JiindeMfl v ONZE EEN WOENSDAGMIDDAG OP HET „LAND VAN HOBOKEN" t r;c-- .v* - 208 VRIJDAG 30 MEI 1930 No. 11 „Hoe zalig als de jongenskiel Nog om de schouders glijdt, Dan is het hemel in de ziel En alles even blijd." Dit eenvoudige couplet van het versje, dat voorkomt in het beroemde boek van Nicolaas Beets, de „Camera Obscura", geeft met enkele woorden goed de blijheid van de jeugd weer. Welk een heerlijke tijd was voor zeer velen van ons die jeugdtijd toch „Men is slechts éénmaal jong," zegt een bekend Fransch spreekwoord en wij voegen daaraan toe, dat dit, jammer genoeg, inderdaad zoo is. Hoevelen van ons zouden dien jeugdtijd gaarne weer terug willen, maar dit be hoort, ondanks „apenklieren" enz. tot de on mogelijkheden. Wel kunnen wij ons die zonnige jeugd weer in de herinnering roepen en zoodoende heerlijke oogenblikken beleven oogenblikken, waarin wij ons zelf weer terug zien in een blijde omgeving, waarin wij voelen, hoe zonder zorg wij toen waren. Ja, zorgenvrij waren wij meestal „Niets, niets ter wereld doet ons aan Of baart ons ongemak, Dan stuiters, die te water gaan Of ballen over 't dak." Zoo was het en de herinnering daaraan doet ons goed. D.(oor) Sjamenspel) N.(aar) O.(oerioinning) mon mei 7—1 nan D.(irecl) N.(aar) Il.(et) D.(oel en hij max de xter oan het oeld. Men ziet het hem aan, dat hij de onerminning leidde. En de vreugde om hem heen ix spontaan en algemeen - - 'vm ajr «T-jgsaE. „In 't dal, in 't dal, in 't groene dal, maar kleine bloempjes bloeien." De meisjes hebben voor Moeder mooie bloemp jes geplukt, tenoijl de jongens mei hoepel en stok speelden. *-^lieslijging nan den „Mont lilanc" op „Ho boken". Dit gaal niet zonder stoeien en moeite zooals me zien. Dit is Sjors, de riffe rie". Een fluitje bezit hij niet, daarom blaast hij maar op zijn ningers.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 8