorden
te passen. Wilt u vragen, of dokter Gray
hier wil komen, meneer Knox
Ik ging de gang door, naar de kamer, waar
't meeste rumoer was. Gelukkig was dokter
Gray niet aan 't spelen. Hij stond aan een
tafeltje in den hoek een blikje kaviaar open te
maken en kwam op mijn wenk naar buiten.
Hij vroeg niets, en ik liet hem onvoorbereid
de sterfkamer binnengaan. De aanblik van
den dood liet hem klaarblijkelijk onbewogen,
maar de identiteit van den doode sloeg
hem met verbazing.
„Fleming!" zei hij verschrikt, toen hij op
het lichaam neerzag. „Fleming.... waar
achtig. gezelfmoord
Hunter stond met een knorrig gezicht haar
nem te kijken.
„Hoelang is hij dood?" vroeg hij.
De dokter bezag de schotwonde in het
voorhoofd, en keek toen veelbeteekenend naar
de groep rondom den divan.
„Nog geen uur, waarschijnlijk nog geen half
uur," zei hij. ,,'t Is vreemd dat we niets ge
hoord hebben, hier vlak over in de gang."
Hunter haalde een schoonen zakdoek uit zijn
zak en legde dien over het doode gezicht. Het was
een opluchting voor ieder van ons. De dokter,
die naast den divan knielde, kwam overeind
en keek Hunter vragend aan.
„Hoe krijgen we hem hier vandaan," zei hij.
„Er zal een hoop drukte over gemaakt worden
je weet hoe het gegaan is met dat geval van Butler."
„Die is op de houtwerf dood gevonden," zei
Hunter droogjes. „Maar laten we afspreken, dokter,
dat dit lijk hier blijft, en ik stoor me er geen zier
aan, al wil het heele stadsbestuur het weg hebben.
U moet niet vergeten, dat we hier met een moord
te doen hebben."
De dokter keek vreemd op.
„Moord herhaalde hij, „waaromwie..
Maar Hunter had nog voor vele dingen te zorgen.
Hij toonde niet veel respect voor des dokters ver
bazing.
„Probeert u of u het huis leeg kunt krijgen,
dokter," zei hij. „Vertel ze maar dat hij dood is,
't zal toch gauw genoeg uitlekken."
Toen de dokter de kamer uit was, ging Hunter
naar het open raam, waardoor een nieuwe regenbui
naar binnen joeg, en deed het dicht. Dat razm
bracht mij op een idee, en ik ging erheen en trachtte