tl)aar mijn O ader?
Slot
426
VRIJDAG 15 AUGUSTUS 1930
No. 22
DE KEERENDE KUDDE.
((leoaert. Fill. Ortho).
D ZESENTWINTIGSTE HOOFDSTUK
LIEFDE EN EEN BRIEF
ien middag belde ik Margery op.
„Kom hierheen als je wilt," zei ik, „en breng
de sleutels van Monmouth Avenue mee. Ik heb
je een paar dingen te vertellen en een paar dingen te
vragen."
Ik haalde haar van het station. Mijn plannen
voor dien middag waren grootsch; zij omvatten,
naar ik hoopte, de oplossing van het tante-Jane
mysterie; zij omvatten ook een ritje door het park,
en een.enfin, daar zal ik van vertellen, als het
aan de beurt komt.
Gepastheidshalve wachtte Edith ons voor het
huis op. Het was nog gesloten, en had reeds in zoo
korten tijd een lucht van geslotenheid en mufheid
gekregen. Bij de deur van het salon liet ik hen
stilstaan.
„Nu gaan we een soort spelletje doen," legde ik
uit. „Een soort van „diefje, diefje, wie vangt 't
diefje," zonder diefje. We zoeken naar een la,
hoek of kast, waarin berusten, saamgebonden,
en zonder dat erop gelet is, of ze daar passen of
niet, een kleine revolver, twee haarborstels en een
kleerenborstel, twee of drie overhemden, een stuk
of zes boorden, en een stel nachtgoed, benevens
een klein plat pakje, zoowat twaalf centimeter
lang en vijf breed."
„Jongen, waar praat je toch over?" vroeg Edith.
„Ik praat niet, ik theoretiseer," legde ik uit.
„Ik heb een theorie, en die beweert, dat die dingen
DOOR MARY ROBERTS RINEHART
hier zijn. Zijn ze er niet, dan is 't mijn vergissing,
maar niet mijn schuld."
Ik geloof, dat Margery terstond begreep, wat ik
bedoelde, en daar Edith tot alles bereid was, be
gonnen we het onderzoek. Edith nam de bovenste
verdieping, want ze was, zei ze, er aan gewend, van
alles te ontdekken op de kamers van het personeel,
Margery bleef beneden en ik ging naar de tusschen-
verdieping.
De eerste tien minuten leverden niets op. In dien
tijd had ik twee kamers afgewerkt, en nu begon ik
aan het blauwe boudoir. En daar, op de bovenste
plank van een hoekbuffet met glazen deurtjes,
vond ik, wat ik zocht. De heele inventaris was er.
Ik stopte een klein pakje in mijn zak en riep de
meisjes.
„Het verlorene is gevonden," zei ik kalm, toen
we bij elkaar waren in de bibliotheek.
„Wanneer heb jij wat verloren vroeg Edith.
„Je wilt toch niet zeggen, Jack Knox, dat je ons
hier gebracht hebt om je te helpen zoeken naar
een oude pyama en een paar schuiers?"
„Ik heb jullie hier gebracht om tante Jane te
vinden," zei ik, een brief en het pakje uit mijn zak
halend. „Zie je, mijn theorie klopt. Hier is tante
Jane, en daar is het geld uit de leeren tasch."
Ik lei het pakje in Margery's schoot, en sneed den
brief open. Ik las voor
„Mijn lieve nicht,
Ik schrijf aan jou, omdat ik
niet weet, wat ik tegen zuster Letitia zou moe
ten zeggen. Ik loop wegIk loop weg
Liefje, ik durf 't haast niet eens te schrijven,
heelemaal alleen in dit leege huis. Ik heb een
kopje thee gedronken uit een van je mooie
kopjes, en een dutje gedaan op je heerlijke
rustbank, en zoodra 't donker is, ga ik op
den trein naar Boston. Als je dit leest, ben
ik op zee, op de zee, schat, waar ik over heb
gelezen en waar ik van heb gedroomd en die ik
nooit gezien heb.
Ik ga werkelijkheid maken van een droom van
veertig jaren bijna tweemaal zoolang als jij
hebt geleefd. Je lieve moeder is overzee geweest,
voor ze stierf, maar ik mocht nooit, wat ik graag
wou. Ik hoorde tot de menschen, die oogen
hebben om te zien en toch niet zien. En daarom
ben ik weggeloopen. Ik ga naar Londen en
Parijs en naar Italië, als het geld, dat je vader
me voor de parels gegeven heeft, toereikend is.
Ik heb al een jaar lang circulaires van scheep
vaartmaatschappijen laten komen, en ik heb 'n
schriftelijken cursus in Fransch gevolgd. Daarom
vroeg ik altijd, of je Fransche liedjes wou zingen,
liefje; ik wou 't accent leeren. Ik geloof, dat ik
me best zou redden, als ik Fransch mocht zingen,
in plaats van spreken.
Ik ben bang, dat zuster Letitia gemerkt heeft,