Hjbt ^Weerspannige Nichtje
352
No. 18
Dragend onweer bonen de heide.
Mr. Mott bracht met zichtbaren trots zijn
nichtje van het station naar huis. Ofschoon
hij een foto van haar bezat, was hij toch
niet geheel zeker geweest of dat knappe, goedge-
kleede meisje, dat vlug uit den trein stapte, zijn
verwachte logé was.
Nu genoot hij van de bewonderende blikken, die
de voorbijgangers op haar wierpen.
„Je zult het hier wel wat eenzaam vinden na
Londen", merkte hij op, toen hij met zijn sleutel
de deur opende van een huisje in een stille straat.
„Ik ben beu van Londen", zeide Miss Garland.
„Ik vind dit een aardig stadje en zoo vredig."
Mr. Mott keek verheugd op.
„Ik hoop, dat je hier een tijdje blijft," zeide hij,
toen hij haar voorging door de nauwe gang. „Ik
ben een eenzame, oude man."
Zijn nichtje liet zich in 'n stoel vallen en keek rond.
„Dat hoop ik ook," zeide zij langzaam. „Ik voel
mij al veel beter. Londen windt iemand zoo op 1"
„Het leven informeerde Mr. Mott.
„Ja en nog veel meer," zeide miss Garland
licht huiverend.
Mr. Mott zuchtte deelnemend, schikte de thee
kopjes op het blad, ging naar de keuken en keerde
binnen weinige minuten met den theepot terug.
Mrs. Pett gaat altijd om drie uur weg," zeide hij
verklarend, „doch om zeven uur komt zij weer
terug om voor mijn eten te zorgen. Hoe gaat het
met je moeder
„Goed," zeide miss Garland.
„Ik heb laatst nog een brief van haar gehad,"
zeide Mr. Mott met 'n verstolen blik op haar ring
vinger, „ik begreep daaruit, dat je verloofd was."
„Zeker niet," antwoordde miss Garland beslist.
„Ik heb te veel getrouwde menschen gadegeslagen.
Ik verkies mijn vrijheid bovendien geef ik niet
om mannen."
Mr. Mott merkte beleefd op, dat hij zich dat kon
indenken en bracht het gesprek op een ander
onderwerp. Het scheen, dat miss Garland graag
verpleegster wilde worden, of zich in ieder geval
nuttig wenschte te maken.
Binnen twee dagen had zij, zonder zich om de
donkere blikken van Mrs. Pett te bekommeren,
de geheele inrichting van het huis veranderd.
Bloemen werden overal gerangschikt, vorken en
messen zorgvuldig gepoetst en de borden kwamen
nooit meer op tafel met den mosterd van 'n vorig
maal erop.
Op den vijfden dag van haar bezoek zat Mr.
Mott op de waranda zijn middagslaapje te doen,
toen Mrs. Pett een jongeman aandiende, die ver
legen buigend bij de deur bleef staan.
„Is miss Garland thuis?" stamelde hij.
Mr. Mott wreef slaperig zijn oogen uit.
Naar 'i Engelsch cloor A. van Reijn.
„Zij is gaan wandelen," zeide hij langzaam.
De jongeman draaide besluiteloos zijn hoed in
zijn handen rond. „Mijn naam is Hurst," zeide
hij, „Mr. Alfred Hurst."
Mr. Mott, eenigszins verbaasd, zeide het aange
naam te vinden met hem kennis te maken.
„Ik ben uit Londen gekomen om Florrie te
spreken," vervolgde de jongeman. „Denkt u, dat
zij lang wegblijft
Mr. Mott dacht het niet en na een korte aarzeling
noodigde hij Mr. Hurst uit, te gaan zitten.
„Ik vermoed, dat zij u wel verteld zal hebben,
dat wij verloofd zijn," begon de jongeman.
„Verloofd 1" zeide de verschrikte Mr. Mott.
„Wel, zij vertelde mij, dat zij niets om mannen gaf!"
Op dat oogenblik werd de voordeur geopend en
het aanvallige kopje van Florrie Garland verscheen
het volgend oogenblik om de kamerdeur.
„Hier ben ik alweer," zei zij opgewekt. „Ik heb
juist.." Zij ontdekte Mr. Hurst en de woorden
bestierven op haar lippen. De kamerdeur werd
met een slag dichtgeworpen en de twee heeren
hoorden haastige voetstappen op de trap en op
nieuw een deur dichtslaan. Ook werd een sleutel
hoorbaar in het slot omgedraaid.
„Zij wil u niet zien," zei Mr. Mott, zijn bezoeker
aanstarend.
De jongeman verbleekte. „Misschien is zij naar
boven gegaan om haar mantel uit te doen,"
veronderstelde hij. „Haast haar maar niet 1"
„Ik was niet van plan haar te haasten," zei
Mr. Mott. Hij streek gedachteloos over zijn baard
en na tien minuten keek hij op de klok en toen
naar Mr. Hurst. Hij kuchte.
„Misschien wilt u haar even zeggen, dat ik zit
te wachten," zei de jongeman gebroken.
Mr. Mott stond op en ging langzaam naar boven.
Na een paar minuten kwam hij nog langzamer
weer terug.
„Zij wenscht u niet te spreken," zeide hij.
Mr. Hurst schrikte op.
„Ik ik moet haar spreken," aarzelde hij.
„Zij wil u niet zien," herhaalde Mr. Mott. „Zij
zeide mij, dat zij verbaasd was, dat u haar hier
gevolgd was."
Mr. Hurst mompelde wat en met gebogen hoofd
verliet hij de kamer en even later het huis. Mr. Mott
luisterde eenige oogenblikken later naar de ver
klaringen, die miss Garland deed over het geval.
Te groote goedheid en sulligheid van Mr. Hurst
scheen de aanleiding te zijn geweest om haar ver
loving te verbreken.
„Wel, de zaak is nu achter den rug," zei haar oom
vriendelijk, „ongetwijfeld zal hij spoedig een ander
meisje vinden. Er zijn meisjes genoeg in de wereld."
Miss Garland schudde het hoofd. „Hij zeide, dat
hij niet zonder mij kan leven," merkte zij ernstig op.
Mr. Mott lachte hartelijk.
„In minder dan drie maanden zal hij wel weer
verloofd zijn," zeide hij geamuseerd. „Ik zelf was
drie of vier keer geëngageerd."
Zijn nichtje antwoordde daarop niet veel en
vertrok spoedig naar haar kamer, daar zij wat
hoofdpijn had. Mr. Mott bracht een rustiger avond
door en nadat hij zich om half elf ter ruste begeven
had, werd hij om half één opgeschrikt door een
aanhoudend kloppen op de voordeur. Slaperig
strompelde hij naar beneden, ontgrendelde de deur
en bevond zich tegenover 'n deemoedigen Mr.Hurst.
„Het spijt mij, dat ik u in uw slaap moet storen,"
zei de jongeman, „maar zoudt u dezen brief aan
miss Garland willen geven
„Wat?" stotterde Mr. Mott. „Wüt zegt u?"
„Het is van groot belang," verklaarde Mr. Hurst.
„Ik heb geen rust den geheelen dag heb ik nog
niet gegeten. Indien u haar dezen brief geeft, zult
u mij daar een groot plezier mee doen."
Mr. Mott gritste den brief uit zijn hand en zeide
kortaf: Ik zal den brief morgen geven. Verdwijn nu"
Nog steeds verontschuldigingen prevelend, ver
wijderde Mr. Hurst zich en Mr. Mott, eveneens
prevelend, ging weer naar bed. Het duurde echter
geruimen tijd, eer hij den slaap weer kon pakken en
toen hij eindelijk insliep, werd hij een uur later
weer door een heftig bonzen op de voordeur gewekt.
Woedend zocht hij zijn kleeren en stommelde
de trap af.
„Het spijt mijbegon Mr. Hurst.
Mr. Mott bracht onverstaanbare geluiden voort.
„Ik ben van gedachten veranderd," zei de jonge
man. „Wilt u mij den brief teruggegeven
„Maak dat u wegkomt," bulderde Mr. Mott den
verschrikten Mr. Hurst toe.
„Ik moét dien brief terug hebben," zeide Mr.
Hurst bedeesd. „Al mijn toekomstig geluk hangt
er van af."
Mr. Mott strompelde naar boven, zocht den brief
en zonder een woord te spreken, duwde hijdezen
in de handen van Mr. Hurst, sloot de deur en zocht
zijn kamer weer op. De deur van zijn nichtje's
kamer werd geopend en een lief stemmetje vroeg
wat er gebeurd was.
„Wat dom van hem 1" zeide zij zacht. „Ik hoop
maar, dat hij geen kou gevat heeft. Wat heeft u
hem gezegd
„Ik hoestte," verklaarde Mr. Mott haastig.
„Als u niet oppast, wordt u ook verkouden,"
zei zijn bezorgd nichtje. Dat is juist het gebrek van
de mannen zij schijnen nooit ergens aan te denken.
Was hij boos, berouwvol of iets van dien aard