No. 25 VRIJDAG 5 SEPTEMBER 1930 493 voor je. Mr. Trevaldwyn, mijn organist dat is de leermeester voor jou." De predikant liet zijn stem zakken en vervolgde „Die arme kerel verloor een vinger in den oorlog doch hij speelt nog schir- tcrend kom mee, dan zal ik je aan hem voor stellen." Aldus maakte Richard kennis met mr. Trevald wyn en voordat zij tijd en condities overeenkwamen ging de organist regelrecht naar de piano en sloeg een noot aan. „Zing eens do," zei hij. „Do," zong Richard, tamelijk beverig. „Niet bang zijn," moedigde de leermeester aan. „Nog eens, als 't u blieft." „Do," zong Richard met meer moed. „Dat is beter. U heeft een goed gehoor, mr.Goldy, en u heeft een stem, doch weet die niet te gebrui ken. Zong u al eens in 't publiek „Ja, alleen op dorpsconcerten." „Zoo. Laat mij u den raad geven niet eerder in 't openbaar te zingen, voordat ik u een tijd onderwezen heb. U zult uw stem anders geheel vernielen. Welken dag schikt het u „Dat laat ik aan u over. Ik kan mij geheel naar uw tijd schikken." „Zeer vriendelijk van u. 't Is een feit, dat ik op 't oogenblik verscheidene leerlingen heb." „Werkelijk Ook uit Laag-Martindale „Ja, maar ieder verzocht mij er niet over te spreken." i „Zoo Heeft u er bezwaar tegen mij te zeggen of het dames of heeren zijn „Neen. Het zijn allen heeren." Thans was Richard er van overtuigd, dat Bruff, Gazely, Pennycook en Applegarth hun geluk be proefd hadden. Zij moest aan ieder hetzelfde ant woord gegeven hebben, met het resultaat, dat zij allemaal in 't geheim de lessen van mr. Trevaldwyn volgden 1 Haastig overzag hij hun kansen. Bruff kon brullen als een leeuw, maar zingen kon hij niet. Gazely, de hulp-prediker had een aangenamen tenor een beetje schraperig soms, doch de orga nist zou dat wel genezen. Ja, Gazely zou een gevaar lijken concurrent worden. Pennycook had een stem als een jankende hond en Applegarth was te oud. „Ik wensch dadelijk met de lessen te beginnen, mr. Trevaldwyn wanneer denkt u, dat ik in 't openbaar zal kunnen zingen „Indien u ijverig studeert, mr.Goldy, en mijn aanwijzingen nauwkeurig volgt, zoudt u op mijn concert, dat ik over tien weken geef, kunnen zingen." „Uw concert? Geeft u een concert?" „Ja. Ik wil den menschen eens laten zien,wat mijn leerlingen presteeren. De predikant heeft mij een zaal in de parochie beloofd en ik hoop er een ge slaagden avond van te maken." „Ik geloof niet, dat ik dan al in staat zal zijn op te treden," zei Richard. „Oh, in tien weken doen wij wonderen met uw stem, ik zal u niet laten optreden, als ik van uw slagen niet overtuigd ben." „Zingen uw uw andere leerlingen ook op het concert „Ik hoop het. Wat betreft één leerling, heb ik het volste vertrouwen de anderen beloven niet zoo veel voor de toekomst." Gazely 1 Gazely was de man Hij zou op het podium staan in zijn lange, zwarte jas en zijn hagel witte boord, met zijn cngelachtigen glimlach en zijn glad, blond haar. „In orde," riep Richard uit. „Ik wil het wagen. Laten wij dadelijk beginnen." „Heel goed." Mr. Trevaldwyn nam aan de piano plaats en sloeg aan „Do-re-mi-fa-sol-la-si-do 1" zong Richard. Na een half uur was hij rijp voor „De blauwe Zwaan", doch hij ontdekte Bruff in het café en maakte, dat hij wegkwam. Hij zag er van af in de nabijheid van zijn vader toonladders te zingen, daar deze er nijdig om werd. Deze moeilijkheid werd uit den weg geruimd, door dat Richard de gewoonte aannam in de badkamer te zingen. Er was gelukkig geen badkamer in het huis, waar Gazely zijn kamers had de hulp-prediker moest tevreden zijn met een badkuip. Doch hij ontmoette Gazely meermalen op weg naar Hoog- „Goeden avond," mauwde Richard. De hulp-prediker verliet het huis om even later op zijn teenen terug te komen en zich muisstil naar een kleine kamer aan 't einde der hall te begeven. Mr. Goldy was er reeds. „Hm deed mr. Gazely verbaasd. „Zij is binnen," fluisterde Richard heesch. „Waar stamelde de hulpprediker. „In deze kamer met Trevaldwyn. Ik zag hun gestalten op het gordijn." „Ik wist niet, dat zij hem kende." „Ik ook niet. Maar zij wel kijk De schaduwen verschenen weer op het gordijn. Zijn profiel keek naar beneden en het hare naar boven. Hun neuzen kwamen al dichter naar elkaar toe. De hulpprediker kon nauwelijks ademhalen. Nu ontmoetten hun lippen elkaar. De kleine man tril de op zijn beenen en zocht steun bij Richard. „Dit is geen plaats voor ons!" fluisterde hij. „Eén oogenblik 1" Petunia sprak nu. De deur moest niet goed gesloten zijn, want haar stem klonk helder door den stillen avond. „Ik deed het allemaal voor jou, Arthur." „Mijn knap lief meiske „Dank zij jou, je vrienden en de opbrengst van het concert zijn wij in staat, ons huisje te meubi- leeren." „Oh, Arthur „Mijn eigen Petunia Weer naderden hun lippen elkaar. „Wel voor den drommel...." begon Richard. „StilStil 1" verzocht de hulp-prediker. Beiden begaven zich toen over de verlaten vel den naar Laag-Martindale. Het concert was afge- loopen en de toehoorders verzamelden zich in de groote hall van de pa rochie. De kleine hulp prediker bewoog zich, een en al glimlach, tusschen zijn bewonderaarsters. Richard keek wat be drukt. Allebei wachtten zij op Petunia. Als de hulp prediker kans zag haar naar huis te brengen, zou dit gebeuren over Richard's lijk. Indien Richard haar vergezelde zou Mr. Gazely den ge- heelen weg achter hen blijven. Doch Petunia kwam niet. De huisbewaarder begon reeds de lichten ui.t te doen. „Ik wensch u goeden avond," zei Mr. Gazely. /V ingimg nan hel OuthHunnen-huis Ie (ioutla. Martindale. Pennycook en Applegarth hielden tegen het einde van de eerste maand reeds met hun lessen op. Applegarth trouwde uit dépot met zijn huishoudster en Pennycook wijdde zich geheel aan de belangen van zijn cliënten. De avond van het concert naderde en Richard zou zingen „Het huwelijk van den landman". Hij vond het een toepasselijk lied en al dien tijd, dat hij zong, zou hij naar Petunia kijken. Mr. Gazely had zijn keus bepaald op „Kom in mijn tuin, Marie." „Ik hen vaak in den tuin," bedacht de kleine hulp-prediker. Als ik niet goed zing, zal Petunia dit aan emotie toeschrijven, stelde hij zichzelf ge rust. Voor de veertigste maal streek hij over zijn glad, blond haar. De jonge Richard voelde zich bijzonder opge wekt. Hij had hard gewerkt en mr. Trevaldwyn was erg tevreden. De organist opende het concert met een solo op de piano. Het geheel ging wel een weinig boven de muzikale ontwikkeling van het gehoor, doch zij vonden het daarom juist mooi en verzochten her haaldelijk om toegift. Petunia was verschenen in een blauw zijden japon, die haar heel goed stond. De derde op het programma was Mr. Gazely. Zijn haar was tenslotte tot rede gebracht, doch hij huiverde van koude. Wellicht kreeg hij een aanval van influenza 1 Hij was vol goeden moed en popelde om „Marie in den tuin te inviteeren 1" De kleine man bracht het er beter af, dan Richard verwacht had. Hulp-predikers waren altijd popu lair en mr. Trevaldwyn en de piano hielpen hem handig over de moei lijke plaatsen. Toch vond Richard, dat dit geen reden voor miss Vale was om zoo hartelijk in haar handen te klappen. Richard was de zeven de. Hij stond tamelijk nonchalant op 't podium, één wit gehandschoende hand in den zak van zijn onberispelijke smoking. Applaus. Hij glimlachte en boog naar Petunia. Zij had nog niet geapplaudi sseerd maar gaf hem een allerliefsten knik ter aan moediging. Richard schraapte zijn keel en stapte naar vo ren. Hij zong met rustige, beheerschte stem. Geen oogenblik aarzeling over de toegift. Het was het laatste vers van „Het hu welijk van den landman".

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 13