No. 16 VRIJDAG 4 JULI 1930 313 Zoolang hij leefde kon Baard die woorden niet meer vergeten. Hij wou toen te voorschijn komen, maar zijn broer kuchte, en het leek zoo moeielijk. Meer was er niet noodig, om hem tegen te houden. Anders nam zijn lading takkebossen op, en toen hij naar buiten ging, streek hij zoo dicht langs den Baard heen, dat de twijgen hem in 't gezicht sloe gen. Volle tien minuten bleef hij daar roerloos staan, en wie weet, hoe lang hij er nog was blijven staan, als hij, na die emotie, niet door een kou was aange grepen, zoodat hij door en door huiverde. Toen ging hij naar buiten. Ronduit gaf hij zichzelf toe, dat hij nu den moed niet meer had, om binnen te gaan. Hij bedacht dus een ander plan. Uit een asch- bak, die in den hoek stond, waar hij juist uit kwam, zocht hij een paar stukken houtskool, vond een dennesplinter, ging den hooizolder op, deed de deur dicht en maakte vuur. Toen de toorts brand de zocht hij den spijker, waar Anders zijn lantaarn aan hing, als hij 's morgens vroeg buiten kwam om te dorschen. Toen nam Baard zijn gouden horloge en hing het aan den spijker, deed toen het licht uit en ging heen. Hij voelde zich inwendig zoo opge lucht, dat hij als een kind over de sneeuw huppelde. Den volgenden dag hoorde hij, dat de hooizol der was uitgebrand. Waarschijnlijk waren er von ken van de toorts afgevlogen, terwijl hij het hor loge ophing. Dit greep Baard zoo aan, dat hij zich den heelen dag opsloot alsof hij ziek was, zijn gezangenboek nam en zong, tot de menschen in huis dachten, dat er iets haperde. Maar 's avonds ging hij uit. Het was lichte maan. Hij ging naar de boerderij van zijn broer, morrelde rond in de verkoolde overblijfselen van den brand, en vond inderdaad een klompje versmolten goud, al wat er van het horloge over schoot. Dat hield hij in zijn hand, toen hij naar zijn broer ging, verlangend om alles op te helderen, en vrede te vragen. Maar hoe hij dien avond voer, is al ver teld. Een klein meisje had hem in de asch zien delven; een paar jongelui, op weg naar een danslokaai, hadden hem op dien bewusten Zondagavond naar het huis van zijn broer zien gaan en de menschen, bij wie hij woonde, vertelden, hoe vreemd hij zich den Maandag daarop gedragen had. En aangezien iedereen wist, dat hij en zijn broer geslagen vijan den waren, werden deze opmerkingen aan de over heid meegedeeld en een onderzoek werd ingesteld. EEN DUEL MET DEN DOOD. Bij een Engelsch ruiterfeest kon men dezer dagen ook dit vermakelijk spiegelgevecht aanschouwen. De schimmel schijnt niet veel lust te hebben zich met den pony van den dood te meten. Niemand kon iets tegen hem bewijzen, maar de verdenking bleef aan hem kleven. Nu kon hij min der dan ooit zijn broer nader komen. Anders had aan Baard gedacht, toen de hooi zolder brandde, maar hij had niets gezegd. Toen hij hem den volgenden avond zag binnenkomen, bleek en vreemd, had hij aanstonds gedachtdie vergaat van berouw, maar voor zoo'n ontzettend vergrijp tegen een broer is er geen vergiffenis. La ter hoorde hij, dat de menschen Baard op zijn huis af hadden zien gaan op den avond van den brand, en al bracht het onderzoek niets uit, hij voelde er zich toch van overtuigd, dat zijn broer de schul digen was. Bij het verhoor zagen ze elkaar, Baard in zijn goede kleeren, Anders in zijn oude vodden. Baard keek naar zijn broer, toen hij binnenkwam, en diep in zijn binnenste was Anders zich bewust van het droevige pleiten in zijn oogen. Hij hoopt maar, dat ik niets zeg, dacht Anders en toen hem gevraagd werd, of hij zijn broer verdacht van de misdaad antwoordde hij luid en beslist „Neen Anders sloeg na dien dag zwaar aan 't drinken, en het duurde niet lang of hij was er leelijk aan toe. Nog erger was het echter met Baard, al dronk die niet hij was zoo veranderd, dat de menschen hem niet herkenden. Toen, op een avond laat, kwam er een arme vrouw in het kamertje, dat Baard gehuurd had, en vroeg, of hij met haar mee wilde gaan. Hij her kende haar het was zijn broers vrouw. Baard be greep onmiddellijk, met welke boodschap ze kwam, werd doodsbleek, kleedde zich aan en volgde haar zonder een woord te spreken. Een flauw licht scheen bij Anders door het raam, soms flikkerend, soms bijna doovend, en op dat licht gingen ze af, want er was geen pad door de sneeuw. Toen Baard weer op den drempel stond kwam hem een vreemde lucht tegemoet, die hem bijna ziek maakte. Ze gin gen binnen. Een klein kind zat bij den haard houts kool te kauwen, met een heel zwart gezicht, maar het keek op en lachte en liet zijn witte tanden zien. Het was het kind van zijn broer. Op het bed lag Anders, met allerlei kleeren over zich heen, bleek, afgemagerd, met een hoog glad voorhoofd, en met holle oogen staarde hij naar zijn broer. Baard's knieën beefden. Hij ging op het voe teneind van het bed zitten en begon onbedaarlijk te huilen. De zieke man keek strak naar hem en zei niets. Eindelijk vroeg hij zijn vrouw, naar bui ten te gaan, maar Baard gaf haar een teeken, dat ze zou blijven. En toen gingen de twee broers met elkaar spre ken. Zij legden alles uit, van den dag af, dat zij op het horloge hadden staan bieden, de jaren door tot op dezen dag, waarop ze eindelijk weer samen wa ren. Aan 't einde haalde Baard het klompje goud te voorschijn, dat hij altijd bij zich droeg, en in den loop van het gesprek kwam aan het licht,dat zij geen van beiden ook maar één dag in al die jaren echt gelukkig waren geweest. Anders zei niet veel, want hij had nog maar wei nig kracht, maar Baard bleef naast zijn bed zoo lang hij ziek was. „Nu ben ik weer heel goed," zei Anders op een morgen, toen hij wakker werd. „En nu, broer, blij ven we altijd bij elkaar, net als in de goede dagen van vroeger, en we verlaten elkaar nooit meer." Maar dien dag stierf hij. Baard nam de weduwe en het kind met zich mee naar huis, en wat er tusschen de broers was omge gaan, werd buiten bekend, en Baard werd de meest geziene man onder hen. Omdat hij zich nuttig wou maken, werd de oude korporaal school meester, en wat hij den kinderen altijd inpraatte, was liefde. LIEVER LUI DAN MOE. Een rijk Amerikaan die verslaafd is aan de golfsport, maar van 7.ijn geneesheer |,et consigne heeft ge kregen zich vooral nief te vermoeien door te veef te loopen. Nu heeft hij zich een miniatuur-auto laten aanmeten, waarmede hij alle afstanden, zelfs de kleinste, aflegt om zijn hal te volgen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 13