XÖaar is mi/n SProfessor SPriem SPrutielt 226 VRIJDAG 6 JUNI 1930 No' 12 Natuurlijk," hield ik aan, „was er niets meer te doen, aangezien het 'n doodeenvoudig geval van zelfmoord is, waar verder niets aan vastzit. Als het een moord was ge weest, onder heel eigenaardige omstandigheden Hij bleef staan en greep mijn arm. „Als je me een dubbeltje biedt," zei hij ernstig, „vertel ik den chef en nog 'n paar lui, hoe ik over ze denk. En dan ga ik er uit en dan ga ik er aan." „Daar bied ik geen dubbeltje voor," zei ik. „Maar ik ga den dienst uit!" raasde hij. „Ik ga met 'n vuilniskar rijden dat is zindelijker dan dit baantje. Zelfmoord Ik heb nog nooit zoo^n duidelijk geval vanHij voltooide den zin niet. „Ken je Burton van de Times-Post „Kennen niet, wel van gehoord." „Nou, dien moet je hebben. Ze zijn vlak tegen die kliek, en Burton heeft dit zaakje in handen. Hij is zoo glad als een aal. Jullie zouden mekaar prachtig aanvullen." Op een hoek bleef hij staan. „Adjuus," zei hij neerslachtig. „Ik moet achter een paar jongens aan, die melkflesschen gegapt heb ben. Dat is zoowat mijn stijl tegenwoordig." Maar hij had nog niet veel stappen gedaan, of hij kwam terug. „Wardrop is vermist sinds gisterenmid dag," zei hij. „Tenminste, hij denkt, dat ie vermist wordt. We hebben hem wel degelijk in de gaten." Ik besloot, mijn bezoek aan Beilwood nog even uit te stellen, en nam een taxi naar de stad en ging naar het bureau van de Times- Post. De Maandagmorgen-editie was in be werking, op de redactie tenminste, en uit de wachtkamer zag ik drie of vier heeren, met hoeden op, aan ratelende schrijfmachines. Burton kwam al vlug bij mij een jonge man met rood haar, een korten dikken neus en stoppelachtige kin. Hij was nogal gezet, en schrandere oogen keken uit een strijdlustig gezicht. Ik stelde mij voor, en toen hij mijn naam hoorde, werd zijn houding minder noncha lant. „Knoxl" riep hij uit. „Ik heb u gister avond opgebeld." „Kunnen we niet ergens rustig spreken vroeg ik, met moeite mijn stem verheffend boven het rumoer van de aangrenzende kamer. Ten antwoord bracht hij mij in een klein kantoortje, waar een schrijftafel en twee stoelen in stonden, en dat door een schot van royale manshoogte van de andere kamer gescheiden was. „Beter hebben we niet," zei hij luchtig. „Kranten zijn er voor de publiciteit, niet voor geheimhouding. Jals u dus maar op uw woor den past." Ik mocht Burton wel. Er was iets openhartigs- eerlijks in hemeen opluchting na de glacé handschoenen-beschaving van Wardrop. „Hunter, van het detective-bureau, heeft me hierheen gestuurd," ging ik voort, „over de zaak Fleming." Hij haalde zijn notitieboekje te voorschijn. „U is de vierde vandaag," zei hij. „Hunter zelf, Lightfoot uit Plattsburg, en McFeely hier uit de stad. En, meneer Knox, is u nu bereid te bevestigen, dat Fleming zelfmoord gepleegd heeft „Nee," zei ik vastberaden. „Ik ben ervan over tuigd, dat hij vermoord is." „En dat die secretaris.hoe heet ie ook weerWardrop dat die hem vermoord heeft ,,'t Is mogelijk." Hij frommelde in z'n zak, en er kwam een kar tonnen doosje uit, gevuld met juweliers-watten. Onderin lag een klein voorwerp, dat hij mij voor zichtig overhandigde. „Dat heb ik van den gerechtsdokter, die de lijk schouwing deed," zei hij zoo terloops. „U zult opmerken, dat het een twee-en-dertiger is, en het pistool, dat ze van Wardrop hebben afgenomen. DOOR MARY ROBERTS RINEHART was een acht-en-dertiger. Vraagwaar is het andere schietgeweer Ik gaf hem den kogel terug, en hij liet dien heen en weer rollen in de palm van zijn hand. „Klein dingetje, hè?" zei hij. „Wij denken dat we heele brammen zijn, maar o wee, als er een klein stukje bichloride op de proppen komt, of zoo'n aardigheidje. Zooiets al 'ns gezien Hij greep weer in een zak en haalde er een rolletje gewoon bruin pakpapier uit. Toen hij het opendeed, viel er een stuk krijt op de schrijftafel. ..lui ik moest me y.oo licht nis een oeertje noden." „Kijk dat eens aan," zei hij plechtig. „Daar kun je een leger mee dooden, en ze zullen niet weten wat hun overkomen is. Kali-cyanide of zooiets. De apotheker, die 't verkocht heeft, moest op gehangen worden." „Waar komt dat vandaan vroeg ik nieuwsgie rig. Burton lachte vriendelijk. ,,'t Is een prachtig zaakje, waar je 't oók aan pakt," zei hij. „Ik heb nog geen hap eten gehad, en 't is over vijven. O, dat goedje Gevonden in het bureau van Clarkson, den kassier van de bank, die door Fleming geruïneerd is. Gelukkig had hij er nog niet van gegeten, maar wie weet wat er gebeurd was, als hij niet op tijd weg had kunnen komen." „Is hij gevlucht?" vroeg ik. „Zoo vergaat 't ze allemaal ze worden een lijk of ze vluchten." DERTIENDE HOOFDSTUK SISSEND METAAL Durton luisterde terwijl hij at, en zijn grappige opmerkingen deden mij goed na al de somber heden der laatste dagen. Ik vertelde hem, na eenige aarzeling, al wat ik wist, te be- 10 ginnen met de parels der dames JLNvJ» 1Z, Maitland en eindigend met mijn val door het liftgat. Ik wist, dat ik 't volkomen gerust kon doen er is niemand, aan wien ik zoo rustig een geheim durf vertellen als een journalist. Hij zal alles doen om het te bewaken hij sluit het weg in zijn geheimste kameren, en verdedigt het .tegen dc heele wereld. Je kunt hem dreigen met ontslag of hem een hooger salaris aanbieden hij neemt het zegel niet van zijn lippen, vóór hij een wenk krijgten dat hij er dan een sensatiebericht van maakt, en er drie kolommen over plaatst en zooveel foto's als hij maar krijgen kan, dat is niet meer dan zijn billijke belooning Dus ik vertelde Burton alles, en hij at ruim genoeg biefstuk voor twee personen, en miste geen woord. „Dat geld, dat Wardrop te pakken had - dat is gemakkelijk genoeg te verklaren," zei hij. „Fleming belegde fondsen van den Staat in de Leenbank. Hij moet geweten hebben, dat die niet zuiver was Clarkson en hij wa ren de dikste vrienden. Ingevolge een oude gewoonte in ons land van dapperheid en vrij heid kan een schatmeester, die verkeerd wil, op zoo'n bank trekken zonder waarborg, eenvoudig tegen ontvangstbewijs, dat later geen andere waarde heeft dan bij 't pond. als oud papier." „En u denkt, dat Fleming dat gedaan heeft „Natuurlijk heeft ie dat. Toen liep het mis met de Leenbank. Fleming moest deelen met Schwartz en ik weet niet wie nog meer, maar het was Fleming, die het geld moest four- neeren om den boel niet te laten barsten - wat een publiek schandaal zou beteekenen. Hij scharrelt een honderdduizend dollar bij elkaar, die Wardrop moet gaan halen uit de hoofdstad. Wardrop wordt beroofd, of be weert dat ie beroofd isde bank is naar de maan en Clarkson, die zich al op het uiterste voorbereid hield, verdwijnt zoodra Fleming dood is. Op wien wijst dat „Op Clarkson," zei ik. „En Clarkson wist, dat Fleming zich in de Witte Kat verborgen hield „En nu komen we aan de tweede theorie," zei hij, zijn bord opzij schuivend. „Wardrop komt bij Fleming met 't verhaaltje, dat hij beroofd is. Fleming wordt woest en gaat hem te lijf. Dat was 's morgens. Vrijdag, 's Avonds komt Wardrop er weer. Twintig minuten nadat ie binnen gekomen is, holt ie naar bui len, en als Hunter hem achterna komt, zegt ie, dat ie een dokter zoekt, om cocaïne te vragen voor een mijnheer boven. Hij is bleek en hij beeft. Ze gaan samen terug, en ze vinden u daar, en Fleming, dood. Wardrop vertelt twee verhaaltjes eerst zegt hij, dat Fleming zelfmoord gepleegd had, juist vóórdat hij wegging; dan maakt hij ervan, dat Fleming al dood was, toen hij kwam. Hij haalt het wapen te voorschijn, waar Fleming zich mee verdaan zou hebben, en dat, tusschen twee haakjes, door miss Fleming is herkend als het eigendom van haar vader. Maar er zijn twee dingen die niet kloppen. Practisch heeft Wardrop toegegeven, dat hij de revolver van Fleming had afgenomen, niet dien avond, maar 's morgens al, toen ze ruzie hadden." „En het tweede „De kogel. Niemand schiet met een revolver kaliber acht-en-dertig een kogel twee-en-dertig of hij moest in een dubbele bocht willen schieten. Nou, op wien wijst dat „Op Wardrop," erkende ik. „Maar.... ze kun nen 't toch niet allebei gedaan hebben 1" „En zelf heeft ie 't ook niet gedaan, om twee goede redenen hij had geen revolver 's avonds, en er waren geen sporen van kruit." „En die II 22 en de verdwijning van miss Maitland Hij keek mij aan met zijn guitigen glimlach.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 6