PProfessor SP riem 386 VRIJDAG 1 AUGUSTUS 1930 No- 20 CO aar is mi/n We drongen vooruit, en keken neer op een smalle trap. Vlak vóór ons, bijna in tweeën gevouwen, lag het lichaam der vrouw. „Verschrikkelijk," zei Burton heesch. „Wie is 't DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK EEN KIST MET PORCELEIN We droegen haar de kamer in en legden haar op de rustbank. Haar lange haar viel los over het gezicht, en een lange, magere hand hield nog haar japon bij de borst vast. Nu eerst zag ik, wie het was Ellen Butler Zij leefde nog, maar daar was ook alles mee gezegd. Wij stonden om haar heen en zagen op haar neer met machteloos medelij den. Een stroom koude nachtlucht kwam langs de trap, van een open deur beneden, en deed het neerhangende licht heen en weer zwaaien, waardoor onze schaduwen een soort spokendans uitvoerden over haar bleeke ge zicht. Ik was te diep geschokt om mij te ver bazen. Burton had haar hoed opgeraapt en legde dien naast haar neer. „Ze kan nog zoowat een uur leven, zou ik zeggen," sprak een der journalisten. „Kijk even, of Gray er is, hè Jim Hij is er meestal 's Zaterdags." „Is 'tmiss Maitland vroeg Burton, met vreemd gedempte stem. „Nee 't is de weduwe van Henry But ler," antwoordde ik, en ineens waren de drie mannen weer reporters. Gray was er en kwam onmiddellijk. Hoe verbaasd hij ook geweest moet zijn, daar een vrouw te vinden, stervende, hij zei er niets over. Hij zei, dat ze nog ongeveer zes uren kon leven, maar er was geen redding moge lijk. We lieten een brancard komen, en toen die bellend den hoek om kwam, had de Witte Kat, voorzoover het dit verhaal betreft, afgedaan. Drie detectives en eenige journalisten maak ten dien heelen nacht en den volgenden dag jacht op Schwarz, om zijn lezing van het geval te vernemen, maar hij hield zich ver borgen. Hij had een voorsprong van een uur, van het oogenblik, dat hij het licht had uit gedraaid en langs de trap was ontvlucht. Zelfs in haar doodsstrijd was Ellen Butler, vol haat, hem nagegaan, maar boven aan de trap hadden de krachten haar begeven. Juist toen ik thuiskwam, hield een rijtuig, met Fred en Edith, voor de deur stil. Ik liet hen niet uitstappeneen paar woorden, zonder naderen uitleg, en ze reden snel naar het ziekenhuis. Katie liet mij binnen, en ik gaf haar wat geld om op te blijven en op 't huis te passen, tot wij terug waren. Toen nam ik een taxi en reed ook naar het ziekenhuis. Het was zeer stil in het gebouw. De lift, onver licht, kroop spookachtig op en neer; mijn voet stappen op de vloertegels weergalmden boven mijn hoofd. Een nachtwaker, met vilten pantoffels aan, liet mij binnen en bracht me naar boven. Ik moest lang wachtende dokter was de pa tiënte aan 't onderzoeken, en een verpleegster, met een kom water en een aantal handdoeken, kwam de kamer uit, en een andere ging met watten naar binnen. En toen kwam de dokter naar buiten, in een witte jas met hoogopgerolde mouwen, en zei, dat ik binnen kon gaan. Het dek was opgetrokken tot de kin der ge wonde, en daar netjes omgeslagen. Er was geen schijn van kleur in haar gelaat, en het haar was tot een dikken knot opgebonden. Zij ademde lang zaam, maar regelmatig, en haar trekken waren ontspannen, rustiger dan ik ze ooit gezien had. Toen ik aan den voet van het bed stond en naar haar keek, begreep ik, dat de zekere dood niet onwelkom was. DOOR MARY ROBERTS RINEHART Edith was tot dan toe kalm geweest, maar toen ze mij zag, verloor ze haar zelfbeheersching. Ze legde haar hoofd op mijn schouder en snikte haar schrik en afschuw uit. Wat Fred betreft, door zijn levendige verbeelding was hij zeer gevoelig voor het lijden van anderen. Terwijl hij daar naast het bed zat, las ik op zijn gezicht, dat hij ieder on- „Moderne jazzmuziek is hel uitboren nan een kies op muziek gezet vriendelijk woord herriep, dat hij over Ellen Butler ooit gezegd had. Zij was bij kennis dat bleek na eenige oogen- blikken. Eéns vroeg ze om water, zonder haar lippen te openen, en Fred schoof een stukje ijs tusschen haar bleeke lippen. Later in den nacht keek ze even op, en zag mij aan. „H sloeg op mijn hand," zei ze moeilijk, en sloot toen haar oogen weer. In die lange nachtelijke uren vertelde ik fluiste rend, wat er gebeurd was, voorzoover ik het wist, en er kwam een nieuwe trek van vriendelijkheid in Fred's gelaat, als hij naar haar keek. 's-Morgens leefde ze nog, en kwam zelfs iets bij van den schok. Ik haalde Fred ertoe over, Edith naar huis te brengen, en ik nam haar plaats naast het bed in. Om acht uur bracht iemand mij koffie, en om negen uur moest ik de kamer uit, wijl er een consult van vier doktoren zou plaats hebben. Bijna onmiddellijk werd er besloten tot 'n operatie. „Dat is de eenige kans," zei een grijze chirurg mij. „De familie vindt het goed, denk ik?" Ik kende geen andere familie dan Edith, en die zei door de telefoon, dat gedaan moest worden, wat het beste geacht werd. Ik hoopte een soort verklaring van de gewonde vrouw te verkrijgen, voor ze naar de operatie-zaal werd gebracht, maar ze zag er zoo zwak uit, dat ik dat idee weer liet varen. Het X]~ 00 duurde twee dagen, eer ik iets IN O» £\J van haar vernam, en in dien tijd was veel mij duidelijk geworden. 's-Maandags bracht ik Margery naar Bëllwood. Zij had het nieuws omtrent mevrouw Butler kalmer opgenomen, dan ik verwacht had. „Ik geloof niet, dat ze heelemaal normaal was, de arme ziel," zei ze huiverend. „Ze had er veel verdriet gehad. Maar wat vreemd een moord en een poging tot moord, in die kleine club in één week tijd 1" Zij legde geen verband tusschen beide feiten, en ik liet het er maar bij. Eens, in den trein, sprak ze mij plotseling aan, nadat ze minuten lang had zitten peinzen. „Denk je niet," zei ze, „dat we aan een soort moordmanie moeten denken, en dat ze geprobeerd heeft, mij te dooden met chloro form „Ik zou 't niet denken," antwoordde ik ontwijkend. „Ikgeloof eerder, dat er werkelijk iemand langs .het dak van de veranda is binnengekomen." „Ik ben béng," zei ze, de handen stijf samenknijpend. „Waar ik ook ga, overal ge beurt er iets, dat ik niet begrijp. Ik dóe mijn best, nooit iemand te hinderen, en toch overkomen me zulke verschrikkelijke dingen. Ik ben bang om terug te gaan naar Bellwood, terwijl tante Jane nog niet terecht is, en jijin de stad." „Ik heb je nogal wat geholpen I" ant woordde ik bitter. „Kun je één oogenblik noemen, dat ik je tegen je verdriet of angst heb kunnen beschermen Ik liet je waar achtig stil chloroformeeren, tot op 't randje van den dood, voor ik je vond." „Maar je vond me toch," troostte ze mij. „En alleen maar het bewustzijn, dat je alles doet, wat je kunt „Hoe weinig 't ook is," vulde ik aan. „Het doet zoo goed, een vriend te heb ben, op wien men altijd rekenen kan," ver volgde zij, en het vriendelijkheidje steeg mij naar het hoofd. Had zij niet juist op dat moment een stofje in haar oog gekregen, ik geloof, dat ik Wardrop zonder aarzelen verwonnen en vertreden zou hebben. Nu verwon ik enkel het stofje, lang in één van haar blauwe oogen kijkend hetgeen niet half zooveel voldoening geeft als in twee en toen waren we in Bellwood. Wij vonden miss Letitia en Heppie in de be nedenhall, de laatste op haar knieën met een bijl. Tusschen hen in stond een pakkist, en zij waren druk aan 't onderhandelen, hoe ze die open zouden krijgen. „Geef hier de bijl," zei miss Letitia, op 't mo ment, dat wij binnenkwamen, „je hebt nu al kachel houtjes genoeg voor twee dagen." Met de bijl midden in de lucht werd ze ons gewaar, maar ze liet het wapen toch op den vijand neerkomen, en onze begroeting had plaats tusschen het houwen door. „Kom binnen" bom ,,'t zal wel verkeerd bezorgd zijn," bom „maar de vracht is be taald. Als 't spuitwater isbom Er brak iets daarbinnen. „Als 't spuitwater is," zei ik, „dient 't voor inwendig gebruik, niet voor hallkleeden." Geleide lijk nam ik de bijl over. „Ik herinner me een geval, dat een flesch haarwater stuk viel op een karpet, en een poos later zag 't er uit als een tijgerhuid." Ze keek achterdochtig toe, terwijl ik de krom gebogen spijkers recht wrong en de plankjes los werkte. Wat nieuwsgierigheid betreft, was miss Letitia een echte vrouw met eigen hand trok ze hoopen houtwol te voorschijn, en verzamelde het op een blauw schort van Heppie, dat op den grond lag uitgespreid. Het artikel, dat bezweken was onder de kracht van miss Letitia's zeventig jaren, lag bovenop. Het was een theepot geweest, van een fraaie steen-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 6