No. 18 VRIJDAG 18 JULI 1930 347 dacht, dat hij in 't geheel niet antwoorden zou. Eindelijk, met inspanning, zei hij „ijzer", maar gelijk te voren kwam de echte verbinding bij het volgende woordop „electrisch licht" gaf hij „brieven". „Zolder" bracht onmiddellijk „koffers". „Kast". Na misschien anderhalve seconde zei hij „stof"-, waaruit bleek, aan welke kast hij dacht, en daarna, op „lucifer", gaf hij „pen". Er volgde een lange reeks woorden, die mij niets zeiden, hoewel de oogen van den dokter schitter den van belangstelling. Toen weer„reistasch", en in plaats van de vorige associatie, „vrouw", gaf hij ditmaal „geel". Maar op het volgende woord, „huis", zei hij „logé". Vlug ging de dokter voort: „logé". En Wardrop liep er in: „brieven" zei hij. Zooals ik al zei, kon ik van een massa woorden niets maken. Nu en dan ving ik een licht straaltje op. „Oud" gaf „zwart" „pakhuis" „erf". „Elf twee ën twintig". „C" was het ant woord, zonder de minste aarzeling. 11 22 C 1 Hij scheen niets bizonders te vinden in zijn antwoord ik betwijfel, of hij wel goed wist wat hij zei. Het leek meer, als herhaalde hij iets, dat hij eigenlijk ver geten was zooals men onwillekeurig zonder bewustheid, als iemand a-b zegt, voort gaat c. De dokter nam het mondstukje van zijn lippen, en wees Wardrop, hetzelfde te doen. Het onderzoek was voorbij. „Ik kan uw geval niet ernstig vinden, meneer Wardrop," zei de dokter. „U bent overspannen, en u moet een beetje voor zichtiger leven. Regelmatige lichaamsbewe ging, en het gebruik van prikkelende mid delen afwennen. Eerst 'n paar glaasjes per dag, dan één, dan niets meer. En niet tobben als er moeilijkheden komen en u aangrijnzen, haal ze dan niet binnen met een borrel. Neem ze mee naar buiten en draai ze den nek om. Zuurstof is even doodelijk voor zorgen als voor tuberculose." „Wat denkt u van Bellwood vroeg ik. „Of moet 't heelemaal buiten zijn „Bellwood natuurlijk," zei de dokter vriendelijk. „Twee uur per dag wandelen, vier sigaretten, en drie maaltijden dat is twee meer, dan u nu gewend is, meneer Wardrop." Ik zette hem zelf op den trein naar Bell wood en later dien middag kwamen wij drieën de dokter, Burton en ik in mijn kantoor bij elkaar om de aanteeke- ningen van den dokter door te zien. „Als het antwoord komt in vier-vijfde seconde," zei hij, voor wij begonnen, „is er niets op te zeggen. Bij dien afstand is er geen tijd om 't antwoord te overwegen. We moeten alleen letten op de woorden die na merkbare aarzeling kwamen." We werkten tot bij zevenen. Toen leunde de dokter achteruit in zijn stoel en stak de handen in zijn broekzakken. „Ik heb 't verhaal van Burton gehoord," zei hij, na een diepen zucht. „Ik had me geen meening gevormd, en ik ben natuurlijk geen detective. Het zag er leelijk uit voor Wardrop het verloren geld, en de ruzie met Fleming dien morgen in de Witte Kat, en het feit, dat hij naar buiten holde om een dokter te halen, in plaats van direct alarm te maken. Maar geen twee menschen handelen gelijk bij een onvoorziene gebeurtenis. Psychologie is een even zekere wetenschap als wiskunde ze put direct uit de bronnen, en een mensch kan niet liegen in vier-vijfde seconde. Zooals u hebt opge merkt gaf „hoofd" na één-en-driekwart seconde „haar", en het volgende woord, „ijs", gaf het „bloed", dat hij den vorigen keer had verzwegen. Maar dat bewijst niet. Hij vermeed, wat hem afschuw inboezemde. Maar toen ik zei „reistasch", gaf hij, na een pauze, „trein". Op het volgende woord, „verloren", kwam de aap uit den mouw hij zei „vrouw". Daaruit maak ik op, dat hij door een vrouw beroofd is, of tenminste denkt, dat 't zoo is. We kunnen natuurlijk alleen maar vinden, wat hij zelf denkt. „Geld" „brieven", ook een merkwaardige uiting. „Schot" „trap". Waar is de trap in de Witte Kat „Ik hoorde gisteren, dat er een achtertrap is, die op een van de bovenkamers uitkomt," zei ik. „Dat is een zijingang, die alleen maar in buiten gewone gevallen gebruikt wordt." De dokter glimlachte. „Daar zullen we onzen misdadiger moeten zoeken," zei hij. „En nu „trap" „litteeken". Is dat niet duidelijk Een litteeken, dat zóó sterk opvalt, zoo misvormt, dat 't het eerste is, wat iemand te binnen schiet." „Schwartzzei Burton verschrikt. „Maar dokter, wat kan 11 22 C toch beteekenen „Dat zult u moeten uitmaken, heeren. De C hoort bij die cijfers. In 't kort maak ik uit mijn aanteekeningen dit op Wardrop denkt, dat een vrouw zijn tasch gestolen heeft. Verder gaf hij driemaal het woord „brieven", op „hek", „logé" en „geld". Was er een logé in Bellwood, toen die dingen gebeurden „Ik was er toen zelf." „Hebt u hem geld aangeboden voor brieven?" „Neen." „Heeft hij u brieven in bewaring gegeven „Hij heeft mij de tasch gegeven, die voor de zijne in de plaats was gezet." „Gesloten „Ja Zou daar iets in zitten Ik weet, dat hij dien nacht in mijn kamer geweest is, terwijl ik sliep." „Het lijkt me heel waarschijnlijk," zei hij droog. „Eén zaak hebben we niet aangeroerd, en ik geloof, dat Wardrop daar niets van weetde verdwijning van de oude dame. Daar kunt u nog verder op in gaan 1 Mijn conclusie is deze ik geloof, dat meneer Wardrop geen schuld heeft aan den moord. Maar hij weet, of denkt te weten, wie het gedaan heeft. Hij heeft zijn eigen idee over iemand met een litteeken. Het kan natuurlijk alleen maar een vermoeden zijn. Hij verkeert in een toestand van grooten angst. Hij verzwijgt ook iets over brieven, en uit het woord „geld" in dat verband maak ik op, dat hij compromitteerende papieren gekocht of verkocht heeft. Hij is geen misdadiger, maar wel iets anders, dat bijna even erg is." De dokter stond op en nam zijn hoed. „Hij is een zwakkeling," zei hij, op weg naar de deur. Burton keek op zijn horloge. „Kolossaal!" riep hij. „Kwart over zeven, en ik heb sinds de lunch niets gehad dan een blikje sardientjes. Ik ga op jacht naar een feestelijke lamscotelet. Wat ik zeggen wou, Knox, waar is die gesloten tasch „In de brandkast op mijn kantoor." „Ik kom morgenochtend even aan om je te helpen, een misdaad te bemantelen," zei hij luchtig. Maar hij kwam er niet toe. EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK EEN FRONTLOGE Tk kwam heel Iaat thuis om te dineeren. Fred en Edith waren zich aan't klaarmaken om naar een concert te gaan, en de twee half-invaliden zaten te dammen in Fred's kamer. Het geval van den vorigen nacht scheen van beiden veel kwaad te hebben gedaan mevrouw Butler was trou wens altijd bleek, en Margery sinds den dood van haar vader ook. Het spel was uit, toen ik me bij haar voegde. Als gewoonlijk verliet mevrouw Butler bijna onmiddellijk de kamer, en ging naar de piano. Ik had me er al aan gewend, dat ze mij vermeed. Fred zei, dat het kwam, omdat mijn levendigheid haar hinderde. Ik voor mij denk, dat het de weeromstuit was van mijn afschrik voor zenuwzieke vrou wen. Ongetwijfeld had mevrouw Butler recht op medelijden, maar dat ze het voort durend opeischte, dat stootte mij af. Ik gaf Margery een kort verslag van mijn bezoek aan Bellwood dien morgen. Zij ver baasde zich even zeer als ik over de vondst van Heppie. En zij bleek opgelucht ook. „Nu ben ik er even zeker van, dat ze nog leeft, als een week geleden, dat ze dood was," zei ze, achteruit leunend in haar grooten stoel. „Maar wat kan haar het huis uitgedreven hebben? Of 't moest zijn. „Of 't moest zijn „Ze had mijn vader een boel geld ge leend," zei ze blozend. „Ze dorst het niet aan tante Letitia te vertellen, en het geld moest terug zijn, voordat die het ontdekte. Toen liep het mis met de Leenbank en het geld kwam niet terug. Als u weet, hoe bang tante Jane is voor tante Letitia, zult u begrijpen, hoe verschrikkelijk het voor haar was. Ik heb me al afgevraagd, of ze misschien naar Plattsburg gegaan kon zijn, met het plan vader te zoeken." „De man van de Eagle is nu in die rich ting aan 't werk," antwoordde ik. „Margery, als de letter C bij die 11 22 kwam, zou je er dan iets van begrijpen Ze schudde ontkennend het hoofd. „Mag ik je nog twee vragen doen vroeg ik. „Als ik ze beantwoorden kan...." „Weet je, waarom ze je dat gedaan hebben vannacht, en wie 't gedaan heeft Ik meen te weten, wie het was, maar ik begrijp niet waarom. Ik heb er den heelen dag over gepiekerd. Ik durf haast niet te gaan slapen vannacht." „Je hoeft niet bang te zijn," stelde ik haar gerust. „Desnoods laten we de politie het huis omsingelen. Als je 't weet en je zegt 't niet, Margery, dan stel je jezelf in gevaar, en je beschermt iemand, die in de gevangenis thuishoort." „Dat is nog niet zoo zeker," hield ze vol. „Vraag 't me maar liever niet." „Wat zegt mevrouw Butler?" „Precies wat ze vanmorgen zei. En ze beweert, dat er papieren van waarde onder haar kussen vandaan gehaald zijn. Ze was erg ziek hysterisch den heelen middag." De somber-smeulende vurigheid van de Sonate Apassionata kwam door de hall tot ons. Ik boog me voorover en nam Margery's handje tusschen die twee groote van mij. „Waarom vertel je 't me niet?" drong ik aan. „Maar je hoeft ook eigenlijk niets te zeggen - ik weet wel, wat je denkt. Maar ik zie geen motief waarom zou ze jou chloroformeeren „Ik weet 't ook niet." Margery huiverde. „Soms denk ik.zou ze wel heelemaal wijs zijn De muziek eindigde, en Fred en Edith kwamen de trap af, zoodat het gesprek hierbij bleef. (Wordt voortgezet) F,r is een heel klein winkeltje, vlak bij mij in de buurt, Daar heb ik dikn>ijls rustigjes door 't oenster heen getuurd. Er staat oan alles door elkaar, zoo schots en scheef, lukraak: Het is een minkel, die men noemt: een tmeede-handsche zaak. Wat oude stoelen, stijl Queen Anne, een tafel en buffet, Waarop tien imitatie schilderijen zyn gezet. Een Scores porceleinen groep, 'n gedeukte tinnen kan. Er bovenop een oude klok, die niet meer !ooi>en kan. Een kamerspiegel, zonder oor, oan 'n dooie koningin. Een suikerpot en mellekkan uit Saksen slaan er in. Een olifant oan goor ivoor, een liuddha met een poot. Er tegen aanzes lepeltjes, vijf kleine en een groot. Een Delftsch aardewerk serviesje staal voor een Perzisch kleed. Aan welks franje iederen nacht een tiental muizen vreet, 'n Adelaar ten deele koper en ten deele kopergroen, Er achter 'n gipsen jongensbeeldje met 'n rooien boezeroen. Een doofpot uit hei grijs verleden staat naast een dito haard, Er bonen hangt een kromme degen, naast een roestig Turkseh zwaard, 'n lleele stapel oude boeken, meest in perkamenten band. liggen op 'n zilrrren theeblati, met een afgesleten rand. 'n Friesche klok oan rood mahonie, gouden eng'len en bazuin: Een gehavend cupido'tje uit een middeleeuwschen tuin, 'n Tafelkleed met groote bloemen en 'n oaas van blauw kristal, Liggen rustig op 'n „Stilletje", even oud als het verval. Broches, ringen en horloges, nikkel, zilver en goud, Heeft men tot een hoogen toren in 'n hoekje opgebouwd. Een Consolletje met klauwen, plus 'n namaak marm'ren plaat. Waarop 'n steenen Dromedaris eigenwijs te pronken staal. Midden in dit oude zaakje zit 'n heele oude man, Die door alle stof en rommel haast de straat niet meer zien kan. Op de deur aan beide zijden prijkt 'n nieuw emaille plaat. Waarop duidelijk te iezen: „HEBT U NIETS VERGETEN?" staat. VIERHOUT

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 7