DOOR OCTAVUS ROY COHEN
294 VRIJDAG 27 JUNI 1930 No. 15
De Gebrandmerkte
Kathleen voelde zichzelf kleuren. Lois had
haar heel wat doen weten met deze enkele
woorden en Kathleen voelde zich onbe
haaglijk. Ze had een soort schuldgevoel
alsof ze Lois behoorde te vertellen, dat zij
en Bob verloofd waren. Een oogenblik voelde zij
zich bijna minderwaardig naast den man, dien zij
liefhad. Wat had zij aan te bieden in vergelij
king met dit exquize schepseltje
En ook Lois voelde zich verward en niet op haar
gemak. Ze had zich door de macht van haar ont
roering laten verleiden tot een bekentenis, die ze
nauwelijks aan zichzelf durfde doen. Zij wierp een
blik op haar met juweelen bezet armbandhorloge
en stond haastig op. Toen zij de kamer doorliep,
zag ze, hoe haar vader zich half omwendde en het
woord tot Kathleen richtte. Hij was prachtig van
avond, dacht ze, de volmaakte gastheer, een en al
aandacht voor zijn gasten en voortdurend, en met
succes, trachtend hen volkomen op hun gemak
te zetten.
Lois liep bedrijvig heen en weer in de provisie
kamer. Ze had Peter Borden's wenken opgevolgd.
Geen butler geen meisje. Zij schikte op de
rollende theetafel een schaal met kleine cakes en
een kristallen bowl met toebehooren. Ze keerde
terug naar de zitkamer en vond Kathleen en haar
vader druk in gesprek. Ze presenteerde de eenvou
dige lekkernijen met het volmaakte gebaar van de
geboren gastvrouw.
Todd wist zichtbaar geen raad met het broze
porcelein, dat hij op zijn knieën moest laten balan-
ceeren. Hij hanteerde het peuterige zilveren lepel
tje op de koddigste manier en maakte luidruchtige
grappen over zijn onhandigheid.
De rest van den avond ging merkwaardig snel
om. Naderhand konden ze geen van allen precies
zeggen, waar ze eigenlijk over gepraat hadden.
Het was een avond van lichte gesprekken, lichte
gedachten en een verborgen drama.
Maar bij de voordeur, terwijl Todd en Kathleen
afscheid namen, flitste het dramatische der situatie
even uit zijn verborgenheid op. Lois hielp Kathleen
met haar mantel en een
seconde stonden de meis
jes recht tegenover el
kaar, de bruine oogen
blikten strak in de
blauwe.
En Lois zei„Ik mèg
je, Kathleen Shannon."
„En ik mag jou, Lois."
„We hebben véél ge
meen en ik wil je
graag terugzien."
Kathleen antwoordde
niet dadelijk. Toen zei ze:
„Ik hoop óók, dat dat
zal gebeuren. Natuurlijk
Ioopen onze levens niet in
dezelfde richting. Maar
wanneer er ooit iets is,
waar u graag over praten
wilt
Ze stak haar hand uit.
Lois drukte ze met
warmte.
En toen werd er af
scheid genomen en de
gasten vertrokken. Bob
Terry glimlachte eenigs-
zins schaapachtig tegen
Lois.
„Bevielen ze je, Lois
Zij antwoordde met
een vuur, dat hij niet
kon begrijpen.
„Ze is een wonder,
Bob I Ik houd van haar!"
VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK
Deter Borden wierp een blik op het visitekaartje.
Toen gaf hij zijn orders aan den kantoor
jongen.
„Laat mijnheer Richardson hier komen."
Na een minuut kwam de jongen terug, gevolgd
door de schuchtere, bescheiden figuur van Bruce
Richardson. De jonge man was zichtbaar nerveus.
Zijn manier van doen nooit Al te positief
scheen nu bijna verontschuldigend, maar toch was
er iets in zijn strakgesloten lippen, dat op een zekere
vastheid van karakter wees, die niemand behalve
zijn meest intieme vrienden in hem vermoedde.
De kantoorjongen trok zich terug, en op Borden's
uitnoodiging ging Richardson zitten. Hij was een
voudig en stemmig gekleed, maar zijn kleeren zaten
onberispelijk. Hij scheen niet te passen in de strenge
zakelijke atmosfeer van het kantoor der Staal-
Maatschappij.
Borden keek den jongen man aan met onver
holen genegenheid.
„En waaraan heb ik het genoegen van je bezoek
te danken, Bruce
Richardson keek op, als 't ware in 't nauw ge
dreven.
„Iets verduiveld onpleizierigs."
„Dat meen je toch niet
„Ja, dat meen ik. Ronduit gesproken, mijnheer
Borden, is het iets, dat me volstrekt niet aangaat.
Ik loop zelfs de risico, van minderwaardige in
trigues verdacht te worden. In elk geval bemoei ik
me met zaken, die niet de mijne zijn."
„Juist. En dat is
„Op de eerste plaats is het niet gemakkelijk.
Misschien zult u 'n heel wat geringeren dunk van
me gekregen hebben, wanneer ik klaar ben. Ik heb
het allemaal overdacht, mijnheer Borden, en in spijt
van de risico en heb nóch het recht, noch den
moed, te zwijgen."
Borden was perplex. Hij had Richardson gekend,
sinds deze een kleine jongen was hem gekend als
een schuchteren, teruggetrokken jongen, die gretig
Een aardig kiekje non de Voorstraat te Maassluis.
en weemoedig naar de uitgela- \J -• q
tenheid van andere jongens keek IN O. lö
en toch nooit bij hen scheen
thuis te hooren. Hij was oud vóór zijn jaren, en
wijs en toch merkwaardig onbeholpen. En er
lag een zekere waardigheid in den blik van zijn
vriendelijke grijze oogen.
„Ik kan me niet voorstellen, wat het is, Bruce.
Maar ga door."
„Ja mijnheer." Richardson kuchte, aarzelde
toen stiet hij de vraag uit
„Toen u Bob Terry in uw huis opnam, mijnheer
Borden, en hem zei, dat hij alles, wat u ter wereld
bezat, het zijne mocht noemen meende u dat
toen
Het eerste oogenblik antwoordde Borden niet.
De vraag was van een bijna brute rechtstreeksch-
heid geweest. Hij was van zijn stuk gebracht, en
keek den jongen man onderzoekend aan. Nu de
teerling eenmaal geworpen is, had Richardson's
gezicht zijn zachtheid verloren. De teere lijnen
hadden zich nu verscherpt in een uitdrukking van
onverzettelijke kracht.
„Meende u het, mijnheer Borden De herha
ling was dwingend.
Borden herstelde zich. „Neem me niet kwalijk,
Bruce, ik was een oogenblik verbijsterd. Ja zeker,
ik meende het."
„In hoeverre?"
Ik ben bang, dat ik je niet begrijp 1"
„Bedoelde u, dat u Terry uw fortuin zou af
staan, indien hij er om vroeg
„Zeker. Alles wat ik aan stoffelijke waarden be
zit
„Stoffelijke waarden ja. Maar wat nu Andere
waarden betreft
„Ik ben bang, dat ik niet begrijp
„Ik zal het u uitleggen Richardson stond
op en blikte neer op Peter Borden. De jonge man
beheerschte de situatie zijn woorden vloeiden als
vanzelf, zijn stem was zakelijk. „U zult me mis
schien haten hierom en u zult me misschien
danken. Mogelijk allebei. Ik heb mijn reden
Mijnheer Borden, Lois is
bezig, verliefd te worden
op Bob Terry."
Een blik van angst,
ontzetting bijna, kwam
in Borden's oogen.
„Weet je dat zéker?"
„Natuurlijk of ik zou
niet op die manier naar
u toe gekomen zijn. En ik
kwam alleen om te weten
te komen, hoe u er
tegenover staat. Indien
uw aanbod aan Terry
van den beginne af be
doelde, Lois in te slui
ten, gaat de heele zaak
mij niets aan. Maar ik
was begrijpelijkerwijs ver
langend, dat u zou weten,
hoe de zaken staan, waar
u misschien, in uw ijver
om een fout te herstel
len, uw oogen gesloten
zou kunnen hebben voor
het klaarblijkelijke."
Borden tikkelde op zijn
lessenaar met een bronzen
vouwbeen.
„Ik wist het, Bruce."
De jonge man knikte.
„Dan spijt het me, mijn
heer, dat ik me erin
mengde."
„Ik ben er integendeel
blij om, Bruce. En ik