No. 24
VRIJDAG 29 AUGUSTUS 1930
475
Na een minuut of vijf begonnen zijn blikken ruste
loos door het bescheiden zaaltje te zwerven hij
vreesde Carmody te zien, of Peter Borden, of
Willie Weaver, den lispelaar. Of Eddie Mulcahy,
Carmody's stillen verklikker.
Kathleen Shannon stond naast het tafeltje, vóór
hij gemerkt had, dat ze was binnengekomen, en hij
wierp haar een verschrikten blik toe. Ze glimlachte
geruststellend.
„Heb je de obligaties, Bob
Hij schoof ze naar haar toe. „Ze zitten in die
krant." Toen: „In Godsnaam, wees voorzichtig,
Kathleen."
„Ik zal ze niet verliezen."
„Dat bedoel ik niet. Ik bedoel,
dat ik bang ben om die dingen in
de buurt te hebben. Je weet niet,
wat ik vanmorgen heb uitgestaan."
„Wroeging
„Ik weet 't niet. Heusch, ik weet
't nietmisschien is 't wroeging
en misschien ook alleen maar angst.
Je hebt me schrik aangejaagd. En
ik zou in geen geval willen, dat jij
in deze ellendige zaak betrokken
werd."
„Tob daar niet over, Bob."
Haar stem was opgewekt, haar
oogen schitterden onnatuurlijk.
„Alles zal héél goed in orde ko
men. Dat zul je zien."
„Heb je gepakt?"
„Ja."
„En we trouwen in Chicago?"
„Weet je heel zeker, dat dót 't is,
wat je verlangt, Bob
„Maar natuurlijk."
„Zooals je wilt dan Hij
merkte op, dat haar wangen letter
lijk krijtwit waren.
De kellner verscheen en ze be
stelden hun lunch. En omdat ze
allebei in een verschrikkelijke span
ning verkeerden, babbelden ze met
gewilde luchtigheid. Het zaaltje
liep geleidelijk voler was ge
schuifel met stoelen, geslof van
voetstappen, gerinkel van servies
goed en eetgerei. Hij zag Kathleen
over het tafeltje reiken, het pakje
obligaties uit de krant overbren
gen in het handtaschje, dat ze bij
zich droeg, en daarna de krant
weer samenvouwen en goed zicht
baar op tafel leggen. Ze scheen
van moed en kracht te stralen,
en Bob voelde zich wat rustiger
worden. Maar hij was niet geluk
kig. Een soort verbijstering hield
hem nog steeds bevangen en hij had
een voorgevoel als van een nade
rende tragedie.
Kathleen speelde met haar vork.
Plotseling stond ze op en deed een
paar stappen. Haar gezicht was
lijkwit, maar er was een glimlach
om haar lippen en ze strekte haar hand uit.
Bob's verbaasde oogen volgden haar.
„Lois
Zij glimlachte hem toe een weemoedig, ver
moeid glimlachje, dat zonderling levenloos scheen,
en als van verren afstand hoorde hij Kathleen's
koele, rustige stem
„Neemt u dezen stoel, juffrouw Borden. Ga
zitten, Bob."
En toen zaten ze rond het tafeltje Kathleen
Shannon, de nicht van een misdadigerLois
Borden, de dochter van den man, dien Bob ten
onder zocht te brengen en Terry zelf. Bob's
lippen waren opeengeklemd, hij keek van de een
naar de ander, een blik van niet-begrijpen in zijn
oogen. Hij besefte, dat geen der beide meisjes
zich op haar gemak gevoelde. Uiterlijk, ja maar
haar innerlijke onrust viel voor een scherp op
merker niet te verbergen.
Lois Borden hierZeker niet toevallig. Bob
zette zijn tanden in zijn onderlip en beet door, tot
hij een scherpe pijn voelde. Dat scheen te helpen.
Hij bleef stil zitten en keek strak naar zijn bord,
wachtend tot een van de anderen zou spreken.
Het was Kathleen, die het eerst de stilte verbrak.
Hij zag haar het handtaschje open maken en er het
pakje in bruin papier uitnemen, dat twee honderd
duizend dollar aan obligaties bevatte. Heel kalm
overhandigde zij dit aan Lois Borden.
„Hier, juffrouw Borden," zei ze rustig, „zijn de
obligaties I"
Lois' oogen gingen wijd open. Ze omklemde het
pakje met twee handen en staarde voor zich uit.
Bob knipperde met de oogen. Kathleen verbaasde
hem niet zóó als Lois. Hij zou gedacht hebben
Maar neen, Lois was ontegenzeglijk verbijsterd.
„U zult ze allemaal compleet vinden, juffrouw
Borden. U wilt ze wel dadelijk aan uw vader
geven."
Lois had moeite om verstaanbaar te spreken.
Haar blik hing vol dankbaarheid aan Kathleen's
gezicht.
„Deed dit voor me
„Ik? Neen, werkelijk niet." Kathleen sprak
zachtjes, maar ieder woord hamerde in Bob
Terry's hersens. „Bob deed het. Ik was er aldoor
zeker van, dat hij 't doen zou. Ziet u, juffrouw
Borden, Bob is geen dief. Hij heeft er geen aanleg
voor. Hij haatte uw vader of meende zelf, dat
hij dat deed. Hij concentreerde heel zijn innerlijk
leven op die ééne gedachte quitte met hem te
worden. En toen men hem deze kans voorspiegelde
werd hij meegesleept. Begrijpt u
„Ja." Het fijne blonde hoofd was licht gebogen.
„Maar hij heeft zich sindsdien ellendig gevoeld.
Niet omdat hij bang was, ziet u, maar
„Ik was wél bang," viel Bob in de rede. „Ik was
krankzinnig bang. En laat me je één ding duidelijk
maken, Lois ik heb dit niet bedacht. Het was
Kathleen. Ik zou het nooit gedaan hebben."
Hij keek haar uitdagend aan. Kathleen stelde
hem een vraag.
„Ben je blij, dat ik dit gedaan heb, Bob
Hij aarzelde, toen knikte hij. „Ik geloof het wel.
ik weet 't niet zeker 't is nog niet allemaal
helder voor me. Maar ik geloof wel, dat ik blij ben."
Kathleen keerde zich weer tot Lois „Het was
de eenig juiste oplossing voor hem. Hij heeft zijn
kans tot wraakneming op uw vader gehad, en hij is
er nu overheen. Die veete is vergeten, is 't niet,
Bob
„Ja."
„Ik begrijp, dat mijn houding je op 't oogenblik
meer verbaast dan ooit. Maar ik meende, dat ik,
door zóó te doen, jouw belang het best diende.
Door je schijnbaar gelijk te geven en je steeds te
herhalen, wat je zelf tegen beter weten in graag
wilde gelooven, bereikte ik juist, dat je oogen
voor de waarheid geopend werden. Zoodra je je
eigen meeningen uit den mond van een ander
hoorde, moesten ze je wel valsch
in de ooren klinken. Had ik je
dadelijk scherp mijn meening ge
zegd, dan had dat je slechts kramp
achtiger doen vasthouden aan je
geloof in je goed recht. Je ver
achtte mij in je hart, omdat ik je
gelijk gaf ik viel je tegen en dót
deed je je ongelijk inzien.
Ziet u, juffrouw Borden, hij
voelde zich ongelukkig, omdat
hij van nature rechtschapen is.
Hij wilde alleen maar niet toege
ven. Maar hij is nu tot rust ge
komen, en dat zou misschien nooit
gebeurd zijn zonder deze ongeluk
kige geschiedenis. Hij zou altijd
zijn blijven meenen, dat alleen die
wraak hem geheel kon tevreden
stellen, en nu heeft hij door onder
vinding begrepen, dat dóórin zijn
redding niet gelegen is. De fout
was begaan maar ik heb gezorgd,
dat hij niet tot 't uiterste dwaalde
ik heb hem belet, verder door te
zetten
„Ik begrijp het, juffrouw Shan
non. Ik begrijp, dat u prachtig ge
handeld hebt. Ik ben te geschokt
om veel te kunnen zeggen."
Bob kon geen van beiden in
het gezicht zien. Hij zat met neer
geslagen oogen, maar zijn hersens
werkten koortsachtig.
Hij voelde, dat Kathleen gelijk
had. Zij had hem teruggehouden
van den rand van den afgrond en
hem geluk en veiligheid terugge
geven. Zijn verbittering jegens
Peter Borden was voorbij, nu hij
enkele uren lang den ouderen man
in zijn macht had gevoeld. Hij
was gered tegen wil en dank,
niet door zijn eigen kracht, maar
hij voelde toch, dat hij door deze
ondervinding sterker geworden was.
Hij voelde met zekerheid, dat zijn
toekomst goed en schoon zou zijn,
dat hij bevrijd was van de duister
nis en verwarring van de laatste
jaren en vooral van de maanden,
die sedert zijn invrijheidstelling
waren verloopen.
Hij voelde behoefte, dit alles onder woorden te
brengen, en wist, dat hij het niet zou kunnen. Het
nieuw en heerlijk besef van vrijheid was te machtig
om het te kunnen uitspreken. Hij hoorde Kathleen
spreken.
„Ik denk, dat daarmee alles gezegd is, juffrouw
Borden voor zoover het de obligaties betreft."
„Ja. Ik zal niet trachten u te danken
„Nee, doe dat niet. Alstublieft niet. Ik wist, dat
Bob me dankbaar zou zijn." Ze aarzelde een oogen
blik, toen ging ze zenuwachtig voort. „Ik heb nóg
iets te zeggen, eer ik wegga. Het is précair en
heel persoonlijk en ik koos met opzet deze pu
blieke plaats om het te zeggen. Ziet u, we zijn nu
tóch allerlei dingen aan 't ophelderen, en we kunnen
't nu beter ineens grondig doen." Ze aarzelde weer,
toen zei ze ferm „U weet, juffrouw Borden, dat
Bob en ik verloofd waren."
„Waren Bob stiet de vraag uit.
„Ja, Bob waren."
Hij voelde zich verstarren. „Wat bedoel je,
Kathleen
Ze gaf hem geen antwoord. In plaats daarvan
richtte ze zich tot Lois.
(Slot volgt)
l)e ophaalbrug te liodegraoen.