LU aar is mi/'n XJader?
SP.rofessor SP.riem SP.rutielt
366 VRIJDAG 25 JULI 1930 No. 19
Voor hij wegging, sprak Fred me nog aan.
„Pas goed op 't huis," zei hij. „En.,
o ja," hij sprak zachter, „het schijnt,
dat het verhaal van de kwijnende dame
toch juist is. Ik heb vanmiddag nog eens gekeken,
en ik vond versche krassen op het dak van de
veranda onder haar raam. Nogal gek, he
Het was een geruststelling te weten, dat mevrouw
Butler ten slotte voor niemand een vijand was dan
voor zichzelf. Zij ging naar haar kamer, zoodra
Fred en Edith weg waren. Ik wist niet goed, of
ik met Margery spreken zou over de proef van dien
middagen of ik haar vragen zou, wat voor
brieven ze van den postmeester in Bellwood
gekregen had, die aan miss Jane geadresseerd
waren, en wat ze wist van Bella. En tegelijk
overwoog ik, hoe heerlijk Margery er uitzag
onder het lamplicht, dat op haar bruine
haar en zuiver profiel neer scheen, en ik
wou haar kussen, zooals ze daar zat, maar ik
dorst niet meer doen dan me buigen over de
rose palm van haar hand.
Zij nam het niet kwalijk ik twijfel zelfs, of
ze er zich over verbaasde. Ziet u, de verlo
vingsring was weg, en 't was ten slotte
niet méér geweest dan een verlovingsring, en
iedereen weet, hoe sterk die bindt.
En toen kwam de engel met vlammend
zwaard, die mij verdreef uit mijn Eden. De
engel was Burton, het zwaard een druipende
paraplu.
„Ik vind 't naar, je mee te roepen," zei hij.
„Er schijnt geen bodem meer in den hemel
te zitten, maar ik had graag, dat je even
ergens met me ging kijken."
Door de portières kreeg hij Margery in 't
oog, en de plaagduivel gaf hem de volgende
woorden in. „Ze zegt, dat ze je beslist even
zien moet," zei hij bizonder duidelijk en hij
loerde mij aan.
„Doe niet zoo idioot," zei ik kribbig. „Ik
heb vanavond allesbehalve zin om uit te
gaan."
Toen werd hij ernstiger.
„Laten we eens naar die trap gaan kijken,
waar jullie 't over hadden," zei hij. „Ik geloof
niet, dat er een achtertrap is. Ik heb van alles
over die buurt hooren vertellen, maar dat
nooit."
Ik aarzelde, het huis en Margery te
verlaten, na de gebeurtenissen van den vori-
gen nacht. Maar Margery had zooveel van
het gesprek gehoord, dat zij er zelf op aandrong,
dat ik gaan zou, en ze lachte om mijn bezorgdheid.
„De bliksem slaat nooit twee keer op dezelfde
plaats in," zei ze dapper. „Als ik zenuwachtig word,
zal ik Katie vragen, of ze beneden komt zitten,
en ik blijf op, tot de familie thuis is."
Ik ging onwillig. Margery's vertrek was maar
één dag uitgesteld, en ik had voor dien avond op
haar gezelschap gerekend. Om de heele waarheid
te zeggen ik had expres dAérvoor de kaartjes
voor het concert aan Edith gestuurd. Maar het
plan van Burton was goed. Ik moest, met 't oog op
de verkregen inlichtingen, de Witte Kat toch nog
eens bezichtigen, en de Zaterdagavond-drukte gaf
de beste gelegenheid, te zien zonder opgemerkt te
worden.
„Ik hecht niet zooveel waarde aan dat trap-idee,"
zei Burton, „en ik heb er reden voor. Ik denk, dat
we toch weer op 't pakhuis terecht zullen komen."
„Je kunt ervan op aan, Burton, dat we de trap
hebben moeten," hield ik vol. „Als je 't gezicht
van Wardrop had gezien vandaag, en hoe hij kromp,
toen hij merkte, dat hij „trap" met „schot" ver
bonden had, zou je er net zoo over denken als ik.
Een man als Schwartz, die de touwtjes kende, kon
heel kalm de trap op gaan, de deur opendoen,
Fleming neerschieten en weer opstappen. Wardrop
verdenkt Schwartz, en hij is bang voor hem. Als hij
de deur juist op tijd open had, om Schwartz te zien,
terwijl hij bijvoorbeeld terugging door de deur en de
trap af, of als hij de deur heeft zien dichtdoen en
vermoedde, wie 't geweest was, dan hebben we de
heele zaak voor ons openliggen, de motieven van
doodelijken haat en jaloezie inbegrepen."
„En als de trap achter in de kamer uitkomt?
Hij zat met z'n gezicht naar 't raam. Denk je, dat
Schwartz binnen zou komen, en kalmpjes om de
tafel heen wandelen, om hem in z'n voorhoofd te
schieten Onzin."
„Hij had een nek," antwoordde ik. „Als hij iets
DOOR MARY ROBERTS RIN E HART hand voor oogen zien. Burton \l iq
greep mijn elleboog en stuurde me, IN O. ij/
tastend langs de schutting, naar
het gebouw.
„Als 't niet al te stijf dicht zit," zei hij. „komen
we er wel in, al is 't door een raam, en dan gaan we
naar boven. Dan moeten we naar beneden in de
club kunnen kijken. Wat hebben we daar
Het was een rat, denk ik, en ze schoot weg
tusschen de losse planken in bange haast. Burton
streek een lucifer aan. Hij brandde flauwtjes in de
nattigheid, en ging direct weer uit, maar we hadden
vluchtig gezien, waar de zwarte, dubbele
deuren waren. Bij een tweeden lucifer ont
dekten we een ijzeren staaf en een roestig
slot. Langs dezen weg was er niet binnen te
komen.
De vensters, van die soort met acht ruitjes,
waren in betere conditie dan de hoogere. Ge
lukkig vonden we er een, dat niet goed sloot
het knarste verschrikkelijk, toen we 't open-
wrongen, maar een vriendelijke donderslag
maskeerde het geluid.
Het kon me nu niets meer schelen, wat er
gebeurde. Ik was nat tot aan mijn knieën,
bemodderd, ontoonbaar. Terwijl Burton het
raam openhield, kroop ik het pakhuis in en
keerde me toen om, om hem denzelfden dienst
te bewijzen. Eerst zag ik hem niet, buiten.
Toen hoorde ik zijn stem, fluisterend: „Buk
politie I"
Ik dook onder het venster, en boven den
regen uit hoorde ik de laarzen van den be
waker door de modder plassen. Hij liet een
zaklantaarn op het venster naast het onze
schijnen, maar hij was niet erg dichtbij, en hij
zag het open raam niet. Ik voelde al de
zenuwachtige vrees van een echten inbreker,
en toen ik de poort achter hem dicht hoorde
gaan, en Burton een been over de venster
bank zag steken, voelde ik mij zoo opgelucht,
alsof iemands tafelzilver, in een tafelkleed
geknoopt, aan mijn voeten lag.
Burton bleek een bizonder talent te be
zitten voor het optrekken in het donker. Ik
stak nog een lucifer aan, en toen hij het
raam had gesloten, zochten we onzen weg
naar de trap. Toen de lucifer uit was, zochten
we tastend verder, want ik had maar één
doosje lucifers bij me, en Burton had de zijne
in een plas laten vallen.
We kwamen eindelijk op de tweede ver
dieping, zonder ongelukken, niet meegerekend dat
Burton zijn arm stootte tegen een of ander wiel.
Deze verdieping was tin kamers verdeeld. Het
kostte een dozijn lucifers om den weg te vinden
naar den kant, die tegenover de club lag, en weer
een dozijn, om het goede venster te vinden.
Toen we daar eindelijk waren, leunde Burton over
de vensterbank en keek omlaag naar den.overkant.
„Kon niet mooier," zei hij. „Dit is ons theater,
en wij hebben een frontloge. Die kamer aan den
overkant gooien we onder 't zoeklicht."
Hij had gelijk. Niet meer dan een meter of drie
van ons af, en maar iets langer dan ons raam, was
het venster van de kamer, waar Fleming vermoord
was. Zij was leeg, voorzoover we konden zien de
tafel, nu al te netjes opgeruimd, stond nog op
dezelfde plaats, vlak onder het licht. Wie daar zat,
was voor ons als een geïllumineerde schietschijf. En
bovendien kon een arm op de vensterbank rusten,
om kalm te mikken.
„Nou, waar is nou je trap zei Burton.
De club was klaarblijkelijk vol, zooals hij voor
zien had. Boven het gekletter van den regen uit
klonk het pom-pom van de piano en een half dozijn
mannenstemmen. De luiken beneden waren ge
sloten we konden daar niets zien.
Toen, geloof ik, kreeg Burton zijn inspiratie.
„Ik wed om vijf dollar," zei hij, „dat ik hier
mijn revolver kan afschieten, zonder dat één van
de kerels beneden er iets van merkt."
„Aangenomen!" zei ik. „Ik wil wedden, dat
iederen keer, als er iemand ook maar een pook liet
„Vraag 'ns of Al Johnson niet machten kan. Ik moet
enen veters halen,"
achter zich hoorde, heeft hij natuurlijk zijn hoofd
omgedraaid."
We hadden intusschen flink doorgestapt door
den regen. Op den hoek van het pakhuis bleef Bur
ton staan en keek naar boven.
„Ik word altijd razend, als ik dit gebouw aan
kijk," zei hij. Mijn overgrootvader had een moes
tuin, precies op deze plek, zeventig jaar geleden,
en de ouwe ezel heeft 'm verkocht voor driehonderd
dollars en twee veulens. Hoe kom je d'r in
„Wat wou je d'r in doen," vroeg ik.
„Ik wou eens uitzoeken, als ik een wrok tegen
den burgemeester had (die heb ik trouwens al)
en ik wou hem neerschieten, hoe ik 't dan zou aan
leggen. Ik denk, dat ik een goed plekje opzocht,
bijvoorbeeld een raam in een leeg gebouw aan den
overkant, zooals dit, en ik zou wachten op een
zwoelen avond, zooals deze, als de ramen open
stonden, terwijl het licht brandde. Dan kon ik hem
vlak voor de hand raken met m'n oogen dicht."
We waren blijven staan voor de poort, waar ik
een week tevoren op Hunter had staan wachten.
Burton kreeg de poort zonder moeite open en ik
hoorde hem op het schemerige erf door de plassen
waden.
„Kom er in," riep hij zacht, „de temperatuur
van het water is heel aangenaam."
De poort viel achter mij dicht, en ik kon geen