IT!
DOOR OCTAVUS ROY COHEN
II
374
VRIJDAG 25 JULI 1930
No. 19
De Gebrandmerkte
Vergeef mij, wanneer ik persoonlijk word
maar ik ging 't eerst naar de telefoon
en ik wist, dat 't noch u noch uw oom
was."
„Neen. We hebben niet opgebeld."
„Hij ging uit en ik weet niet, wanneer hij terug
kwam. Maar gisterenmorgen zag ik hem een oogen-
blik. Hij scheen zichzelf niet. Er waren donkere
kringen onder zijn oogen en iets in zijn manier
van doen, dat ik niet kon begrijpen, en dat me niet
aanstond. Hij zag er meer uit, zooals hij deed, toen
hij pas uit de gevangenis kwam. Gisteravond kwam
hij heel laat thuis. Ik had een voorwendsel gezocht
om beneden te blijven. Hij trachtte mij voorbij te
loopen zonder iets te zeggen, maar ik hield hem
staande. Hij had niets te zeggen. Ik vroeg hem, of
hij heelemaal in orde was, en hij zei van ja. Maar
zijn manier van doen was vreemd bijna ruw.
Juffrouw Shannon er gaat iets verkeerd, er gaat
iets verschrikkelijk verkeerd met Bob."
De meisjes zochten geen uitvluchten voor el
kander.
„Ik heb hem in 't geheel niet gezien, juffrouw
Borden. Ik had den indruk, dat hij me trachtte te
vermijden. Ik heb óók verdriet gehad. En ik heb
me angstig gemaakt hoewel de hemel mag weten
waarom. Ik weet er nog minder van dan u."
„Gelooft u óók, dat er iets niet in den haak is
„Ja. Ik heb geen bepaalde reden om dat te
denken. Maar ik kan niet helpen, dat ik dien in
druk heb 't is niet gewóón, ziet u, dat Bob in
zóólang niet naar me omkijkt."
„En uw oom?"
„Ik geloof dat dót 't is, waar ik over pieker. Hij
is voortdurend met oom Todd samen geweest.
Dat wil zeggen, ik ben daar zoo goed als zeker van.
Ik vroeg oom Todd er naar en kreeg geen -
antwoord. Hij kan niet goed comedie spelen, weet
u, en het was duidelijk, dat ze samen over iets
gesproken hadden, waarvan hij niet wilde, dat ik
't wist. Oom Todd deed geheimzinnig en verlegen.
Hij ontkende niet, met Bob samen geweest te
zijn, maar hij zei me, dat ik er maar niet over
moest tobben en dat zonder dat ik in 't minst
over tobben gerept had. Dat zei me duidelijk, dat
er iets was, om over te
tobben."
„Wat
„God weet het, juffrouw
Borden. En dat komt
nu juist, nu ik dacht, dat
alles zoo goed ging. Ik
maak me bang."
„Waarom Ik ben óók
bang, maar ik kan mijn
eigen gevoelens niet be
grijpen. Het doet zoo goed
om eens met u te praten,
omdat u me begrijpt.
U u denkt misschien
dat Bob
„Ja." Kathleen ont
moette rustig den blik
der andere. „We moeten
niet vergeten, juffrouw
Borden, dat Bob Terry
niet denkt als andere
mannen. Drie jaren lang
heeft hij in de gevangenis
geleefd. Ik ben verschrik
kelijk bang, dat hij iets
gedaan heeft, dat
„Iets misdadigs?"
„Oh 1 Het is afschu
welijk van me, om dat
te denken, maar ik kan
het niet helpen. Ik zou
hem niet veroordeelen,
als hij het deed. Maar
ik zou zoo'n verdriet hebben Lois stond
impulsief op en legde haar hand op Kathleen's
schouder.
„Waarom vroeg zij eenvoudig.
Kathleen keek op met vochtige oogen.
„Weet u dat niet Heeft Bob het u niet ver
teld
„Wat Haar stem was weinig meer dan een
gefluister.
„Bob en ik zijn verloofd 1"
„Eén oogenblik sloot Lois haar oogen. De kamer
draaide om haar heen ze voelde zich duizelig.
Toen glimlachte ze dapper.
„Dat vermoedde ik al. Ik ben zoo blij, juffrouw
Shannon zoo erg blij, voor Bob en voor u."
En toen deed ze iets heel vreemds. Ze ging plot-
ling zitten omdat het scheen, alsof haar knieën
haar niet langer wilden dragen. En ondanks haar
heldhaftige pogingen stroomden de tranen langs
haar wangen.
Kathleen ging op de armleuning van haar stoel
zitten. Ze drukte haar gezicht tegen Lois' tengeren
schouder en ook Kathleen schreide droevig.
„Oh 1 Lois," zei ze, „wat vind ik dat ellendig
ellendig dit 1 En ik begrijp niets van Bob. Of
van mezelf of van jou. Maar juist nu moeten
we den moed niet laten zakken. We moesten te
weten zien te komen, wat er aan hapert en we
moeten elkander steunen."
Maar Lois antwoordde niet. Op dit oogenblik
was zij alleen maar een vrouw innig liefhebbend,
diep gewond en geheel en al buiten zichzelf.
En daar, in de kleine, eenvoudige kamer,
schreiden twee vrouwen, die met de reine liefde
van hun trouw hart denzelfden man liefhadden, in
elkanders armen hun leed uit.
DERTIGSTE HOOFDSTUK
'"Todd Shannon voelde zich zelf gerechtvaardigd
■*- bij wat hij deed. Het was niet alleen de klem
mende logica van John Carmody, waardoor hij zich
liet leiden bi] zijn raadgevingen aan Bob Terry.
Veeleer was het de voortdurende gedachte aan
Kathleen, en haar blijvend geluk.
„Doe het, Bob," zei hij voor den tienden keer.
Het fraaie gemeentehuis van <le Klunder, een staaltje van merkwaardigen otid-Hollandschen bouw.
„Je loopt geen sikkepitje risico. \T
En zelfs als dat wèl zoo was, zou INO. AA
John Carmody je eruit helpen. Hij
kón hetdat weet je. En het zal Peter Borden niet
glad zitten."
Dat was Todd's aanvalsmethode, en op zijn
ruwe, simpele manier dacht Todd, dat hij zóó het
best de belangen diende van dezen jongen man
en van het meisje, dat hij als een dochter beschouw
de.
Todd was bang voor Lois Borden. Zij verbijsterde
hem met haar schoonheid, haar beschaving en haar
menschlievendheid. Geen wonder, dat Bob van
streek raakte bij de enkele gedachte, dat dit ver
rukkelijke schepseltje belang in hem stelde.
Maar Todd was overtuigd, dat Lois Bob nooit
gelukkig zou kunnen maken. Zij was niet zijn type
zij behoorden tot verschillende werelden, en er
zou nooit eenig contact tusschen hen geweest zijn,
wanneer die catastrofe niet had plaatsgevonden.
Wat Carmody aanraadde en Bob overwoog, was
een volmaakte oplossing van het vraagstuk. Wan
neer Bob Peter Borden ruïneerde, zou diens doch
ter hem dat nooit vergeven. Dat zou den laatsten
hinderpaal voor een huwelijk tusschen den jongen
man en Kathleen wegnemen. Todd redeneerde
slechts met de resultaten voor oogen.
Gedurende de drie jaren, dat hij in de Staats
gevangenis een cel met Bob had gedeeld, had de
oudere man veel van Bob's hartstochtelijk ver
langen naar wraak op Peter Borden overgenomen.
Todd had geen gewetensbezwaren hij geloofde
ook niet, dat Bob die had. Hij begreep niet, waar
toe zooiets dienen zou.
Met Carmody als leider van den roof was Bob
veilig. Het mogelijk gevaar was het eenige, wat
Todd teruggehouden zou hebben. Hij wilde niet,
dat de jongen opnieuw kans zou loopen, in de ge
vangenis te raken voor wat hij ging doen. Maar het
was, zooals Carmody zeiiedereen zou kunnen we
ten, dat Bob schuldig was, en ze zouden hem toch
niets kunnen maken. Het weten was één ding het
veroordeelen was iets heel anders.
„Ik zou het afschuwelijk vinden, weer terecht
te moeten staan, Todd."
„Och wat 1 Wat betee-
kent een terechtzitting?
Het vonnis, dót is 't
ergste."
„Dat weet ik. Maar de
schande van zooiets 1"
„Pff 1 Heb je al geen
schande genoeg doorge
maakt Was dat erger,
dan in de cel te zitten en
de bezoekers naar je te
zien staren en ze te hooren
vragen, wie je bent en
waarvoor je zat? Was het
erger dan je door den
wachter te laten roepen,
zoodat philanthropen
en gevangenishervormers
met je konden praten
alsof je een dier was, dat
men dichterbij fluit? En
onthou dit nu goed, Bob:
als je je leven lang recht
uit wilt gaan zonder iets
te doen, waardoor je ge
vaar loopt, dan vind ik
dat best, en ik zal je hel
pen. Als je van plan
bent, te vergeten, dat je
met Peter Borden nog
iets te vereffenen hebt
dan zal ik je daar geen
verwijt van maken. Het
zijn jouw zaken niet