Z/) aar is mi/n Uader? SProfessor PP riem SPruttelt 286 VRIJDAG 27 JUNI 1930 No. 15 De man stapte uit, toen ze aan de remise kwa men, maar de vrouw bleef zitten. Hij en Barney namen een anderen wagen en re den dien naar buiten, en de vrouw ging met hen mee. Ze maakte dezen keer den heelen rondrit mee, naar Wynton en terug tot het eind punt in de stad. Het werd juist licht toen ze uit stapte, op den hoek van de Day en de First Street. Toen ik vroeg, of hij het een jonge of een oude vrouw gevonden had, zei hij, dat hij gedacht had van zoo tusschenbeide. Heele jonge en heele oude vrouwen kreeg je nooit bij een nachtrit. Ja, man nen waren er wel eens, die 'n paar keer rondreden 's-nachts, meestal om 'n beetje nuchter te worden, voor ze naar huis gingen. Maar hij had nooit te voren meegemaakt, dat een vrouw het deed. Ik schreef zijn naam en adres op en dankte hem. De chauffeur volgde, en zijn verhaal was even stellig. Den vorigen Donderdag 's-avonds had hij een zieke vrouw van een hotel in de stad naar Bellwood moeten rijden. De man van de dame was bij haar, en hij reed langzaam om niet te schokken, 't Was over twaalven toen hij van het huis wegreed en terugging naar huis. Op 'n hoek de namen van de straten wist hij niet riep een vrouw hem aan en vroeg, of hij in Bellwood hoorde, of dat hij naar de stad ging. Ze had den laatsten trein gemist. Hij vertelde dat hij naar de stad ging, en toen zei ze, dat hij haar rijden kon, en wees hem, waar hij op haar moest wach ten, bij een smal weggetje aan de hoofd straat. „Het duurde een uur," zoo besloot hij, „eer ze kwam ik was in slaap gesukkeld, anders was ik alleen teruggereden. Omstreeks half twee kwam ze eraan, en er was een heer bij haar. Hij zette haar in den wagen en ik reed haar naar de stad. Toen ik in de krant las, dat er dien nacht een dame uit Bellwood was verdwenen, dacht ik direct, dat het mijn vrachtje was." „Zou je den man weer herkennen „Zijn stem wel denk ik, meneer ik kon niet veel zien hij droeg een slappen* hoed en had een soort reistasch bij zich." „Wat zei hij tegen de vrouw vroeg ik. „Hij zei niet veel. Toen hij 't portier dicht deed, zei hij„U hebt mij in een leelijk parket gebracht", of zooiets." „Was het een jonge of een oude vrouw," vroeg ik weer. Ditmaal kreeg ik een heel stellig antwoord. .Jong," zei hij, „slank en kwiek in het zwart gekleed, met een zwarte voile. En 'n zachte stem. Ze stapte uit op Market Square, en ik heb zoo'n idee, dat ze daar 'n stadstram gepakt heeft." „Ik denk niet, dat het miss Maitland geweest is," zei ik. „Die was over de zestig en bovendien, ik geloof niet, dat zij die richting uit gegaan zou zijn. Maar 't is toch wel de moeite waard om eens na te gaan. Nog iets Hij frommelde in zijn zak, en bracht een klein zwart voorwerp te voorschijn, dat hij mij over handigde, Het was 'n klein portemonnaietje uit een leeren handtasch. „Dit heeft ze in den auto verloren, meneer," zei hij. „Ik nam 't mee naar huis voor m'n vrouw ik wist niet, waar ik er anders mee naar toe moest. Er zat geen geld in alleen dat stukje papier." Ik deed het beursje open en haalde er een klein wit kaartje uit, onbedrukt. Met potlood stond er op geschreven II 22 C. ZEVENTIENDE HOOFDSTUK ZIJN TWEEDE VROUW 'T'oen de chauffeur weg was, ging ik zitten over- denken, wat ik gehoord had. Zooals ik al meer malen gezegd heb in den loop van dit verhaal ik heb niet veel fantasie. Bovendien had ik, door lang durige ondervinding met getuigen voor de recht bank, geleerd, dat men niet te veel waarde moet DOOR MARY ROBERTS RINEHART hechten aan de waarnemingen van gewone mcn- schen. Het feit alleen reeds, dat twee mannen ver zekerden, dat ze dien nacht een eenzame vrouw van Bellwood naar de stad hadden gereden, maakte het twijfelachtig, of wel één van beiden de vermiste vrouw had gezien. Van de twee verhalen klonk dat van den chauffeur het waarschijnlijkst, in verband met miss Jane althans. Dat zij, met haar kinderlijke natuur, haar vreesachtigheid, haar bangheid voor 't donker, (In hel museum). „Ik ben verkeerd. ik moet moderne kunsl hebben". vrijwillig den afstand van drie mijlen naar Wynton zou hebben afgelegd, en zich toen in den doolhof der binnenstad zou hebben gewaagd, was bijna niet aan te nemen. Bovendien klopte die uitleg niet met de bloedsporen, of met het feit dat zij, zoover we konden nagaan, in haar nachtgewaad vertrokken was. Maar toch zij had dien nacht het dorp ver laten, in een voertuig of te voet. Als de chauffeur zich echter niet in den tijd vergiste, kwam de taxi niet in aanmerking hij zei, dat de vrouw om half twee was ingestapt. Het was tusschen half twee en kwart voor tweeën, dat Margery de voetstappen op den zolder had gehoord. Ik meen, dat dien dag voor het eerst de mogelijk heid bij mij opkwam, dat miss Jane niét overvallen, beroofd of gewond was dat ze vrijwillig het huis had verlaten, gedreven door een krachtige gemoeds beweging. Maar als ze zoo gehandeld had, waaróm dan Het geval bleef even geheimzinnig, al werd het ontdaan van die griezelige details. Ik overdacht al wat ik van de vermiste vrouw wist, maar niets gaf me eenig vermoeden. Er was een kleine kans dat zij, als ze vrijwillig gegaan was, de kranten zou lezen en ons zou laten weten, waar ze was. Bij mijn verzameling bewijs- 1CZ stukken voegde ik nu het beursje IN O» 1- met zijn inhoud. De geheime la van mijn bureau bevatte nu, behalve dat porte monnaietje, het papier met 11 22, dat op Fle ming's kussen was gespeld geweesteenzelfde voorwerp, gevonden boven den schoorsteenmantel van miss Jane de parel, die ik op den vloer van de kast had gevonden en het vergif en de kogel, die Burton mij gegeven had. Voegde ik daarbij de nog gevoelige plek op mijn hoofd, waar War- drop me bijna gedood had met een stoel, en een blauwen enkel, die nu gele vlekken kreeg, van mijn val door het diengat, dan bedroeg het aan tal tastbare herinneringen aan het dubbele my sterie acht stuks. Ik was niet trotsch op de rol, die ik gespeeld had. Tot nu toe, zoo scheen het mij toe, had ik blunders gemaakt, waar maar een blunder mogelijk was. Ik was over stoelen en in een koker gevallen ik was een half uur te laat gekomen om Allan Fleming te reddenik had wakker gezeten, en miss Jane onder mijn handen weg uit huis laten gaan. Ten laatste en dat was misschien het ergste ik had vijf-en-dertig jaar gewacht om de ware vrouw te vinden, en toen ik haar vond, had een ander haar reeds gewonnen. Ik zat in den put, dien dag, toen Burton kwam. Hij stapte vroolijk het kantoor in en presenteerde miss Grant een amandelbroodje, netjes in vetvrij papier gewikkeld. Toen kwam hij in mijn kamer en deed de deur achter zich dicht. „Weg van hier, booze zorg 1" riep hij uit, toen hij mijn droefgeestig uiterlijk en de sou venirs op mijn bureau zag. „Hoofd omhoog en lachen, mijn vriend." Hij hield zijn han den op den rug. „Doe niet zoo gek," snauwde ik. „Als ik zin heb, zal ik grijnzen, eerder niet." „Grijns, zeg ik," zei hij, en hij zette iets voor mij op de schrijftafel. Het was een Russisch-leeren tasch. „De leeren tasch," wees hij trotsch. „Hoe kom je daar aan riep ik uit, onge- loovig. Burton morrelde aan het slot, terwijl hij antwoordde: „Is gevonden in Boston," zei hij. „Hoe krijg je zoo'n ding eigenlijk open De tasch was niet gesloten en ik had 'm in een minuut open. Zooals ik verwacht had, was hij leeg. „Danheeft Wardrop misschien de waarheid gezegd," riep ik uit. „Wacht Burton, hij is beroofd door die vrouw in de taxi, en hij kan niet over haar spreken met het oog op miss Fleming! Het schepsel heeft een aardigen slag geslagen." Ik vertelde hem toen van de twee vrouwen, die Bellwood verlaten hadden in den nacht van miss Jane's verdwijning, en toonde hem het beursje en wat er in zat. De C leek hem even raadselachtig als mij. „Het kan van alles beteekenen," zei hij, terwijl hij het teruggaf, „van een boek, hoofdstuk en vers in den Bijbel af tot en met een recept voor rheumatiek. Over die dame in de taxi geloof ik, dat je gelijk hebt," ging hij voort, de tasch van binnen bekijkend, waar de naam Wardrop, met letters van inkt, genoeg zei. „Natuurlijk hebben we alleen Wardrop's eigen bewering, dat hij de tasch mee naar Bellwood gebracht heeft.- Als we dat aannemen, mogen we ook de rest aannemen dat hij beroofd werd, dat de dief de tasch leeghaalde, en haar toen naar Boston bracht of stuurde." „Maar hoe kom jij aan 't ding „Puur toeval. Er zijn den laatsten tijd een massa bagage-dieven aan den gang geweest in de ooste lijke steden, vooral Boston. Volgens de politie gingen ze zóó te werkeen van hen, de chef van de bende, gekleed als stationskruier, nam een karretje, en ging de dépots binnen, om naar de bagage te kijken. Hij onthield een stel nummers, ging weg en maakte valsche re?u's, en pikte zoo de dingen in, waar hij idee in had. Die bracht hij dan

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 6