LU aar is man Uader? SProfessor SPriem .'Pruttelt: No. 10 186 J VRIJDAG 23 MEI 1930 j No- 10 Ik heb met miss Fleming gesproken," zei ik, zoo duidelijk als ik kon, „en ze voeit zich niet in staat, menschen te ontvangen. De eenige vrien- den.aan wie ze gehecht is, zijn in Europa, en er is verder geen familie." Heppie herhaalde mijn woorden in miss Letitia's oor. „Verder geen familie," beaamde de oude dame knikkend. „Dat is tenminste één geluk." „Maar toch," ging ik voort, „zijn er een paar dingen, waar ze voor zal moeten zorgen een paar dringende zaken, die niemand anders op zich kan nemen. Ik wil mijn raad niet opdringen, maar zij zal, als ze er zich toe in staat voelt, naar 't huis in de stad moeten, minstens voor een paar uren." „Huis in de stad," schreeuwde Heppie in haar oor. „Dat moet worden schoongemaakt," beves tigde miss Letitia, „en er moeten schoone gordijnen worden opgehangen. Jane zou in haar element geweest zijn die kon altijd heel goed terecht met begrafenissen. En laat ze niet zoo'n doodkist nemen, die opzij open kan die sluiten niet goed." Gelukkig verstond Margery dit niet. „Ik wou juist opmerken," hernam ik haastig het woord, „dat de vrouw van mijn broer heel graag zal willen helpen, en als miss Fleming met mij naar de stad wil gaan, denk ik, dat ze aan Edith veel hulp zal heb ben. Ze is niet nieuwsgierig en ze is erg handig." Margery zag mij dankbaar aan, dankbaar, denk ik, omdat ik begreep, dat in deze om standigheden een vreemde meer welkom is dan nieuwsgierige kennissen. „Meneer Knox z'n schoonzusterver taalde Heppie. „Als je de letters uitspreekt, draai dan je hoofd om," vermaande miss Letitia haar. „Als meneer Knox z'n schoonzuster er niets tegen heeft, heb ik er ook niets tegen." Ze had een griezelige manier om den telegram stijl van Heppie uit te leggen. „Je kunt mijn witte zijden shawl nemen om over het lijk te leggen, maar zorg dat ie terugkomt. We kunnen hem nog noodig hebben voor Jane." Als de lippen van de oude dame een beetje trilden, terwijl Margery haar armen om haar heen sloeg, schaamde ze er zich toch geducht voor. Maar Heppie was uit weeker stof ge kneed. Zij brak in een plotseling heftig gesnik uit en verliet de kamer, maar stak een oogenblik later haar hoofd om de deur. „Niertjes of karbonaden?" riep ze bijna uit dagend. „Niertjes," antwoordde miss Letitia in den zelfden toonaard. Wardrop bracht ons tegen den middag naar het station, maar verliet ons daar, met de korte mede- deeling, dat hij 's avonds kwam. Nadat ik een plaats voor Margery had gezocht, ging ik terug, om hem nog even alleen te spreken. Hij stond naast den trein te probeeren, een sigaret op te steken, maar zijn handen trilden onbedwingbaar, en na de vierde lucifer gaf hij het op. Mijn minuut om te spreken was voorbij. Toen de trein wegreed, zag ik hem langzaam teruggaan langs het perron, zonder op of om te zien. Ook zag ik vluchtig een man, die zat te lummelen op een kruiers-lorrie, met zijn hoed over zijn oogen. Hij zat een appel te schillen met een zakmes, en liet de schillen voorzichtig door een spleet in den vloer zakken. Ik had telefonisch afgesproken, dat Edith aan den trein zou komen, en het was een heele opluch ting voor me, dat zij en Margery aanstonds bij elkaar in den smaak schenen te vallen. Wij reden regelrecht naar het huis, en na een weemoedig oogenblik, toen zij al de oude dingen weer om zich heen zag, hield Margery zich bizonder dapper. Miss Letitia had Bella gestuurd otn wat op te ruimen, en het was duidelijk dat het idee schoone DOOR MARY ROBERTS RINEHART gordijnen voor de begrafenis, haar zoolang was ingepompt, dat het een obsessie geworden was. Eerst toen Edith de trapladder had weggestopt kwam er wat rust, maar achter in den middag hoorden we een bons in de bibliotheek Bella had een eikenhouten tabouret op een tafel gezet en zoo een aanval op de kanten gordijnen van de bibliotheekramen ondernomen. Edith schold haar eens flink uit en stuurde haar „ALS het soms mocht gelijken, Jan zat ik het u niet kwalijk nemen." weg om haar verzwikten enkel te verzorgen. Toen zette ze de tabouret overeind, ging er op zitten en nam mij onder handen. „Weet je wel, dat je in twee dagen niet op je kantoor geweest bent zei ze streng. „En weet je, dat Hawes gisteravond in onze hall een zenuwaan val gehad heeft Je moest gisteren voor de recht bank pleiten, is 't niet?" „Er is niets ergs gepasseerd," zei ik, over haar hoofd heen kijkend. „In ieder geval, ik ben moe. Ik weet niet, wanneer ik terugkom. Ik moet eens wat vacantie hebben." Zij reikte achter zich en trok aan een koord, waardoor het rolgordijn omhoog ging tot boven toe. Toen ze mijn gezicht zag, dat aldus aan het licht kwam, zuchtte ze diep. „De belangrijkste zaak, die je ooit gehad hebt, Jack," zei ze. „De mooiste kans, die een advocaat wenschen kan...." „Die heb ik opgeofferd," zei ik zwakjes. „Vacantie.... en je was pas terug uit Fine- hurst „Het meisje was in moeilijkheden is in moei lijkheden, Edith!" barstte ik uit. „Iedereen zou in mijn plaats precies hétzelfde gedaan hebben. Zelfs Fred zou dat gezin niet verlaten hebben het is ontredderd, absoluut ontredderd I" Mijn opmerking over Fred had weinig effect. „Het zijn natuurlijk je eigen zaken," ging ze voort, zonder mij aan te zien, „en je weet heel goed, dat ik onpartijdig spreek je bederft de kinderen, hun maag en hun karakter, en ik zou je kamer prachtig kunnen gebruiken voor naai-kamer. Edith Mag je zoo afschuwelijk liegen?" Ze wreef wild met een zakdoek langs haar oogen en wandelde met groote waardigheid naar de deur. Toen kwam ze terug en lei een hand op mijn arm. „O, Jack, hadden we je dit maar kunnen be sparen 1" zei ze, en even later, wijl ik geen antwoord gaf„Wat is 't voor een man, Jack „Een verre bloedverwant, Harry War drop," antwoordde ik, nogal op een natuur lijken toon, vond ik. „Maak je maar niet bezorgd, Edith, 't Heeft heusch niets te bej teekenen. Ik wist 't van 't begin al." „Poe I" antwoordde Edith vol wijsheid. „Ik heb ook van het begin geweten, dat ik eenmaal moet sterven en begraven worden. Maar omdat iets onvermijdelijk is, wordt 't nog niet prettig 1" Zij verliet het vertrek, maar keerde een seconde later terug en stak haar hoofd om de deur. „Dat is het eenige onvermijdelijke, dat er is," zei ze, het gesprek hervattend een oude gewoonte van haar waar het geëin digd was. „Ik weet niet, waar je 't over hebt," ant woordde ik, haar den rug toekeerend, „en bovendien vind ik, wat jij bedoelt, niet net jes." Maar toen ik me weer omkeerde, was ze weg. Dien Zaterdagmiddag om vier uur werd het lijk van Allan Fleming thuisgebracht, en in statie in de muziekkamer geplaatst. Miss Jane was weg sinds Donderdag nacht. Ik belde Hunter op, maar hij had geen nieuws. ELFDE HOOFDSTUK EEN NACHT IN FLEMING'S HUIS Achter in den middag kreeg ik een wan- hopige boodschap van Hawes, en ik ging om vijf uur naar mijn kantoor. Hij was bezig nieuwe kranten te verstrekken aan cliënten, die sporen van ongeduld vertoonden. Op zijn gezicht stond, toen hij mij gewaar werd, pure opluchting, te lezen, op dat der cliënten opluchting gemengd met ergernis. Ik hield mij zoo goed ik kon, stond mijn bezoe kers te woord, en ging probeeren Hawes duidelijk te maken, wat mijzelf nauwelijks duidelijk was. „Ik werd onweerstaanbaar opgehouden, Hawes", zei ik. „Miss Jane Maitland wordt vermist." „Dat zei u me door de telefoon." Hij gaf me mijn post en bleef strak staan kijken. „En haar zwager is dood." „Dat heb ik in de krant gelezen." „Er was niemand, die 't een en ander doen kon, Hawes. Ik moest wel blijven," verdedigde ik mij. Ik keek koppig in mijn brieven en Hawes zei niets. Ik keek schuin naar hem op, en hij keek schuin op mij neer. Er bewoog geen spier van zijn gezicht, behalve één oog, dat heel even knippert, als hij zenuwachtig is. Het leek op een smalend knipoogje. Nu knipoogde hij werkelijk. „Je hoeft niet te wachten, Hawes," zei ik met een schuldig gevoel, en hij nam zijn hoed en vertrok. Iedere lijn van zijn rug was een aanklacht. De ronding van zijn schouders zei me, dat ik dien dag mijn mooiste zaak had bedorven door veronacht zaming zijn voorovergebogen hoofd dat ik eigen lijk niet goed wijs was de manier, waarop hij den knop van de deur vastgreep en op den drempel „goeden avond" zei dat hij wist, dat er een vrouw in het spel was. Toen hij de deur achter zich dicht deed, legde ik mijn brieven neer en sloeg mijn han den voor het gezicht. Hawes had gelijk. Ik kon de

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 6