cDaarom
No. 20
VRIJDAG 1 AUGUSTUS 1930
387
soort. Ik heb nu even geroepen, uit mijn werk
kamer, en de dame, die mij terechtwijst, zegt, dat
't Kroon-Derby was. Toen kwamen er een massa
kopjes en schoteltjes, en nog meer artikelen van
hetzelfde materiaal. Ten slotte, toen de opwinding
begon te luwen, werd er een broodrooster gevonden
onderin een hoek, en de „0"'s en „Hé'"skwamen
opnieuw.
Eerst toen miss Letitia het allemaal op de tafel
in de eetkamer had uitgestald, en Margery, .in-
tusschen van haar overkleeren ontdaan, het moois
van alle vier de hoeken bewonderd had, begon miss
Letitia te vragen, waar het vandaan kwam.
Er was geen naam of teeken van een afzender,
maar terwijl miss Letitia een geschil met Heppie
had in de keuken, en Bella de hall aanveegde,
sprak Margery dezelfde gedachte uit, die ook in mij
was opgekomen.
„Als als tante Jane gezond was," zei ze
met trillende stem, „zou 't juist iets voor haar zijn."
Ik was van plan geweest, aanstonds naar de stad
terug te gaan, maar tante Letitia was door de kist
in een bijna zonnig humeur geraakt, en zij hield
niet op, voor ik meeging naar de kamer van miss
Jane, om te zien, hoe die in gereedheid was gebracht
voor den terugkeer van de bewoonster.
„Ik kan niet zeggen, dat ik begrijp, waarom
Jane Maitland midden in den nacht uit ging,"
zei ze. „Een soort gekkin is ze altijd geweest, en
volwassen is ze nooit geworden. Maar als ik haar
een beetje ken, komt ze terug en wordt ze bij de
familie begraven, al was 't alleen maar om te
zorgen, dat de man van Mary eruit moet.
En nu nog iets, Knox," ging ze voort, en ik zag
dat haar oude handen beefden. „Ik heb u den
laatsten keer gezegd, dat ik géén parels kwijt was.
De helft van die parels was van Jane, en ze
had het volste recht, om er negen-en-veertig te
nemen, als ze wou. Ze ze had me verteld, dat
ze er een paar wou wegdoen, én dat was ik ver
geten."
Ik geloof, dat het de eerste leugen was, die ze
ooit had uitgesproken in haar nauwgezet oud leven.
Ik vroeg me af, of ze gelijk had had miss Jane
de parels genomen En waarom
Wardrop was uit op een lange wandeling. Hij
kwam tegen vijven terug, en miss Letitia was aan
't redeneeren over ondergoed van negerkindertjes,
dus hadden Margery en hij een half uurtje vrij voor
elkaar. Ik had natuurlijk geweten, dat dit komen
zou, maar was toch zoo weinig met mijn gedachten
bij tante Letitia, dat ik niet wist, of 't ging over wit
ondergoed voor zwarte kindertjes of omgekeerd.
Toen ik eindelijk los kwam, stond Bella mij op te
wachten in de hall. Haar oogen waren rood van 't
huilen, en ze had een verkreukelde krant in de
hand. Ze begon opnieuw te snikken, toen ze pro
beerde te spreken, maar ze gaf me de krant, en
wees met een groven werkvinger naar een kolom
op de eerste bladzijde. Het was 't bericht van het
tragisch en geheimzinnig ongeval, dat mevrouw
Butler overkomen was. Er werd geen melding
gemaakt van Schwartz.
„Is zedood?" kon Bella eindelijk uitbren
gen.
„Nog niet, maar er is heel weinig hoop."
Schreiend en schokkend, terwijl ze zat op haar
geliefde plaats, de trap, vertelde Bella mij kort,
dat ze bij mevrouw Burtler had gediend van haar
zestiende jaar af, en pas was weggegaan, toen het
huishouden, door den dood van den echtgenoot,
was opgebroken. Meer kon ik niet uit haar krijgen,
maar langzamerhand werd Bella's aandeel in de
gebeurtenissen mij duidelijk.
Langzaam ook het was mijn eerste onder
vinding van die soort vormde ik mij een eigen
theorie. Het was een vreemde, maar die scheen te
passen op de feiten, die ik kende. Het verhaal van
Wardrop dien middag gaf mij meer licht.
Hij zag er beter uit, dan toen ik hem den laatsten
keer gezien had, maar het nieuws omtrent mevrouw
Butler trof hem zeer. Hij had 't in de krant gelezen,
evenals Bella, en bijna fier sprak hij mij aan, toen
ik de bibliotheek binnenkwam. Margery zat op
haar oude plaats voor het raam, naar buiten
kijkend en ik herkende dat moedeloos neer
hangen van haar schouders.
„Is ze bij haar bewustzijn?" vroeg Wardrop
gretig, wijzend op het krantenbericht.
„Nee, op 't oogenblik niet tenminste, 't is
niet waarschijnlijk."
Dat antwoord scheen hem te verlichten, maar
slechts voor een oogenblik. Toen begon hij zenuw
achtig heen en weer te loopen, klaarblijkelijk
aarzelend, wat hij doen zou. Hij scheen tot een
besluit gekomen te zijn hij schoof een stoel voor
mij naast dien van Margery.
„Ga zitten, en luisteren jullie alle twee," zei hij.
„Ik heb heel wat te zeggen, en ik wou het jullie
beiden zeggen. Als Margery de heele geschiedenis
gehoord heeft, zal ze waarschijnlijk geen grein
achting meer voor me hebben. Maar ik kan er
niets aan doen ik moet vertellen al wat ik weet
ofschoon 't eigenlijk nog zoo heel veel niet is.
Ik was gisteren niet zoo onnoozel, als jullie dachten,
Knox ik wist, waar de dokter heen wou. Maar ik
kon niet vertellen, wie meneer Fleming vermoord
heeft, want waarachtig, ik wist 't niet."
Ik ben mesjokke op muziek.
Ik heb een pathéfoon.
Ik heb een reuze radio
En ook een saxophoon.
Ik heb 'n mondharmonica,
Alsook 'n schuiftrompet.
En vier bazuinen staan er op
De hoeken van mijn bed.
Ik heb een piano en 'n pauk,
'n Cymbaal en mandoline,
'n Hobo, banjo en 'n fluit
Kun je ook bij mij bezien.
Dan heb ik nog 'n soort guitaar,
Violen en een bas.
'n Rimba en 'n xylophoon
Nog helderder dan glas.
Mijn naam is zelfs muzikaal,
Ik heet Judocus Snaar.
En bovendien houd ik 'i meest
Van 'n Mengelberg sigaar.
Ik hoop, dat al hetgeen ik zei
U in wo ooren knoopt.
En als u soms mat noodig hebt,
Mijn ZAAK naar binnen loopt.
VIERHOUT.
VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK
WARDROP'S VERHAAL
Tk moet beginnen bij den nacht, dat miss Jane
verdween óók al een ding, dat me wanhopig
maakte. Hoe konden jullie denken, dat ik daar de
hand in gehad had, terwijl zij als een moeder voor
me is geweest Als ze dood is, kan ze mij niet meer
vrij pleiten als ze nog leeft, en als we haar vinden,
zal ze vertellen, wat ik jullie vertel dat ik van
het heele ellendige geval niets weet."
„Daar ben ik van overtuigd, Wardrop," viel ik
hem in de rede. „Bovendien geloof ik, dat ik dót
geheim eindelijk doorgrond heb."
Margery keek mij aan, maar ik schudde het
hoofdhet was nog te vroeg om mijn gedachten
uit te spreken.
„De omstandigheden, die mij in verdenking
brachten, waren erg genoeg, maar met miss Jane
hadden ze niets te maken. Ik zal nog wat verder
moeten teruggaan naar den tijd, dat meneer
Butler schatmeester wasje vader, Margery,
was zijn kassier.
Butler was geen zakenman. Hij liet te veel
verantwoordelijkheid aan zijn ondergeschikten
over, en daardoor was hij niet tegen Schwartz
opgewassen. De kassier werd onvoldoende gecon
troleerd, en Butler was slordig. Je zult je de crisis
nog wel herinneren, Knox, waar drie banken mee
ten onder gingen, en toen bleek ook, dat er een
massa geld van den staat zoek was. Daar had
Fleming schuld aan. Het spijt me, Margery, maar
het is nu geen oogenblik om de dingen te ver
bloemen. Het was Fleming, die 't geld in de
gefailleerde banken had belegd, terwijl hij wist,
wat er gebeuren zou. Toen de klap kwam, hebben
Butler's borgen, om zelf vrij te loopen, al wat hij
bezat, ingepikt, tot den laatsten cent. Butler wou
niet vluchten, en ging toen voor een half jaar de
gevangenis in, voor een kleinere zaak, en toen hij
vrij kwam, schreef hij aan Schwartz en Fleming
hij hield vol, dat hij onschuldig was, en vroeg een
deel van het fortuin, dat zij gestolen hadden, om
zichzelf en zijn vrouw te kunnen onderhouden,
en hij dreigde met publicatie van sommige papieren.
Kort daarna werd zijn lijk gevonden, op een erf
bij „de Witte Kat".
Margery was doodsbleek, maar kalm. Ze zat, met
saamgevouwen handen in haar schoot, Wardrop
aan te kijken.
„Het was een treurige zaak," ging Wardrop
gedrukt voort. „Fleming werd na Butler schat
meester, en nam Lightfoot als kassier. Zoo bleef
de boel gedekt. Een- of tweemaal, toen er onver
wacht geld moest komen, bleek de schatkist
bijna leeg te zijn, en Schwartz sprong zelf bij.
Ik kwam in Plattsburg als privé-secretaris van
meneer Fleming, toen die schatmeester werd, en
van 't eerste oogenblik wist ik, dat de boel zoo rot
was als in geen anderen staat.
Schwartz en Fleming klampten zich aan elkaar
vast. Ze haatten elkaar, en dat kwam vooral door
het huwelijk van meneer Fleming met de vroegere
verloofde van Schwartz."
Margery keek mij aan, verbaasd en ongeloovig.
Mijn zwijgend antwoord bevestigde Wardrop's
woorden, en zij leunde achterover in haar stoel,
slap en krachteloos. Maar zij verstond nog alles,
wat Wardrop zei.
„De vrouw was een heel.gewoon persoontje,
maar 't schijnt, dat Schwartz nog altijd om haar
gaf, en kort na het huwelijk probeerde hij, meneer
Fleming overhoop te steken. Zoowat een jaar
geleden zei meneer Fleming, dat er weer een
aanslag op zijn leven was gepleegd, met vergif
hij was erg van streek, en na dien tijd is hij nooit
meer de oude geweest. Het ging slecht met de
geldzaken Schwartz en zijn bende stelden
eischen, waaraan bijna niet was te voldoen, en
daarbijFleming dorst 's avonds niet eens
alleen uit te gaan. Hij nam een man in dienst,
om hem te bewaken, een zekeren Carter, een
gewezen kastelein uit Plattsburg. Toen 't ook hier
in Manchester begon te spoken, nam hij Carter in
huis als butler.
Toen begon de Leenbank zwak te staan. Als die
sprong, kwam er een groot schandaal, en zou
Fleming moeten aftreden. Ze hadden daarvoor
een half millioen wisseltjes van hem, zonder dek
king, en de papieren met de handteekening van
Schwartz dorst hij niet te laten zien.
Ik schaam me geducht voor de rest van de
historie, Margery." Hij bleef stil staan en zag haar
aan. „Ik was verloofd met een meisje, dat alles ter
wereld voor me beteekende, en ik was privé-
secretaris van den staats-schatmeester, met een
vorstelijk salaris I
Meneer Fleming kwam hier terug, toen de Leen
bank op springen stond, en probeerde geld te
krijgen om den toestand te redden. Met een half
millioen zou 't gelukt zijn, maar dat kon hij niet
bij elkaar krijgen. Hij stond in precies dezelfde
conditie als Butler, alleen was hij schuldig en
Butler niet. Hij kreeg hier een beetje geld, en ik
ging naar Plattsburg met wissels en brieven.
Ik hoef niet te vertellen, wat ik daar heb door
gemaakt ik kwam terug met honderd en tien
duizend dollar, in een pakje in mijnRussisch-leeren
tasch. En met nog iets."
Voor het eerst aarzelde hij, of hij verder zou
gaan. Toen sprak hij vlugger voort, onze blikken
vermijdend.
„Ik had bij me niet in de tasch eenige
brieven, totaal vijf, geschreven door Henry Butler
aan meneer Fleming, en uit die brieven bleek, hoe
Butler de dupe was geworden, dat hij slordig was
geweest, maar niet oneerlijk. Had Butler die brie
ven bij het proces kunnen toonen, dan was alles
heel anders geloopen."
„Wou je die brieven verkoopen vroeg Margery
verontwaardigd.
„Ik was 't van plan, maar ik deed 't niet. Het
was me tenslotte een beetje te vies. Ik ontmoette
mevrouw Butler voor den tweeden keer van mijn
leven, hier aan de poort, toen ik dien avond van
den trein kwam. Zij had aangeboden, de brieven te
koopen, en ik had ze meegebracht om ze haar te
verkoopen." (Wordt voortgezet)