DOOR OCTAVUS ROY COHEN 454 VRIJDAG 22 AUGUSTUS 1930 No. 23 Het poppenhuite Vohndnm De Gebrandmerkte Ze zijn niet gek ze weten, dat jij het deed. Ik wil je alleen maar duidelijk maken, dat, wanneer ze tot arrestatie overgaan, je niet bang behoeft te zijn. Zie je Bob deze misstap is de mijne niet de jouwe." Bob zocht vergeefs naar woorden „Ik begrijp niet, waar u heen wilt, mijnheer Borden." „Ik tracht je te doen begrijpen, dat je veilig bent. Als je er op staat, me te ruïneeren, zal ik trachten, het met een glimlach te verdragen. Jij hebt recht op veiligheid. Je hebt recht op vergoe ding voor een vroegere onverdiende straf. Ik heb mijn houding definitief vastgesteld. Mijn mede-commissarissen hebben me drie dagen ge geven om de stukken te voorschijn te brengen. Ik zal die drie volle dagen wachten. Dan zal ik naar hen toe gaan en zeggen, dat ik te kort geschoten ben. De obligaties zijn weg, en ik heb niets om hun In ruil daarvoor aan te bieden. Er is niemand onder hen, die niet ten volle gelooft in mijn eerlijkheid. Oéén van allen denkt, dat ik zou stelen. Ze hebben me reeds gezegd, dat ze je zullen laten arresteeren en veroordeelen voor dezen diefstal. Maar ik kan ze voorkomen en dat zal ik ook doen." Zijn stem brak plotseling af. Bob stelde één enkele vraag. „Hoe?" „Eenvoudig genoeg, Bob. Daar 't mij ernst is met mijn meening, dat, wèt je ook doet, voor mijn verantwoording komt, zal ik mijn vrienden ver wittigen, dat op 't oogenblik, dat ze maatregelen treffen voor jouw arrestatie, ik mezelf zal gaan aangeven en bekennen, dat ik die obligaties gestolen heb. Dat zal jouw veiligheid waarborgen, Bob. Ze kunnen nooit een man veroordeelen voor een misdaad,die een andere man bekend heeft, wel?" Borden stond op en keek op Bob Terry neer. Hij leek oud en tóch niet gebroken. Nooit te voren scheen hij zóóveel kracht te hebben bezeten als op dit oogenblik. „Je wraakneming is schitterend geslaagd, niet waar, Bob?" Zijn stem werd weemoedig. „En misschien, wanneer al deze noodelooze ellende voorbij is, dat je me dan een beetje beter zult leeren begrijpen, denk je ook niet Bob bewoog zich niet. Hij zat voorovergebogen, en staarde naar den grond. Hij voelde zich onuitsprekelijk, onbeschrijfelijk nietig. Hij sprak niet. Hij voelde, dat hij zichzelf niet kon, niet durfde vertrouwen, wanneer hij eenmaal begon te spreken. Hij sprong plotseling op en liep de kamer en het huis uit. ZES EN DERTIGSTE HOOFDSTUK Bob Terry bracht een slapeloozen, ellendigen nacht door. De zaken waren niet verloopen, zooals hij verwacht had. Er was geen wanhoop, waar hij die gehoopt had te zullen zien, en geen gewaar wording van geluk en triomf in zijn eigen hart, nu hij eindelijk zijn doel bereikt had. Hij voelde een onwillige bewondering voor Peter Borden hij wènschte Peter Borden niet te bewonderen. Hij vermeed het kantoor en zijn vrienden. Hij probeerde het met een wandeling, VI *-y si in de hoop dat"de gezonde buiten- lNO. Z*\J lucht hem zou helpen, de duisternis in zijn geest te verdrijven en helder te maken, wat hij nu als door een nevel zag. Niets scheen te helpen. Hij kon met geen mogelijkheid logisch en rustig denken. Hij was niet bang. Hij had vertrouwen in Carmody, en nu had Peter Borden hem nog onver wachte bescherming toegezegd. Borden's houding beroofde Bob's positie van alle glorie. Indien de man zich aan zijn voeten gekromd had, zou Bob wreed geweest zijp en zich beroemd hebben op zijn eigen wreedheid. Maar Borden had Bob's sterk-persoonlijken aanval eenvoudig opgevat als een onpersoonlijken tegenslag.... Lois ook'zij was een verrassing. Hij had haar éénmaal gezien in den loop van den dag. Zij reed in den auto door het park met Bruce Richardson. Richardson's stil, zacht gezicht scheen te stralen van een vreemd geluk dat van Lois stond strak. Geen van beiden zag Bob en hij was daar blij om. Hij kende Lois minder goed dan hij zich steeds verbeeld had. Maar wat dat betrof, in deze crisis scheen hij niémand goed te kennen. Zelfs Kathleen niet. Hij was teleurgesteld in Kathleen. Hij had verwacht, dat ze zich vol af schuw zou afwenden. Inplaats daarvan bleef ze rustig en..scheen met hem te sympathiseeren. Vreemd en onlogisch dat hij dat niet van haar verdragen kon I Natuurlijk, ze was de nicht van een misdadiger, en privé-secretaresse van een man,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 14