een volledige kermis aaneen.
De rood-wit-blaiiwe vlaggen
Toe, kleine zus, nu enen stil: Hen strand-stilieven op en top
Ik een portretje maken mil. /ij spartelen in 't mijtte sop.
No. 16
Keeren wij na deze kleine uitweiding weer naar
de zingende „boot", of beter gezegd, naar de „va
rende zangers" terug.
Na een kalm en heerlijk frisch tochtje arriveer
den we aan den „Hoek". Daar moest eerst een war
me weg worden afgelegd, maar dan waren we aan
het koele, gezellige strand, met zijn zachte zand-
hellingen, waarin de schelpen wemelen, naar de
altijd bewegende, grootsche zee
„De zee, de zee klotst voort in eindelooze deining,
De zee, waarin mijn ziel zich zelf weerspiegeld
ziet."
Dit zijn driijoijsgeeren" aan 't strand.
Zij „peitizen" aan den waterkant.
Zoo zong de dichter van haar, in schoone woorden.
Er is altijd de rollende golfbeweging van het
woelige water, er is steeds de ruisching van de
groote zee, als een geheimzinnige muziek.
Meer landwaarts is de gezelligheid van het
vrije en gezonde strandleven. Daar zijn de strand
stoelen, met hun typische vormen, in groote hoe
veelheid bijeen verderop heeft men in schilder
achtige wanorde de eigen gemaakte ronde en vier
kante tentjes, waarin en waaromheen de zonne-
VRIJDAG 4 JULI 1930
badende, uitrustende menschen
en het vroolijke kinderspel.
In zee zelf, langs den kant,
daar spartelen en dartelen groot
en klein, in een genoeglijke uit
gelatenheid. HoeraWat is
zoo'n zeebad fijnDaar kan
niets bij halen Ziet toch die
pret, dat heerlijke stoeien, dat
vrij en blij en kinderlijk zijnl
Aan de overzijde, langs de
heele lengte van het bevolkte
strand, rijen zich de kleurige
café's, tenten en kramen tot
klapperen op een
frisschen wind, de
mëhschen gaan in
eindelooze rijen
langs de kramen
en tenten; kijken
en koopen, gaan in
de uitspannings
lokalen een verf ris-
schenden drank
Terwijl de mown een kous afbreit
tieniet hij fijn, in ledigheid.
gebruiken en zóó is het in den „Hoek" steeds
volop feest gedurende het zonne- en zomerseizoen,
een feest, waar wij onze lezers van willen laten ge
nieten, ook al zitten zij rustig in hunne woningen.
Ziehier dan de badkieken, vol sprankelend leven, vol
jolijt, die oog en hart mogen boeien en verblijden.
Per trein keerden we van de „Hoek" weer huis
waarts en dit geeft ook een bijzonder genoegen.
Want zijn de Hollandsche weiden en het Holland-
sche landschap niet schoon en schilderachtig
en ze zijn toch niet voor niets bekend en beroemd,
tot ver over onze grenzen
Hoe knus en heerlijk zijn ze daar,
In 't .jstrandkasteeT'toch bij elkaar.