No. 11
VRIJDAG 30 MEI 1930
203
po»"
Stemmig beeld langs de groote Zeewosche
rivieren
waarvan de rijke opbrengst levendigen hamlet
oplevert en schilderachtig gedoe aan de haven.
En als trouwe wachters liggen er de bakens en
boeien.
Over heel Zeeland strijkt de zilte lucht van de zee. Een
lucht van teer en zeewierprikkelend en opwindend soms.
Maar men heeft ook 't binnenwater. De kleine kanaaltjes,
waarin twee niet te groote schepen elkaar juist kunnen
passeeren; de vele leidingen, waarin, verborgen in 't riet, de
kleine vletten en bakken liggen, van waaruit de vischsport
wordt beoefend met de fuik of het groote kruisnet.
En er zijn de mooie weelen kleine oasen in 't landschap,
waarin veel visch zit, paling vooral.
En er zijn tenslotte de grachten, waarin geen visch zit,
maar modder, en waarin modderbooten rondlaveerenook
dèèr nog vindt men scheepvaart 1
Zeeland ligt gekneld in den greep van wind en zee. Het
is er aan overgeleverd, maar met een blij hart. Want sinds
die zaad uitstrooiener zijn enkele mooie schoeners, die
hout aanbrengen uit de Oostzee, de vele jachtjes, de inspec
tie-vaartuigen van het visscherijbestuur, en er is nog
veel meer.
Al deze vaartuigen vormen een bonte mengeling, die
men nergens anders vindt. Zeeland vanaf het waterhet
lijkt een sprookje. Heel het verleden herleeft achter de
kronkelende stippellijnen der dijken, waarachter de sil
houetten der oude stadjes oprijzen. En 's avonds is er het
spel der talrijke haven- en torenlichten overal ziet men de
lichtbundels aan- en weer wegglijden.
Havenlichten beveiligen de
vaart. Aankomst aan de haven
van Zierikzee.
Dan is er nog het loodswezen, dat voor
Vlissingen welvaart beteekent.
Men ziet dan ook op onze Schelden de
meest uiteenloopende schepen. De vlugge
vrachtbooten op Rotterdam in de eerste
plaatsdan de breede, massieve tjalken, en
de sleepbooten met trossen zware Rijn-aken.
Daartusschen de groote stoomers van en
naar Antwerpen, de loodsbooten, de veer-
booten en de booten van den provincialen
stoombootdienst.
En overal de visschersschuiten, waarvan
de Veersche en Arnemuidsche, die aan
Chineesche schepen doen denken, het mooi
ste zijn. Er zijn de oesterbooten, de treilers,
Groote drukte heerscht niet alleen op de breede Scheldestroomen, maar ook op de Zeeuwsche
kanalen, zooals bijvoorbeeld hier te Terneuzen.
menschenheugenis vormen wij leeuwen met de zee een onverbrekelijk
geheel. Gescheiden door de dijken, maar toch innig verbonden.
De dijken, die de ontspanningsplaats zijn voor jong en oud op de zomer
avonden, waarop men wil genieten van het nooit vervelende spel van golf
en wind, dat nooit hetzelfde is en altijd weer doet verlangen naar de vlucht
naar de blauwe verten, die zich spiegelen in het water, aan den verren
horizon. v. B.