Als 't lüeer wat warmer wordt...
De Verliefde Duikelaars
204
VRIJDAG 30 MEI 1930
No. 11
eenzaam op zijn avondrondje
en jaloersch op dat geluk,
dat zoo vredig, hand in hiuid
droomde aan den waterkant
Woef! Ik scheur je droomen stuk!
En hij sprong tusschen de beenen
van het stel, dat voor zich henen
droomde van zijn versch geluk.
Plonsde droom brak vallend stuk
Liefde en geluk en 't paartje
vielen in de diepe sloot,
En het maantje aan den hemel
werd van schaamte purperrood.
Uil de liefde, mèg de droomen,
drenkelingen minnen niet
Modderzoenen geven enkel
't hart een j>ijnigend verdriet.
Maar 't heeft al zijn goeih' zijde,
water dooft het liefdevuur,
zonder herrie, zonder ruzie
daalt des harten temp'rutuur.
I i DEP CA TSIwaar gebeurd).
Onze lieve beste Meimaand
is meer in ons mooie land,
Kutjes bloeien, koetjes loeien
aan den stillen waterkant.
Vogels zingen, geitjes springen
fluks en vroolijk in de wei.
Dat is 't nieuw ontwakend leven
in de lieve maand van Mei.
Maar er is nog ander leven
dat zich 's avonds pas onthult,
als het zonnetje gaat sneven,
cfaard met laatsten glans verguldt.
Dan ontmaakt een ander leven
in den mooien Poel bij Goes.
Meisjes, jongens mand iën samen,
lieveling en schat en snoes.
Och, 'l is allemaial onschuldig,
heel die lieve vrijerij
't Hart klopt snel en ongeduldig
in de lieve maand van Mei.
En de zoentjes, menigvuldig,
klappen er heel lustig bij,
in de lieve maand van Mei.
Maar zoo stond het nu te lezen
in de snoode Goesche krant
Een lief paurtje stond te vrijen,
heel dicht aan den materkant.
Heel tevreden, hier beneden
staarden zij er hand in hand
naar het maantje, dat gerezen
kwam boven het avondland.
Woefzei toen plotseling een hondje,
Terwijl een ander gedeelte de nog niet officieel in gebruik gestelde strand
stoelen verovert.
dan lokt de bank in het park
onze oudjes tot een rustig zitje
En een wandeling onder het
dichte lommer van de boomen
langs den singel is een genot.
Een deel der jeugd kiest
een rustig zitje aan de nu
fraai begroeide gracht.