GOEDE REIS
No. 23
VRIJDAG 22 AUGUSTUS 1930
447
medaille, Harry Hillard, Bradmere's gewaardeerde
kunstschilder, en Dr. Paul Rugby, een plaatselijk
geneesheer, bp en verdwenen in een kamer, die
achter het podjum was gelegen. Zij. vormden de
jury.
Ma een poosje kwamen ze terug. Zij keken ern
stig en voelden blijkbaar het gewicht hunner ver
antwoordelijkheid. Toen kwam Bill eensklaps
tot het bewustzijn, dat Rita's naam, Rita Holiday,
was uitgesproken door John Worth.
En Rita zelfZe had haar naam natuurlijk hoo-
ren afroepen. Ze stond op, 'n beetje bevend en
duizelig, draaide wat rond bij haar stoel en ging
weer zitten. Ze had een vergissing begaan, een af
schuwelijke vergissing. Ze had zóó aanhoudend
van de medaille gedroomd, dat nu....
,,Rita Holiday 1" dreunde de stem van' John
Worth voor de tweede maal. ,,WiIt u zoo goed zijn,
hier te komen
Het schemerde haar voor de oogen. Haar buren
dwongen haar, op te staan, stemmen fluisterden
haar iets toe. Mechanisch bewogen zich haar Voeten
in de richting van het podium. Ze was bijna ge
noodzaakt, tastend haar weg tg zoeken tusschen de
stoelenrijen. Gestalten schenen vóór haar op te
rijzen en haar het voortgaan te beletten. Toch ging
ze voort, met opgeheven hoofd, en in haar oogen
lag de fiere blik, die, naar Bill's voorspelling, een
maal de wereld aan haar voeten zou brengen.
Terwijl ze hem langzaam voorbijging, strekte
hij de hand uit en legde die zachtjes op haar arm.
Ze wendde zich om en keek hem in de lichte grijze
oogen. Een breede, maar ietwat benauwde glim
lach lag op Bill's gelaat en plotseling kwam Rita
geheel itot zichzelf. Ze wierp haar vriend een blik
van stralende vreugde toe en zag vervolgens óp
naar het glimlachende gezicht van John Worth.
Terwijl het doodstil in de zaal was, wenkte deze
heer haar naar het podium, en toen het tengere,
donkere meisje naast hem stond, wendde hij zijn
aandacht naar het gehoor.
„Ik heb vanavond een paar woorden tot u te
zeggen, mijne vrienden," begon hij met zijn diepe,
welluidende stem. „Op de eerste plaats moet ik
bekennen, dat ik verrast ben, heel erg verrast.
Op het stuk papier, dat ik in de hand houd, vind
ik opgeteekend, dat de juryleden éénparig van
oordeel zijn, dat aan miss Rita Holiday van Ever
green Island de Worth-medaille moet worden toe
gekend." Hij draaide het hoofd om en glimlachte
welwillend tegen het meisje, dat hevig ontroerd
naast hem stond. „Als u mij wilt veroorloven,
een beetje grappig te zijn, zou ik zoo zeggen, dat
vanavond een donker paardje van Evergreen Island
naar Bradmere is komen galop_peeren. Aangezien ik
een oud man en zelf vader ben, zult u het mij wel
niet kwalijk nemen, als ik zeg, dat het een heel mooi
donker paardje is Rita Holiday 1"
Applaus deed de zaal tot haar grondvesten schud
den. Over Rita's schoonheid moesten alle aanwe
zigen het wel eens zijn, en de kleine man, vóóraan
in de middenrij, wischte steelsgewijze z'n oogen af.
Eindelijk deed men zijn Rita recht wedervaren 1
„Ik hoor van de juryleden," ging Mr. Worth
voort, toen het weer stil was geworden, „dat nie
mand van hen ooit van miss Holiday gehoord had.
We mogen Evergreen Island gelukwenschen en
we mogen de stad Bradmere gelukwenschen. De
andere jongedames, die ons vanavond met hun
welsprekendheid hebben verheugd, zijn mij wel
bekend. Telkens als er een het podium verliet, zei
ik tot mezelf„Ongetwijfeld zal deze of die de
gelukkige winnares zijn Maar toen kwam het don
kere paardje uit Evergreen Island 1 Gij, mijn waarde
vrienden, hebt evenals de juryleden in betoovering
naar haar geluisterd, en ik ben overtuigd, dat gij
het met ons eens zult zijn, dat zij de gouden medail
le verdient, die voor de beste speech beschikbaar is
gesteld."
Toen richtte hij het woord tot Rita persoonlijk.
Zij zag zijn vriendelijk gelaat als door een nevel.
Zijn woorden drongen eerst zachtjes tot haar door,
maar dreunden ten slotte in haar ooren. Haar zenu
wen waren tot het uiterste gespannen. Maar de
laatste opmerkingen, die hij maakte, klonken dui
delijk in haar hoofd, om ze nooit meer te vergeten.
„Miss Holiday, u moogt vanavond mijn meest
oprechte gelukwenschen mee naar huis nemen.
Niet, omdat u een gouden medaille hebt verdiend,
maar vanwege het groote talent, dat u geschonken
is. God is buitengewoon goed voor u geweest,
mijn kind. U bent een begaafd meisje, en Brad
mere hoopt nog groote dingen van u te hooren."
Profetische woorden, waarvan de kern in Bill
Pock's hart had geleefd, sinds Rita Holiday haar
kinderversjes had opgezegd en haar kinderliedjes
had gezongen aan zijn knie. Zijn handen waren
rood van het applaudisseeren, toen hij opstond om
zijn meisje mee terug te nemen naar Evergreen
Island.
„Goeie hemel, Bella," zei hij 's avonds laat tot
zijn vrouw, „Rita nam die Worth-medaille in
ontvangst, alsof ze heel haar leven niet anders
gedaan had 1 En prima goud, moet ie weten
Oude Kees was nog wel pittig,
Maar werd strammer op den duur.
Hij liad 7.00 z'n moeilijk loopje
Van de bank tot aan de schuur.
Op het koekje moest hij rusten.
F.n dan zuchtte hij pens wat.
Als ie bij z'n bank terugkwam.
Was ie blij. dat ie weer zat
Hij was lang niet hulpbehoevend.
Of wat stuntelig, o nee.
Maar z'n oude onderdanen
Wilden toch niet goed meer mee,
Dat kwam enkel door de jaren.
Monter keek hij meestal rond.
En hij voelde nog voor grapjes,
Want z'n hart was kerngezondi
Hij hield veel van buiten wezen.
Van de bloemen en de lucht.
Van de lichte, vrije verten,
En dan kwam er vaak een zucht,
lis hij zich wist opgesloten
Tn de stralende natuur,
Als een hulpetooze zoeker
Tusschen 't bankje en de schuur
nog eenmaal in de widen
Heel gelukkig rond te zien.
Set zoo ver als je kon kijken.
Dan werd alles goed misschien.
Dan kon hij weer jaren leven
Op z'n kleine stukje grond.
En hij zat ontroerd te denken.
Of zooiets voor hem bestond.'
Oude Kees hééft rondgekeken.
IVaar de vrije velden zijn.
Oude Kees is meegenomen
Door een auto zacht en fijn!
Rechtop zat ie in de kussens.
Welk een wondermooi begin,
Iemand bracht hem van zijn bankje
Zóó de wijde wereld in!!
's Avonds kon ie haast niet vatten.
Dat hij 't rverk'Iijk was geweest.
En het blijft voor hem nog jaren
Een verkwikkend levensfeest
t tij. die hem hebt rondgereden
Door een heerlijk paradijs,
Oude Keesje menscht V bevond
Heet Uw levenloede reis
KROES.
Haar naam zal er in gegraveerd worden, naar ze
zeggen."
„Ach, zoolang ze dat ding niet kan uitgeven of
opeten," zei Bella vinnig, „zie ik niet in, waar het
goed voor is."
Sommige menschen hebben heelemaal geen
romantiek in hun karakter. Bella Pock was een
van die menschen. Een gouden medaille met je
naam erop beteekende niets voor haar. Een vijf
dollar-biljet, of zelfs een zilveren guldenstuk was
altijd handig om in huis te hebben. Je kon het uit
geven. Misschien redeneerde Bella op die manier,
omdat er zoo weinig geld in de lade van de Pocks
was, en ze konden het toch zoo goed gebruiken I
Bill troostte haar door haar te vertellen, dat hij
voor vier heele dagen werk had met het herstellen
van oude schilderijlijsten. Harry Hillard, de kunst
schilder, had hem dien avond dat buitenkansje
bezorgd.
„Dat heb ik waarschijnlijk te danken aan het
succes van Rita," verzekerde hij.
Toen zocht Bill zijn bed op, vermoeid maar
gelukkig. De fijne lui van Bradmere hadden dien
avond zonder onderscheid hun blik moeten richten
naar Evergreen island, waaruit een donkeroogig
meisje was opgedoken, dat haar uur van glorie
had gekend, om daarna weer terug te keeren tot de
alledaagsche duisternis.
HOOFDSTUK M.
DE BLACKSTONES.
F"\p den morgen na den strijd om de Worth-me-
daille zat Blanche Blackstone in de schitterende
loggia van haar huis, blijde dat ze een oogenblik
kon rusten. Eerst weinige minuten tevoren was ze
teruggekeerd uit Boston, waar haar zoon, Edmond
Rixby, z'n diploma had behaald aan de Harvard-
Universiteit.
Het verblijf der Blackstones lag tegenover de
baai. De achterzijde zag met een indrukwekkend
aantal vensters uit op de Shore Road, een breeden
straatweg, die zich met vele bochten slingerde
tusschen steenen muren en eeuwenoude boomen.
Het bij het huis behoorende park, dat prijkte met
een weelde van boomen, heestergewas en bloemen,
was reeds vele jaren een van de bezienswaardig
heden der streek. Slechts John Worth kon zich erop
beroemen, een tuin te bezitten, die even groot
a's welverzorgd was.
Calow, de butler der Blackstones, een onderdanig
personage en in zijn vak uitstekend geschoold,
verscheen om te zeggen, dat Mrs. Blackstone aan
de telephoon werd verlangd.
De boodschap, die Blanche ontving, was kort
en nadrukkelijk. Ze haalde ongeduldig de schouders
op, terwijl ze den hoorn ophing. Tusschen haar
gewelfde wenkbrauwen vertoonde zich een rimpel.
Zou haar ongetrouwde schoonzuster blijven lun
chen Blanche zag er erg tegen op, Henriette
Blackstone aan de lunch bij zich te hebben. Zij kon
haar eigenlijk op geen enkel uur van den dag uit
staan. Soms was ze werkelijk genoodzaakt zich ter
ruste te begeven na een bezoek van die praatzieke
dame.
Mrs. Blackstone verliet de telefooncel en schreed
door de ruime hall naar een kamer aan haar rechter
hand, waar zij zonder aarzeling binnentrad.
Een jongeman, slank en blond, met diepglan-
zende opvallend blauwe oogen, stond op, 'n boek
met etsen in de hand. Die jongeman was Edmond
Rixby, de eenige zoon van Blanche. Hij leek niet
op zijn moeder. Hij was even blond als Blanche
donker was.
„Hallo, moedertje 1 Kom binnen en ga zitten,"
glimlachte hij. „Wat is er aan de hand
„Niets bijzonders, zou ik denken, m'n jongen,"
was haar antwoord, terwijl ze den stoel nam, dien
Edmond haar aanbood. „Alleen is je tante Hetty
op weg naar hier. Ze heeft juist getelefoneerd.
Ach, ik had liever vandaag geen bezoek gehad. Ze
heeft er zeker niet aan gedacht, dat je zes maanden
van me weg bent geweest en eerst vandaag terug
bent."
„Hoe vervelendriep Edmond uit. „Tante
Hetty heeft er slag van, altijd te komen, als men
haar niet kan gebruiken."
„Dat is zoo," zuchtte Mrs. Blackstone. „Maar,
lieveling, je zult op je woorden passen, nietwaar
Door de telefoon leek ze in 'n erg kwade bui te zijn.
Ze zei iets over een donker paardje, en toen ik haar
vroeg, wat ze daarmee bedoelde, schreeuwde ze
als 't ware, dat ze spoedig zou komen. Ik geloof,
dat ze boos is over iets."
„Dat is ze altijd," was Edmond's meening. „Don
ker paardje!" Toen begon hij te lachen. „Zou het
niet grappig zijn, als ze ging wedden bij de races
„O, m'n beste," lachte Blanche, „dat is bijna
majesteitsschennis. Evengoed kon de hemel in
vallen als dat Hetty op een paard ging wedden.
Waar ben je mee bezig, m'n zoon
„Ik ben etsen aan 't bekijken," antwoordde hij.
„Zie deze eens Is het geen juweel Moedertje,
ik zou het volgend jaar graag in Parijs gaan stu-
deeren."
„Dat zul je," gaf Blanche ten antwoord, „en ik ga
met je mee."
Een poosje bleef ze naast hem zitten, diep-inner-
lijk genietend van zijn kinderlijke vereering voor
de oude meesters.
Plotseling ging de. bel. (Wordt voortgezet)