No. 14
VRIJDAG 20 JUNI 1930
275
DRIEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK
Dehalve nu en dan een vriendelijken blik in de
richting der drie mannen wijdde Lois haar ge-
heele aandacht aan Kathleen. Het was bij beiden 'n
vriendschap op 't eerste gezicht geweest. Zij waren
even verschillend als twee tegengestelde polen, maar
er was geen verschil in de oprechte uitdrukking
harer oogen, wanneer ze elkaar aanzagen, geen
verschil in haar eerlijke meening en geen verschil
in haar belangstelling voor Bob Terry.
Er was niet de minste wrijving tusschen haar.
Ieder zag en waardeerde de volmaakte betrouw
baarheid van de andere. In een oogenblik hadden
ze beiden al haar vooroordeelen afgelegd. Het is
waar, ieder peilde heimelijk naar de verborgen
gedachten en gevoelens
van de ander, maar haar
eerlijke sympathie voor
elkaa- maakte dat werke
lijk tot een lastige taak.
Het was Lois, die de
eerste vraag waagde.
„Vindt u óók niet, dat
Bob er den laatsten tijd
op vooruit is gegaan
„Ja, opvallend. Dat
heeft het werk gedaan."
„Het speciale werk dat
hij op 't oogenblik doet?"
„Nee-ee." Kathleen
schudde haar hoofd. „Ik
kan niet zeggen, dat ik
dót juist bedoel. Het zit
'm meer hierin, dat hij nu
tenminste iets te doen
heeft een taak om iede-
ren morgen weer op te
vatten."
„U hebt gelijk. Hij is
niet gemakkelijk te be
werken geweest. Ik ver
onderstel, dat u hem
beter kent dan ik dat
wil zeggen, zijn diepsten
grond. En als dat zoo is,
kunt u zich gemakkelijk
genoeg voorstellen, hoe
hij hier door het huis
gezworven heeft, zoo
schuw alsof hij diep
gewond was en be
vreesd voor een nieuwen
stoot."
Kathleen glimlachte. „U begrijpt Bob, is 't
niet
„Ja," antwoordde Lois. „Maar hij gelooft dat niet.
Hij denkt, dat ik alleen maar met hem te doen heb."
„Ik begrijp 't." Het meisje met het gitzwarte
haar had te veel menschenkennis om niet aan te
voelen, dat achter deze bekentenis een gewond
hart sidderde. „Ik denk, dat 't dóórdoor komt, dat
hij en ik zoo goed samen kunnen opschieten. Ik heb
hem nooit medelijden getoond maar ik begreep
hem. Natuurlijk, mijn werk
Op mijnheer Carmody's kantoor
„Ja. Dat gaf me een inzicht, dat een meisje, dat
zichzelf er niet door behoeft te slaan onmogelijk
zou kunnen hebben. En verder het feit dat Oom
Todd Bob zoowat als een zoon beschouwt. Weet u,
ze waren celgenooten."
Zij keken elkander in het gezicht. De glimlach
om haar lippen was weggevaagd. Ze spraken nu
over een tragedie, maar ze deden het openhartig
en onbevreesd.
„Het is moeilijk om iemands vertrouwen in
zichzelf en de wereld te hersteilen, wanneer hij
dingen heeft doorgemaakt zooals Bob. U hebt hem
vroeger al gekend, juffrouw Borden was hij niet
gevoelig uiterst ontvankelijk voor indrukken
„Ik geloof 't wel. Ik kende hem niet zoo heel goed.
Hij was een soort beschermeling van Vader en ik
ontmoette hem nu en dan, maar niet vaak genoeg
om hem goed te leeren kennen. Toch zou ik wel
zeggen, dat hij gevoelig was dat hij een idealist
en een romanticus was en dat het leven diepe
merkteekenen op zijn innerlijk kon drukken."
Kathleen's blikken gleden snel en vluchtig over
het gegroefd, vroeg-oud gezicht van den man,
dien zij bespraken. Haar vraag viel kort en scherp
en hield schijnbaar geen verband met het vooraf
gaande
„U bent nooit binnenin een gevangenis geweest,
wel, juffrouw Borden
„Nee-ee. Maar ik zal er een gaan bezoeken."
Kathleen begreep, wat zij bedoelde. Het was een
laatste, aandoenlijke poging om iets te leeren
begrijpen van Bob's ervaringen.
„Zelfs dan," zei Kathleen, „zou u het niet vol
komen begrijpen. U zult een plotselingen, vluchti-
gen indruk krijgen en ontzet staan. En toch
zou u tegelijkertijd aangenaam verrast zijn.
Gevangenissen van tegenwoordig zijn geen
gevangenissen als vroeger. Het zijn geen pesthui
zen ze zijn schoon en hygiënisch. Maar wat u
nooit zult leeren uit een enkel bezoek, is de psycho
logie van zoo'n plaats. Dit is de manier om gevange
nissen te begrijpen er iemand te hebben, waar je
van houdt en na het bezoek weg te gaan, de
vrije wereld in, om je vermaak te zoekenen
dan midden in je genoegens plotseling met een
schok bedenken, dat op ditzelfde "oogenblik die
ander door ijzeren tralies naar een binnenplaats
met granieten wanden staartdat hij een slaaf is,
afhankelijk van de grillen of het slechte humeur
van een bewaker. Ik ben dikwijls naar de gevangenis
gegaan, toen Oom Todd daar was, en ik zou zeggen:
wat een man daar het smartelijkst moet missen,
is het recht, aan zijn sympathieën en antipathieën
uiting te geven; anderen te behandelen, zooals men
zelf behandeld wordt. Hij moet weerloos aanvaar
den wat over hem komt. Zoo hij al rechten heeft,
hij mag ze niet opvorderen. En wanneer ik bedenk,
dat Bob al die drie jaren lang, dat hij daar was,
verteerd werd door een bitterheid, die voortkwam
uit het feit, dat hij wist, dat hij onschuldig was
dan verbaas ik me er niet over, juffrouw Borden,
dat hij uit de gevangenis terugkwam met een
misdadige psychologie."
Lois keek op, verbijsterd.
„Is dat zoo?"
„Ongetwijfeld."
„Vader zinspeelde daarop en ik wilde hem niet
gelooven. Hij zei, dat dat de voornaamste reden was,
waarom hij Bob had uitgenoodigd, bij ons te
wonen, en hem alles had aangeboden, wat hem
van stoffelijk nut kon zijn zóó zou hij niet in de
verzoeking komen, toe te geven aan misdadige
neigingen, die zich misschien in hem ontwikkeld
hadden. Tenslotte schijnen misdaden hoofdzakelijk
begaan te worden uit verlangen naar geld of
naar wat met dat geld gekocht kan worden en
Vader dacht
„Ik begrijp het, juffrouw Borden en ik heb
daardoor meer achting voor uw vader dan ik eerst
had. Ik geloofde niet, dat hij de zaak zóó diep had
doordacht, als u zegt, dat hij gedaan heeft."
„Vader is een nobeler mensch dan waarvoor hij
door sommigen gehouden wordt."
De meisjes keken beiden naar de onberispelijke,
correcte figuur van Peter Borden. Hij leunde naar
voren, luisterend naar een omstandig verhaal, dat
Todd Shannon met zijn lage stem deed. Schijnbaar
was hij geheel verdiept in wat de reus vertelde
zeker had hij Todd yolkomen op zijn gemak weten
te zetten. Kathleen glimlachte dankbaar.
„Misschien is hij dat, ja."
„Twijfelde u daaraan
„Natuurlijk. Waarom zou ik niet eerlijk zijn
Ik kende hem alleen door John Carmody en Bob
Terry."
„Juist Lois' oogen versomberden. „En Bob
haat hem, is 't niet zoo
Kathleen aarzelde
even, vóór ze antwoord
de. Toen bracht ze het
andere meisje de hulde
van volkomen oprecht
heid.
„Ja."
„Ik wist het. Hij zei
het me." Lois legde haar
hand op Kathleen's arm.
„Zal dat altijd zoo blijven,
juffrouw Shannon
„Ik weet 't niet. Mis
schien zal het u verrassen,
wanneer ik zeg, dat ik
hem daaiin niet onvoor-
waardelij k veroordeel. Ziet
u, ik weet zooveel beter
dan u ooit weten kunt,
wat hij doorstaan heeft.
En ik kan mezelf zóó in
zijn gedachtengang ver
plaatsen, dat ik bijna kan
nóvoelen, wat hij heeft
gevoeld. Drie jaar lang
heeft hij zichzelf als't ware
getraind in haat jegens
uw vader. Hij heeft aan
niets anders gedacht, om
dat er niets anders wós
om over te denken. Mis
schien dat nu hij aan
't werk is dat gevoel
zal verzwakken."
„Op John Carmody's
kantoor
„Zelfs daar. Het is niet
mijnheer Carmody, begrijpt u 't is het feit, dat
hij regelmatig werk heeft, dat hij weer een eigen
plaats in de samenleving inneemt dat ten
slotte den doorslag zal geven, naar ik hoop."
Lois zweeg een oogenblik. „Ik wilde u iets
vragen, juffrouw Shannon."
„Alstublieft
„Goed dan. Het is ditJohn Carmody haat mijn
vader. Er zijn natuurlijk een heeleboel dingen, die
u me niet kunt vertellen, omdat u zijn secretaresse
bent. Maar ik heb zoo'n idee, dat Bob's in-dienst-
treding bij Carmody niet heelemaal toevallig is
dat die op de een of andere manier verband houdt
met den wensch van dien man om Vader in 't
ongeluk te storten."
Kathleen bloosde. „Ik kan me daar natuurlijk
niet over uitlaten."
„Dat verwachtte ik ook niet van u. Ronduit
gesproken acht ik die Carmody-historie niet van
veel belang of gevaar ik ben alleen maar zoo
bang, dat men Bob op de een of andere manier
een strik spant. O I u vindt dat natuurlijk bespot
telijk van me maar het is mijn intuïtie en ik kan
niet helpen, dat ik me angstig maak."
„Voor Bob
„Ja."
Weer keken ze elkaar in de oogen en hielden even
elkanders blik vast. Ze wisten, dat ze bondgenooten
waren en mededingsters.
„Ik zie Bob op kantoor eiken dag," zei Kathleen.
„Ik sla hem van heel nabij gade."
„En," vroeg' Lois zachtjes, „tracht u hem tegen
alle onheil te beschermen
„Ja."
Een stilte. Toen „Dank u, juffrouw Shannon."
Wordt voortgezet)
In de wei van den heer Schreurs te Werkendam zoogt een paard een kalfje. De paardenmoeder en het kalverenkind.