No. 27
VRIJDAG 19 SEPTEMBER 1930
535
van merken," waarschuwde lady Drummond ang
stig en lachend keek haar man haar aan.
„Ik ben niet van gisteren, vrouwtje," zei hij.
De jonge viscount kwam met een bleek, ernstig
gezicht uit de bibliotheek. Gedurende meer dan
een uur had hij daar gezeten met zijn vader en
den advocaat van de familie. Marcia, die zenuw
achtig en rusteloos geworden was door 't besef van
naderend onheil, liep op en neer in de gang. Nu
kwam ze vlug naderbij, ze had iets elegants in
haar bewegingen, dat
een van haar grootste
aantrekkelijkheden uit
maakte.
„Ennisvale! Wat is
er Is er iets niet in
orde
De jongeman glim
lachte even om haar
onstuimigheid. Broe
der en zuster, die zoo
weinig met elkaar in
leeftijd verschilden,
zoo aan elkaar gehecht
waren, stonden vlak
onder 't schijnsel van
de lamp. Zijn blauwe
oogen keken in haar
donkere en hij pro
beerde 't treurige uit
zijn gezicht weg te
lachen.
Hij was blond zij
donker met prachtig
als zijde glanzend
haar. Ze hadden de
zelfde fijne gelaats
trekken, de korte bo
venlip, den gevoeligen
mond. Zij leek ouder
dan hij, hoewel ze in
werkelijkheid een jaar
jonger was. In den
zomer was hij meerder
jarig geworden en dit
feest was met grooten
luister gevierd. Nu
was dit een maand
geleden, 't Was herfst
geworden en de rechtskundige adviseur was met
een stapel papieren gekomen, want sommige
documenten moesten door den toekomstigen
erfgenaam mede onderteekend worden.
Nu aan 't einde van 't langdurig onderhoud
stond hij met een bezorgd gezicht voor zijn zuster.
„Ga mee naar mijn kamer, Ennisvale. Daar kun
je me op je gemak alles vertellen."
Hij volgde haar naar haar heiligdom een
groot, laag vertrekvreemd maar smaakvol in
aankleeding. De hitte van een houtvuurtje ver
spreidde een aangename warmte. Ze duwde hem
op een gemakkelijken, lagen stoel en bleef, zenuw
achtig, vlak naast hem staan.
„Ik geloof, dat alles verkeerd loopt," begon hij,
„alleen doordat ik op verschillende documenten
mijn handteekening gezet heb, zijn we voor 't
oogenblik voor den ondergang bewaard 1"
„Welke documenten
„Waarin ik er in toestem, dat ons huisin Londen
verkocht wordt. Met dat geld kunnen we juist de
crisis doorstaan. Maar op dit landgoed, Marcia,
rust ook een zware hypotheek en vader wil zich
nergens in bekrimpen. Ik heb zelf ook niet veel
verstand van zaken maar ik begrijp er genoeg
van om te weten, dat 't er voor mij leelijk zal gaan
uitzien."
„Wat bedoel je, Ennisvale?"
Marcia beefde als een riet. Ze was nog te jong
en te onervaren om de mogelijkheden van den
toestand te overzien. Ze meende, dat een ongekend
gevaar haar broer bedreigde.
„Ik bedoel, dat als de zaken zoo doorgaan
en voor zoover ik 't kan bekijken, geloof ik niet,
dat er verandering komt en wanneer ik mijn
eigendom krijg, dat alles dan zoo zwaar mogelijk
belast zal zijn dat beteekent, dat 't inkomen al
weg is voor 't mij in handen komt, en ik zal geen
macht hebben nog iets te herstellen, de schilderijen
verkocht
„De schilderijen! Oh nee, nee 1"
„Die zijn nou aan de beurt let op mijn woorden!"
voorspelde de jongeman somber. „Ik bedoel die
verzameling in ons huis te Londen. Ik heb vandaag
een papier geteekend, waarin ik vader toestemming
geef om te verkoopen. Je kunt wel zeggen, dat ik
gek geweest ben, maar ik moest vader toch helpen
en ik vind 't zoo oneervol als schulden niet on
middellijk betaald worden. Dat 't huis in Londen
voor een goeden prijs weggaat, Marcia, is zoo erg
niet. We gaven er toch niet veel om, jij en ik. Maar
als weer de nood aan den man komt, zijn 't de
schilderijen. Als ik in mijn bezittingen kom, ben
ik een adellijke bedelaar, met niets dan schulden
als wapen."
Ennisvale's stem was onuitsprekelijk bitter
geworden.
Marcia merkte 't op en weer klonk haar „Oh
nee, nee!"
„Ik denk, dat ik zal emigreeren", sprak de jonge
man langzaam. „Ik blijf nog een jaar in Oxford
om mijn graad te halen. Dat kan me altijd nog
van dienst zijn. En we zullen in dien tijd kijken,
hoe 't gaat. Maar als er geen verandering komt,
ga ik naar Amerika of Australië om te zien of
daar een plaatsje voor me is. Een arme edelman
heeft in Engeland uitgediend."
Marcia zei eerst niets, toen vroeg ze plotseling
„Kun je geen rijke vrouw trouwen, Ennisvale?
Een paar van onze voorvaderen hebben dat ook
gedaan."
„Ja, wanneer ze op hun beurt ook iets aan. te
bieden hadden. Maar nu nee, Marcia. Dat kan
ik niet en dat wil ik ook niet. Je moet 't me werke
lijk niet vragen. Ik weet, dat jij 't in mijnfplaats
ook niet doen zou."
Ze antwoordde niet. Ze stond stil, diep in gepeins
vlak voor 't vuur. De gedachten verdrongen zich
in haar brein, maar uit dien chaos van gedachten
kwam eindelijk een vast, onwrikbaar besluit.
,,'t Is wel meer gebeurd, dat zusters hun broers
hielpen," was 't slot van haar overpeinzingen
„ik zal Ennisvale redden."
HOOFDSTUK III
DE MOEDER VAN MARCIA
I" aat Marcia maar aan mij over," sprak lady
St. Barbe rustig.
De graaf hief een zorgelijk gezicht op en keek
haar onderzoekend aan.
„Laat Marcia maar gerust aan mij over," her
haalde ze, „ik ken haar beter dan jij."
„Ik heb nooit beweerd, dat ik haar ken," ant
woordde lord St. Barbe. „Maar ik meen toch wel
te weten, dat Marcia niet 't soort meisje is, dat
zich laat dwingen."
,,'t Is ook niet mijn bedoeling om haar te dwin
gen."
Hij haalde ongeduldig de schouders op. 't Was
een gewoonte, die zijn kinderen met hem gemeen
hadden en die nog duidde op 't vurige, Fransche
temperament.
„Je kunt 't noemen, zooals je wilt. In Frankrijk
worden deze zoogenaamde verstandshuwelijken
nog eiken dag gesloten, meisjes onderwerpen
zich zonder eenig pro
test en zelfs met ge
noegen soms, daar ze
volkomen vertrouwen
hebben in ouders of
voogden. Maar welk
Engelsch meisje zal
genoegen nemen met
een echtgenoot, dien
men voor haar geko
zen heeft en zelfs hem
accepteeren zonder
hem gezien te hebben
Ik heb nog nooit in
mijn leven zoo gek
opgekeken, als toen
Sir Robert het voor
stelde als een verlos
sing uit onze moeilijke
omstandigheden. Hij
gaf zich zelfs niet eens
de moeite om den jon
gen man mee te bren
gen en aan ons voor
te stellen. Ik ben bang
voor de gevolgtrek
king, die daaruit te
maken valt, namelijk,
dat hij niet is om in
gezelschap te brengen"
Lady St. Barbe luis
terde niet heel aan
dachtig. Ze had de ge
woonte, niet op den
woordenvloed van
haar man te letten en
zelf kalm haar eigen
gang te gaan. Ze had
een rustige natuur en
was zeer evenwichtig. Ze was knap, maar haar
gezicht had niets liefs over zich. Ze werd meer
gehoorzaamd dan bemindmaar zij, die haar
goed kenden, achtten haar hoog. Ze had gedaan,
wat een vrouw doen kon, om den ondergang
van haar eigen leven te ontwijken en zooveel
mogelijk voor haar kinderen te redden. Temidden
van bittere zorgen en groote vernederingen had
ze de wereld nog een lachend gezicht getoond.
Ze was 'n onbaatzuchtige echtgenoote, 'n bezorgde,
voorzichtige moeder. Man en kinderen waren
haar veel verschuldigd en haar omgeving wist dat.
„Sir Robert Drummond is eeb eigenaardig
mensch," begon lord St. Barbe na een korte pauze,
„maar hij is in deze zaak buitengewoon edelmoedig.
Hij heeft er zijn hart op gezet, dat blijkt duidelijk.
Waarom weet ik niet, want er zijn knappe meisjes
genoeg te krijgen. Maar hij wilde Marcia en niemand
anders en hij heeft de hypotheek van onze Londen-
sche bezitting in handen en wil die Marcia op haar
trouwdag cadeau doen, buiten alle andere bepa
lingen, die allemaal voor ons even voordeelig zijn.
De man moet schatrijk zijn. Hij is pas drie jaar lid
van 't Parlement, maar hij heeft er al veel invloed.
Men luistert graag naar hem. Hij houdt niet van
onnoodige praatjes. Natuurlijk is hij een man uit
't volkhij beweert trouwens nooit iets anders te
zijn. Maar als ik zeker was, dat zijn zoon op hem
leek, zou ik hem graag ontvangen."
„Zijn zoon moet meer heer zijn. De vader van
Lady Drummond was een lord St. Clares."
„Ik weet 't, dat is tenminste een troost dèt
en de vele voordeelen, die we plukken. Maar 't is
vreemd, dat hij zoo achteraf gehouden is. Voor
zoover ik weet, heb ik hem nooit gezien. Zijn
vader zegt, dat Londen hem weinig trekt. Ik geloof
dat hij de eigenlijke eigenaar is van de mijnen.
Zijn vader heeft de hand in andere ondernemingen.
De mijnen met al de verdiensten zijn voor
den zoon. Ik denk, dat hij vreeselijk onhandig is.
(Wordt voortgezet)
De Voorhaven te Dordrecht.